Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
poging tot doodslag.
enevenredige reactie zou zijn.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
De verdachte stelt nadrukkelijk geen alcoholprobleem te hebben, terwijl hij ten tijde van het tenlastegelegde feit onder invloed was van bier, whisky en rum. De wijkagent van Capelle aan den IJssel en de stadsmarinier hebben de reclassering meegedeeld dat zij hebben waargenomen dat de verdachte onder invloed van alcohol in de problemen komt.
ofklinische opname noodzakelijk is, is voorbehouden aan de rechter. In zijn arrest van 12 juli 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4315) heeft de Hoge Raad dit oordeel herhaald en bevestigd. In zijn arrest van 12 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5449) heeft de Hoge Raad het andermaal bevestigd, met dien verstande dat de rechter wel kan bepalen dat een bevolen opname op gezag van de reclassering wordt bekort. In dit arrest wordt tevens geoordeeld dat de rechtspraak over het oude artikel 14c Sr ook na de invoering van het nieuwe artikel geldig blijft.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
€ 1.130,00 (zegge: elfhonderd-en-dertig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.130,00(hoofdsom,
zegge: elfhonderd-en-dertig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;