ECLI:NL:HR:2011:BQ4315
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere voorwaarden bij verpleging in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de veroordeling van een verdachte tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland zou stellen. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.M. Lintz, advocaat te Rotterdam. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat ingevolge artikel 14c lid 2 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht de voorwaarde tot opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging slechts kan worden opgelegd voor een door de rechter te bepalen termijn. Dit betekent dat de beslissing over de noodzaak van opname en de duur daarvan voorbehouden is aan de rechter, en niet aan de Stichting Reclassering Nederland. De Hoge Raad oordeelt dat de door het hof opgelegde voorwaarde, die deze beslissing in handen legt van de reclassering, onverenigbaar is met de wet.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen. Dit arrest onderstreept het belang van de rechterlijke macht in het stellen van voorwaarden bij verpleging en de noodzaak van procedurele waarborgen voor de veroordeelde.