ECLI:NL:CRVB:2016:5111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- G.M.G. Hink
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht met betrekking tot onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft appellante die bijstand ontving op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) en beschuldigd werd van het niet melden van een appartement in Turkije. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht ongegrond verklaard. Het college had de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door het appartement niet te melden.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante sinds 1987 een appartement in Turkije bezit, dat op 18 januari 2011 was getaxeerd op € 40.000,-. De Raad oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat zij geen economisch bezit had van het appartement, ondanks haar beweringen dat het appartement op haar naam was gesteld vanwege een echtscheiding en dat het voor haar kinderen was. De Raad benadrukte dat als onroerende zaken op naam van een betrokkene staan geregistreerd, er een veronderstelling is dat deze zaken tot het vermogen van die persoon behoren.
Appellante voerde aan dat de taxatie van het appartement onjuist was, maar de Raad oordeelde dat zij niet had aangetoond dat de taxatie onzorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Stehouwer als voorzitter en G.M.G. Hink en J.L. Boxum als leden.