Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
2 april 2010 en het over die periode ten onrechte uitgekeerde bedrag van € 84.966,22 van eiseres teruggevorderd.
B. Epözdemir als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
€ 200.000,- op haar bankrekening heeft staan, is verweerder een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering van eiseres gestart en heeft hij informatie opgevraagd bij het Internationaal Bureau Fraude-informatie van Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat eiseres als eigenaresse staat geregistreerd van twee appartementen en dat er twee belastingaangiften zijn ingediend voor twee appartementen in de wijken [naam] en [naam] in [plaats] , waarvan de oplevering per 4 november 2004 ( [naam] ) en 25 mei 2015 ( [naam] ) heeft plaatsgevonden. Uit een buurtonderzoek is naar voren gekomen dat de bewoner van het appartement in [naam] heeft verklaard eiseres als eigenaresse van het appartement te kennen en al vijf jaar het appartement te huren voor TL 800,- per maand. Op 4 november 2015 heeft een beëdigd taxateur de waarde van de appartementen op € 85.000,- respectievelijk € 320.000,- bepaald. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de intrekking, herziening en terugvordering van de uitkering over de perioden van 4 november 2004 tot en met 2 april 2010 en 25 mei 2015 tot en met 31 december 2015 gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het vermogen van eiseres vanwege het appartement in [naam] per 4 november 2004 de vermogensgrens heeft overschreden. Hij heeft de herziening en terugvordering beperkt tot en met 2 april 2010 omdat de hoogte van de vordering op 2 april 2010 bijna gelijk is aan de waarde van het appartement in [naam] . De intrekking per 25 mei 2015 en de terugvordering over de periode van 25 mei 2015 tot en met 31 december 2015 is gebaseerd op de overschrijding van de vermogensgrens vanwege het appartement in [naam] .
Eiseres heeft erkend dat zij formeel eigenaar is geweest van de appartementen in [naam] en [naam] . Dat eiseres, naar zij stelt, niet over de waarde van de appartementen kon beschikken, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. In dit verband acht de rechtbank nog van belang dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij als enige bevoegd was de onroerende goederen te verkopen. Dat de ouders en schoonouders van eiseres volgens haar goede redenen hadden om de appartementen op naam van eiseres te zetten, maakt niet dat eiseres destijds niet over de waarde van de appartementen kon beschikken. Hetzelfde geldt voor de aangedragen stelling dat eiseres met de wijziging van de tenaamstelling geen geld voor de appartementen heeft gekregen. Aan de op 16 februari 2017 overgelegde verklaring van een dochter van eiseres dat eiseres de appartementen niet mocht verkopen en er geen geld is betaald bij de overdracht, kent de rechtbank dan ook geen waarde toe. Wat betreft de stukken die eiseres heeft overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat de appartementen op 6 januari 2016 zijn overgedragen aan de dochter van eiseres, stelt de rechtbank vast dat die stukken slechts het appartement in [naam] betreffen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met deze stukken de eigendomsoverdracht van het appartement in [naam] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
r.o. 4.8 van een uitspraak van de Raad van 29 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1161, waarin is geoordeeld dat de door de gemeente in het kader van de onroerendzaakbelasting in aanmerking genomen waarde niet kan worden gevolgd omdat deze waarden in Turkije bijna nergens de daadwerkelijke marktwaarde vertegenwoordigen en bewust lager worden gehouden om zo ook de te betalen belasting hierover te beperken.
€ 107.994,- de vermogensgrens per 25 mei 2015 dusdanig overschreden dat de intrekking van de uitkering per 25 mei 2015 en de terugvordering over de periode van 25 mei 2015 tot en met 31 december 2015 in stand dienen te blijven. Dit geldt evenzeer voor de, overigens niet nader onderbouwde, stelling dat een onjuiste wisselkoers zou zijn gehanteerd. Ook indien de door eiseres aangedragen wisselkoers zou worden gehanteerd, is dit niet van invloed op de intrekking en de terugvordering van de bijstandsuitkering zoals hier in geding.
Beslissing
mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2017.