In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een bedrijf gevestigd in Krimpen aan den IJssel, tegen een boete van € 472.000 die was opgelegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De boete was opgelegd omdat eiseres 59 Kroatische werknemers had laten werken zonder geldige tewerkstellingsvergunning. Eiseres stelde dat er sprake was van grensoverschrijdende dienstverrichting, waarvoor geen vergunning vereist is. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de criteria uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, met name de arresten Vicoplus en Martin Meat. De rechtbank concludeerde dat de verplaatsing van de werknemers naar Nederland het doel op zich was van de dienstverrichting, en dat er dus sprake was van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten, waarvoor wel een vergunning vereist was. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht de boete had opgelegd, maar matigde deze op basis van de Beleidsregel 2016, waardoor de uiteindelijke boete werd vastgesteld op € 354.000. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Minister tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.