Uitspraak
OVERWEGINGEN
- vermeende - vordering opnieuw naar voren gebracht.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 juli 2015, wordt de zorgplicht van de Minister van Defensie ten aanzien van een appellant met posttraumatische stressstoornis (PTSS) na uitzending naar voormalig Joegoslavië besproken. De appellant, die van 1994 tot 2000 als dienstplichtige en beroepsmilitair heeft gediend, heeft de minister aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit zijn PTSS, die hij heeft opgelopen tijdens en na zijn uitzendingen. De minister heeft in eerdere besluiten gesteld dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, maar de Raad oordeelt dat de minister niet voldoende heeft aangetoond dat hij deze zorgplicht daadwerkelijk is nagekomen.
De Raad wijst erop dat de minister niet heeft aangetoond dat hij de appellant de nodige zorg heeft geboden, zowel tijdens de uitzending als na terugkeer. De minister heeft ter zitting aangegeven dat er mogelijk relevante medische gegevens ontbreken, omdat deze zonder toestemming van de appellant niet zijn verstrekt. De Raad concludeert dat zonder deze gegevens geen verdergaand onderzoek naar de zorg kan plaatsvinden. De minister heeft verzocht om een nadere termijn voor aanvullend onderzoek, maar de Raad heeft besloten dat de minister binnen 12 weken de gebreken in het besluit van 10 mei 2012 moet herstellen en zich moet uitlaten over de zorg die aan de appellant is geboden.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de minister om aan te tonen dat hij zijn zorgplicht is nagekomen en dat de appellant recht heeft op een zorgvuldige behandeling van zijn zaak. De Raad heeft het incidenteel hoger beroep van de minister buiten beschouwing gelaten, gezien het voorwaardelijke karakter ervan. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.