ECLI:NL:RBROT:2017:10318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
10/960262-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan terroristische organisatie en criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelneming aan de terroristische organisatie Partiya Karkerên Kurdistan (PKK) en aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte lid was van de PKK of dat zij betrokken was bij de activiteiten van deze organisatie. De rechtbank oordeelde dat het enkele aanwezig zijn bij een bijeenkomst van de PKK niet voldoende was om te spreken van deelneming aan de organisatie of het werven voor de gewapende strijd. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder het deelnemen aan een verboden organisatie en het werven voor de gewapende strijd. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel of van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen gelast te bewaren ten behoeve van de rechthebbende, nu de verdachte integraal werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960262-12
Datum uitspraak: 22 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsman mr. D. Gürses, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7, 8, 9, 15 en 16 november en 22 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt samengevat verweten dat zij zich - samen met één of meer anderen dan wel alleen - in de periode van 1 november 2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland en/of elders in Nederland en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk en/of Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/ of Turkije en/of elders in de wereld, kort gezegd heeft schuldig gemaakt aan:
  • het deelnemen aan de organisatie Partiya Karkerên Kurdistan (hierna ook: PKK) die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (feit 1 primair);
  • het deelnemen aan de criminele organisatie PKK (feit 1 subsidiair);
  • het deelnemen aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie PKK (feit 2);
  • het werven voor de gewapende strijd van de PKK (feit 3 primair);
  • het (trachten te) verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen en/of bijbrengen van kennis en/of vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf (feit 3 subsidiair).

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. A.C. Kramer en mr. Th.W. d’Anjou hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Inleiding onderzoek Psylocke

Begin november 2012 ontvangt de Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding een aantal ambtsberichten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Daarin wordt gemeld dat de terroristische organisatie PKK in Nederland actief is. De PKK zou in Nederland bijeenkomsten organiseren met als doel jongeren, ook minderjarigen, te werven voor activiteiten, hen op te leiden en aan de organisatie te binden. In de ambtsberichten wordt een aantal personen die actief zijn voor de PKK bij naam genoemd.
Op 21 november 2012 wordt naar aanleiding hiervan het opsporingsonderzoek “Psylocke” gestart.
Een paar dagen later blijkt dat op korte termijn in een groepsaccommodatie in het dorp [plaats delict] een bijeenkomst zal plaatsvinden met ongeveer 50 personen.
Vanaf 30 november 2012 wordt vertrouwelijke communicatie opgenomen in twee van de groepsruimten van de accommodatie. Die geluidsopnamen (hierna ook aangeduid als: OVC) worden direct uitgeluisterd. Naar aanleiding van de informatie uit die opnamen wordt besloten om in de vroege ochtend van maandag 3 december 2012 alle bij de bijeenkomst aanwezige personen aan te houden.
Die ochtend is de groepsaccommodatie doorzocht en zijn in totaal 55 personen aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij terroristische misdrijven. Onder hen zijn degenen die in de ambtsberichten zijn genoemd. De aangehouden personen zijn van Koerdische afkomst (veelal uit Turkije, Syrië en Iran) en komen uit België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Alle verdachten worden gehoord.
Negen verdachten zijn op 4 december 2012 voorgeleid aan de rechter-commissaris en in voorlopige hechtenis gesteld. Uiteindelijk is besloten om tegen vier van hen - [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 3] - (verdere) vervolging in te stellen. Ten aanzien van de andere vijf verdachten wordt in oktober 2013 besloten tot sepot.
Op 6 december 2012 zijn de overige 46 personen in vrijheid gesteld.

5.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De verdediging heeft de rechtbank verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging wegens schending van het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur, wegens schending van de verdedigingsrechten vanwege het tijdsverloop en wegens het ontbreken van rechtsmacht ten aanzien van feit 1.
5.1.
Gelijkheidsbeginsel
Standpunt verdediging
De beslissing om de zaak tegen de verdachte niet te seponeren, is in strijd met het gelijkheidsbeginsel aangezien de verdachte zich niet onderscheidt van de personen van wie de zaken wel zijn geseponeerd. Dit onderscheid kan in ieder geval niet gevonden worden in AIVD- of IPOL-informatie, aangezien over andere personen die aanwezig waren bij de bijeenkomst te [plaats delict] en die niet (verder) zijn vervolgd ook AIVD-informatie dan wel IPOL-informatie was binnengekomen en bovendien bij drie van die andere personen ook vermeend belastende zaken zijn aangetroffen.
Beoordeling
De beslissing om al dan niet tot vervolging van een strafbaar feit over te gaan, is neergelegd bij het openbaar ministerie aan wie daarbij op grond van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering een ruime discretionaire bevoegdheid toekomt. Het in bedoeld artikel verankerde opportuniteitsbeginsel impliceert een belangenafweging tussen enerzijds het algemeen belang dat met de vervolging kan zijn gediend en anderzijds het individuele belang van de verdachte om buiten het strafrechtelijke systeem te blijven. Het instellen of voortzetten van een vervolging in strijd met, onder andere, de beginselen van een goede procesorde - in dit geval het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur - kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het openbaar ministerie in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing in de zaak van verdachte heeft kunnen komen. De rechtbank beantwoordt die vraag in het onderhavige geval bevestigend. Dat het openbaar ministerie bij de vervolgingsbeslissing gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld is niet aannemelijk geworden.
Het feit dat andere aangehouden verdachten in het onderzoek Psylocke niet (verder) zijn vervolgd, staat op zichzelf niet aan vervolging van de verdachte in de weg. Het openbaar ministerie heeft, op basis van de waardering van de op dat moment bekende informatie, de afweging gemaakt welke van de aangehouden verdachten (verder) vervolgd zouden worden. Deze informatie betrof ambtsberichten van de AIVD ten aanzien van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] en informatie van de Duitse opsporingsautoriteiten ten aanzien van de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] . Daarnaast heeft de verdachte, volgens het openbaar ministerie, als spreekster tijdens de bijeenkomst gesproken en is tijdens de doorzoeking bij haar een uitgave van het blad Serxwebûn, het tijdschrift van de PKK, aangetroffen. Het openbaar ministerie heeft in redelijkheid tot deze afweging kunnen komen. Gelet hierop is er geen sprake van rechtens en feitelijk gelijke gevallen waardoor ook in de zaak van de verdachte had moeten worden afgezien van (verdere) vervolging.
5.2.
Overschrijding redelijke termijn
Standpunt verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat sprake is van een uitzonderlijk forse overschrijding van de redelijke termijn die aan het openbaar ministerie en de rechter-commissaris is te wijten. Als gevolg daarvan heeft de verdediging een groot aantal toegewezen getuigen niet kunnen horen. Daardoor is de verdediging niet effectief in de gelegenheid geweest om de verklaringen van deze getuigen op hun betrouwbaarheid te toetsen door middel van het uitoefenen van het ondervragingsrecht. Dit levert een schending op van de beginselen van een goede procesorde zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
Beoordeling
Het in artikel 6 van het EVRM neergelegde recht op berechting binnen een redelijke termijn strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. In het onderzoek Psylocke is onvoldoende van dergelijke bijzondere omstandigheden gebleken, zodat twee jaar een redelijke termijn voor de berechting is.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat de verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte op 3 december 2012 kan als een zodanig moment worden aangemerkt, zodat de redelijke termijn op deze datum is aangevangen.
Tussen 3 december 2012 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vijf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is sprake van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met een periode van drie jaar.
De Hoge Raad heeft in het richtinggevende arrest van 17 juni 2008 [1] , geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen aanleiding af te wijken van de lijn van de Hoge Raad. Hoewel de rechtbank de (organisatorische) oorzaken van de vertraging aan de zijde van het openbaar ministerie en de rechtbank betreurt, is van een doelbewuste en grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte door het openbaar ministerie, die ertoe zou moeten leiden dat het openbaar ministerie zijn recht op vervolging heeft verspeeld, niet aannemelijk geworden. De overschrijding van de redelijke termijn kan eventueel in de strafmaat worden gecompenseerd.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat zij door de termijnoverschrijding een aantal getuigen niet meer heeft kunnen horen. Een aantal getuigen is onvindbaar gebleken, zodat een directe relatie met de termijnoverschrijding ontbreekt.
5.3.
Rechtsmacht
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat rechtsmacht ontbreekt ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De daarin genoemde organisatie richt zich immers niet op het in Nederland verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie, terwijl door de verdachte in Nederland geen misdrijven zijn gepleegd waarop het oogmerk van de organisatie ziet. Ook overigens is er te weinig relatie met de Nederlandse rechtssfeer, terwijl de tenlastegelegde feiten zijn strafbaar gesteld in de titel misdrijven tegen de openbare orde, waarmee primair de Nederlandse openbare orde wordt bedoeld. De verdediging wijst ter onderbouwing van haar standpunt op het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2001 (LJN AD4292) en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 april 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:1082).
Beoordeling
Ingevolge artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Bij deelneming aan een misdrijf geldt daarbij als uitgangspunt dat elke deelnemingsvorm een strafbaar feit oplevert en derhalve een eigen plaats heeft, onafhankelijk van de plaats waar het grondfeit wordt gepleegd. Bepalend voor die eigen plaats is de vraag waar de medepleger zijn bijdrage heeft geleverd. Daarbij moet worden opgemerkt dat soms meerdere plaatsen kunnen worden aangewezen als plaats waar het strafbare feit is begaan. Zo kan bij medeplegen als plaats waar het strafbare feit is begaan niet enkel worden aangemerkt die waar de medepleger zijn bijdrage feitelijk heeft geleverd, maar tevens de plaats waar de pleger één of meer bestanddelen van het delict heeft vervuld.
Uit het door de verdediging genoemde arrest van de Hoge Raad van 18 december 2001 kan niet worden afgeleid dat het voor rechtsmacht op grond van artikel 2 Sr onvoldoende is dat de feitelijke deelnemingshandelingen in Nederland hebben plaatsgevonden, maar dat ook het oogmerk van de organisatie waaraan zou zijn deelgenomen gericht moet zijn op het in Nederland plegen van strafbare feiten. In de door de Hoge Raad in dat arrest geschetste hypothetische situatie, waren er geen feitelijke handelingen in Nederland verricht. Evenmin kan het standpunt van de verdediging volgen uit het genoemde arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 april 2015, waarin een strafrechtelijke bepaling (artikel 205 Sr) wordt uitgelegd. De vraag naar het bestaan van rechtsmacht is van geheel andere strekking. De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat de tenlastegelegde feiten de Nederlandse rechtssfeer niet raken. De verdachte wordt ervan verdacht dat hij in Nederland handelingen heeft verricht waardoor hij heeft deelgenomen aan een terroristische/criminele/verboden organisatie. Dat raakt de Nederlandse rechtssfeer en de Nederlandse openbare orde, ook als het oogmerk van de organisatie niet gericht is op het in Nederland plegen van strafbare feiten.
De verdachte wordt ervan verdacht dat zij in Nederland aan een terroristische dan wel criminele organisatie heeft deelgenomen en een verboden organisatie heeft voortgezet, door in [plaats delict] een bijeenkomst te organiseren, althans daar een belangrijke rol te vervullen. De aan de verdachte verweten feitelijke gedragingen hebben plaatsgevonden in Nederland. Dat maakt dat de strafbare feiten waarvan de verdachte wordt verdacht in Nederland hebben plaatsgevonden. Er is dus rechtsmacht op grond van artikel 2 Sr.
5.4.
Slotsom
Het tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie strekkende verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Ten aanzien van feit 1 (primair en subsidiair)
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officieren van justitie hebben daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Van 30 november 2012 tot de inval op 3 december 2012 werd in groepsaccommodatie “ [naam] ” te [plaats delict] een bijeenkomst gehouden. De bijeenkomst betrof een Congres van de Komalen Ciwan Europa. De Komalen Ciwan Europa is de Europese tak van Komalen Ciwan, de jeugdorganisatie van de PKK (een verboden terroristische organisatie). Tijdens die bijeenkomst werd verantwoording afgelegd aan de leiding over activiteiten die de verschillende afdelingen van de jeugdorganisatie hebben ontplooid en er zouden jongeren zijn geworven voor de gewapende strijd van de PKK. De verdachte zou gezien de rol die zij heeft vervuld tijdens de bijeenkomst hebben deelgenomen aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr) dan wel aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr). Het openbaar ministerie acht daartoe het volgende redengevend.
De verdachte was op 3 december 2012 aanwezig in de groepsaccommodatie te [plaats delict] . Het bewijs dat de verdachte de haar verweten feiten heeft gepleegd berust voor een groot deel op de herkenning van de stem van de verdachte op de OVC door twee tolken die de OVC hebben uitgewerkt. Deze herkenning is voldoende betrouwbaar, omdat de tolken ruime ervaring hebben in het luisteren naar sprekende stemmen en zij urenlang naar de stemmen hebben geluisterd.
De verdachte had blijkens de OVC-gesprekken een - onmisbare - regelende en leidinggevende functie tijdens de bijeenkomst te [plaats delict] , omdat zij verschillende onderwerpen en onderdelen van de bijeenkomst heeft aangekondigd. Verder is bij de verdachte een uitgave van het blad Serxwebûn, het tijdschrift van de PKK, aangetroffen.
Beoordeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte (opzettelijk) heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie.
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat er voor deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie twee vereisten gelden:
een verdachte dient lid te zijn van of te behoren tot het gestructureerde samenwerkingsverband;
een verdachte dient een aandeel te hebben in gedragingen, dan wel gedragingen te ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie [2] .
Een verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, voorwaardelijk opzet is hierbij niet voldoende. Niet is vereist dat een verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Ook is niet nodig dat een verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie.
Voor wat betreft het eerste vereiste oordeelt de rechtbank dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te concluderen dat de verdachte lid is geweest van of heeft behoord tot de PKK. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van de stemherkenning
In het algemeen geldt dat het vergelijken van stemmen moeilijker is wanneer de bronnen van die stemmen verschillen, doordat andere opnameapparatuur is gebruikt of de situaties waaronder de opnames zijn gemaakt niet identiek zijn. Voorts dient van stemherkenning door tolken behoedzaam gebruik te worden gemaakt omdat tolken niet per definitie specifiek deskundig zijn in het herkennen van stemmen en de wijze waarop zij tot hun herkenning komen niet met waarborgen is omkleed.
Bij de bijeenkomst in [plaats delict] waren in ieder geval 55 personen aanwezig. Van de stemmen die op de OVC hoorbaar zijn, is geen spreker identificatie geweest door iemand die bij de bijeenkomst in [plaats delict] was. De tolken die de OVC hebben vertaald, hebben op basis van informatie uit de OVC namen gekoppeld aan specifieke stemmen.
Uit het proces-verbaal van stemherkenning blijkt dat twee tolken Koerdisch/Turks de stem van een op de OVC te horen vrouw met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hebben herkend als de stem van de verdachte. De stem van deze vrouw hebben zij vergeleken met een passage uit een opgenomen verhoor van de verdachte. Uit de processen-verbaal van stemherkenning blijkt niet waarop de tolken hun conclusie baseren.
Door het NFI is een vergelijkend spraakonderzoek gedaan. Daarbij zijn drie OVC fragmenten die zijn toegeschreven aan de verdachte, vergeleken met het door de tolken beluisterde fragment uit het verhoor van de verdachte. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het spraakonderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer het onderzoeksmateriaal door de verdachte is geproduceerd, dan wanneer de stem op de OVC van een andere vrouwelijke spreker is met dezelfde taalachtergrond. Hierbij merkt de rechtbank op dat op de door het NFI gehanteerde vijfpuntschaal [3] , “iets waarschijnlijker” de op één na zwakste kwalificatie is.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, dient behoedzaam met de stemherkenning door de tolken te worden omgegaan. De rechtbank plaatst daarbij nog de volgende kanttekeningen. De stemmen die door de tolken en door het NFI zijn vergeleken zijn niet met dezelfde apparatuur opgenomen. Ook de omstandigheden waaronder de stemmen zijn opgenomen, zijn niet identiek. Uit het dossier blijkt niet of de tolken bij het uitluisteren van de OVC bij een vermeende herkenning het nieuwe fragment telkens hebben vergeleken met eerder aan dezelfde persoon toegeschreven passages uit de OVC. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat de verschillende fragmenten die aan één spreker zijn toegeschreven, aan verschillende sprekers toegeschreven door verschillende personen geproduceerd zijn. Ook blijkt uit het proces-verbaal niet of de drie fragmenten uit de OVC zijn vergeleken met de verhoren van de andere (vrouwelijke) personen die bij de bijeenkomst zijn aangehouden. Hierdoor blijft de mogelijkheid bestaan dat de stem van een andere aanwezige meer lijkt op de stem op de OVC die aan de verdachte is toegeschreven. De rechtbank kent, gezien het vorengaande, een zeer beperkte waarde toe aan de stemherkenning door de tolken en neemt niet zondermeer aan dat de verdachte de spreekster is die met “ [naam verdachte] ” is aangeduid.
Ten aanzien van het PKK-tijdschrift
De verdachte heeft in alle politieverhoren ontkend dat het aangetroffen PKK tijdschrift van haar is. Volgens de verdachte werden alle aangetroffen spullen op één hoop gegooid. Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken van feiten en of omstandigheden waaruit volgt dat het aangetroffen tijdschrift van de verdachte was. Ook indien dit wel het geval was geweest, dan kan uit het enkele bezit van een PKK-tijdschrift alleen worden afgeleid dat de verdachte mogelijk sympathiseert met (het gedachtengoed van) de PKK. Het louter sympathiseren met een organisatie is onvoldoende om iemand als deelnemer van die organisatie aan te merken [4] .
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat slechts kan worden vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2012 aanwezig was bij de bijeenkomst te [plaats delict] . Uit het enkel bijwonen van deze bijeenkomst - ook al zou het een bijeenkomst van de PKK betreffen - kan niet worden afgeleid dat de verdachte lid was van de PKK. Ook is die aanwezigheid onvoldoende om te concluderen dat zij een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het binnen de PKK bestaande oogmerk. Niet kan worden vastgesteld dat zij aan die organisatie heeft “deelgenomen” in de hiervoor bedoelde betekenis. [5] Dit maakt dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr) dan wel deelneming aan een criminele organisatie (art 140 Sr). De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
6.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Van voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie kan alleen sprake zijn wanneer is deelgenomen aan de verboden organisatie. Nu niet is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan de PKK kan evenmin worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van die organisatie, nadat deze verboden was. De rechtbank zal de verdachte eveneens vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
6.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 (primair en subsidiair)
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officieren van justitie hebben daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De bijeenkomst in [plaats delict] had onder andere tot doel personen te werven voor de gewapende strijd van de PKK. De daar aanwezige deelnemers zijn opgeroepen om deel te nemen aan de gewapende strijd, er is informatie gedeeld over de diverse afdelingen en onderdelen van de PKK en er is gelegenheid geweest tot individueel (informeel) overleg. Verder heeft het werven feitelijk bestaan uit het luisteren naar en ten gehore brengen van liederen die de gewapende strijd als onderwerp hebben en is er propaganda/informatiemateriaal over de PKK verspreid dan wel voorhanden geweest.
Indien de rechtbank het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen acht, heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officieren van justitie hebben daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De bijeenkomst in [plaats delict] had tot doel het “opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen” (trachten) te verschaffen, dan wel anderen kennis of vaardigheden bij te brengen ten aanzien van deelname aan de PKK. Als betrokkene bij de organisatie van de bijeenkomst heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan in ieder geval het de aanwezigen gelegenheid verschaffen om zich aan te sluiten bij de strijd, inlichtingen te geven over hoe zij zich daarbij aan kunnen sluiten en hen in kennis te stellen van de mogelijkheden daartoe.
Beoordeling
Uit hetgeen hiervoor onder 6.1. is overwogen, volgt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een rol heeft gehad in de organisatie van de bijeenkomst te [plaats delict] . Het enkele aanwezig zijn bij de bijeenkomst is onvoldoende om het (medeplegen van) “werven voor de gewapende strijd” dan wel anderen “trainen voor terrorisme” aan te nemen. Uit het dossier blijkt verder niet dat de verdachte iets heeft gedaan dat kan worden aangemerkt als “werven” in de zin van artikel 205 lid 3 Sr dan wel het trainen van anderen voor terrorisme in de zin van artikel 134a Sr.
Conclusie
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan eveneens zal worden vrijgesproken.

7.Subsidiaire verzoeken

Aangezien de rechtbank de verdachte integraal zal vrijspreken, behoeft de rechtbank niet te beslissen op de door de verdediging gedane subsidiaire verzoeken.

8.In beslag genomen voorwerpen

De voorwerpen op de ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ vermeld onder 1 tot en met 15 zijn bij het onderzoek naar de strafbare feiten waarvan de verdachte werd verdacht, aangetroffen en inbeslaggenomen. Aangezien de verdachte integraal wordt vrijgesproken, zal ten aanzien van deze in beslag genomen voorwerpen de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu op dit moment geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair en subsidiair), 2 en 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de ‘Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de nog niet teruggegeven voorwerpen vermeld onder 1 tot en met 15;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en K.T. van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A.N. Maat en S.J.M. Kokken, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland en/of
elders in Nederland, en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk en/of
Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/of Turkije en/of elders in de wereld
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie (De Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL), die tot oogmerk had het plegen van
terroristische misdrijven (zoals bedoeld in artikel 83 van het WvSr),
te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch
oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 juncto 176a van het Wetboek van
Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken en/of stranden en/of
verongelukken en/of vernielen en/of onbruikbaar maken en/of beschadigen van
een vaartuig en/of voertuig en/of luchtvaartuig, terwijl daarvan levensgevaar
voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft,
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 168
juncto 176a van het Wetboek van Strafrecht) dan wel de samenspanning daartoe
en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het opzettelijk vernielen en/of beschadigen van enig gebouw en/of getimmerte
en/of voor het publiek toegankelijke plaats, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit
iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
(zoals bedoeld in artikel 170 juncto 176a van het Wetboek van Strafrecht) dan
wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan
en/of de poging daartoe en/of
- doodslag (te) plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning
daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe
en/of
- moord (zoals bedoeld in artikel 289 van het WvSR), (te) begaan met een
terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a WvSr), dan wel de
samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- zware mishandeling (de dood ten gevolge hebbende), (te) begaan met een
terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 302 juncto 304a van het
Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding
en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- zware mishandeling met voorbedachte raad (de dood ten gevolge hebbende),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 303 juncto
304a van het Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer wapens en/of van
munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 en
31 lid 1 van de Wet wapens en munitie), begaan met een terroristisch oogmerk
en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of
gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 5 van de Wet wapens en
munitie), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding
en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland en/of
elders in Nederland, en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk en/of
Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/of Turkije en/of elders in de wereld
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie (De Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL), die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten;
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 van het
Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken en/of stranden en/of
verongelukken en/of vernielen en/of onbruikbaar maken en/of beschadigen van
een vaartuig en/of voertuig en/of luchtvaartuig, terwijl daarvan levensgevaar
voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft,
(zoals bedoeld in artikel 168 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk vernielen en/of beschadigen van enig gebouw en/of getimmerte
en/of voor het publiek toegankelijke plaats, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit
iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (zoals bedoeld in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (zoals bedoeld in artikel 289 van het WvSR) en/of
- zware mishandeling (de dood ten gevolge hebbende)(zoals bedoeld in artikel
302 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- zware mishandeling met voorbedachte raad (de dood ten gevolge hebbende)
(zoals bedoeld in artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer wapens en/of van
munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 en
31 lid 1 juncto 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie) en/of
- het werven voor gewapende strijd (tegen het Turkse leger), zonder
toestemming van de Koning(in) (zoals bedoeld in artikel 205 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- de opzettelijke voorbereiding van de eerder/hiervoor vermelde misdrijven
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland
en/of elders in Nederland, en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk
en/of Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/of Turkije en/of elders in de
wereld,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van
een organisatie, te weten De Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de
Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL, die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden was
verklaard en/of van rechtswege was verboden en/of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10
Burgerlijk Wetboek was afgegeven;
art 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland en/of
elders in Nederland, en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk en/of
Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/of Turkije en/of elders in de
wereld, zonder toestemming van de Koning(in),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans één maal,
een of meer pers(o)on(en),
heeft geworven voor de gewapende strijd,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
een congres/bijeenkomst georganiseerd
(door
  • een (vergader)ruimte en/of (daarbij behorende) accommodatie te huren en/of
  • één of meer uitnodiging(en) te doen uitgaan/versturen en/of
  • (gezamenlijk) vervoer naar die ruimte/accommodatie te regelen/organiseren
en/of
- een kamerindeling te maken en/of op te stellen en/of
- ( (voor de nachtelijke uren) één of meer wacht- en/of bewakingsrooster(s) te
maken en/of op te stellen en/of
  • in een/die accommodatie kamers in te delen en/of
  • in een/die vergaderruimte en/of (daarbij behorende) accommodatie gedurende
de nachtelijke uren wacht- en/of bewakingstaken uit te (laten) voeren en/of
  • aldaar te voorzien in het bereiden en/of serveren van maaltijden en/of
  • in een/die vergaderruimte een aantal, in elk geval één of meer,
  • vergadering(en) en/of (deel)bijeenkomst(en) te houden en/of te leiden)
en/of
op/tijdens een/dat/die congres/bijeenkomst (telkens)
- de daar aanwezige deelnemer(s) opgeroepen om doel te nemen aan de gewapende
strijd van de Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van
Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL), en/of
- aan de die daar aanwezige deelnemer(s) informatie verstrekt over de
gewapende strijd van de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de
Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL) en/of
- ( (in aanwezigheid van de/die daar aanwezige deelnemer(s)) de stand van zaken
in en/of informatie over diverse afdelingen en/of onderde(e)l(en) van de/die
Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias
Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) besproken en/of
- de/die daar aanwezige deelnemer(s) aan die/dat een/dat/die
congres/bijeenkomst gelegenheid gegeven tot individueel (informeel) overleg
en/of het leggen van (informeel) contact met één of meer leden van de/die
Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias
Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) aangaande de gewapende
strijd van de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van
Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) en/of
- de/die daar aanwezige deelnemer(s) aan die/dat een/dat/die
congres/bijeenkomst gelegenheid gegeven tot het luisteren naar en/of ten
gehore brengen van één of meer lied(eren) die de gewapende strijd van de/die
de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan)
alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) als onderwerp hadden
en/of
- propaganda- en/of informatiemateriaal van en/of over de/die Partiya Karkeren
Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische
Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) voorhanden gehad en/of verspreid
en/of (aan de/die daar aanwezige deelnemer(s) uitgereikt en/of aangereikt
waardoor/waarbij (telkens)
die perso(o)n(en) (geleidelijk aan) werd(en) beïnvloed en/of overreed en/of
overtuigd tot het ondersteunen en/of dienen van en/of deelnemen aan de
gewapende strijd (met een terroristisch oogmerk) van de/die Partiya Karkeren
Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische
Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) in Turkije en/of Irak en/of elders in
de wereld en/of de gewapende strijd (mot een terroristisch oogmerk) van de/die
Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias
Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) in Turkije en/of Irak en/of
elders in de wereld en/of de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de
Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL) en/of één of meer aan de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL) gelieerde terroristische organisatie(s), althans (een)
terroristische organisatie(s) die de gewapende strijd voorstaat/voorstaan
werd(en) verheerlijkt en/of aangemoedigd en/of geprezen en/of
die perso(o)n(en) werd(en) aangezet tot deelname aan deze strijd en/of
organisatie terwijl deze gewapende strijd die werd verheerlijkt en/of
aangemoedigd en/of geprezen en/of waarvoor werd geworven, het plegen van een
of meer terroristisch(e) misdrijf/misdrijven inhoudt;
art 205 lid 3 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2012 tot en met 3 december 2012 te [plaats delict] , gemeente Schouwen-Duiveland en/of
elders in Nederland, en/of België en/of Zwitserland en/of Oostenrijk en/of
Frankrijk en/of Duitsland en/of Italië en/of Turkije en/of elders in de wereld
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
opzettelijk
een of meer ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
een of meer ander(en) kennis en/of vaardigheden heeft bijgebracht
tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter
voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf te weten;
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch
oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 juncto 176a van het Wetboek van
Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of
bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken en/of stranden en/of
verongelukken en/of vernielen en/of onbruikbaar maken en/of beschadigen van
een vaartuig en/of voertuig en/of luchtvaartuig, terwijl daarvan levensgevaar
voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft,
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 168
juncto 176a van het Wetboek van Strafrecht) dan wel de samenspanning daartoe
en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het opzettelijk vernielen en/of beschadigen van enig gebouw en/of getimmerte
en/of voor het publiek toegankelijke plaats, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit
iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
(zoals bedoeld in artikel 170 juncto 176a van het Wetboek van Strafrecht) dan
wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan
en/of de poging daartoe en/of
- doodslag (te) plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning
daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe
en/of
- moord (zoals bedoeld in artikel 289 van het WvSR), (te) begaan met een
terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a WvSr), dan wel de
samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of
de poging daartoe en/of
- zware mishandeling (de dood ten gevolge hebbende), (te) begaan met een
terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 302 juncto 304a van het
Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/o£ voorbereiding
en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- zware mishandeling met voorbedachte raad (de dood ten gevolge hebbende),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 303 juncto
304a van het Wetboek van Strafrecht), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding en/of bevordering daarvan en/of en/of de poging daartoe en/of
- het voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer wapens en/of van
munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 en
31 lid 1 van de Wet wapens en munitie), begaan met een terroristisch oogmerk
en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of
gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 5 van de Wet wapens en
munitie), dan wel de samenspanning daartoe en/of voorbereiding
en/of bevordering daarvan en/of de poging daartoe en/of
- het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
een congres/bijeenkomst georganiseerd
(door
  • een (vergader)ruimte en/of (daarbij behorende) accommodatie te huren en/of
  • één of meer uitnodiging(en) te doen uitgaan/versturen en/of
  • (gezamenlijk) vervoer naar die ruimte/accommodatie te regelen/organiseren
en/of
  • een kamerindeling te maken en/of op te stellen en/of
  • (voor de nachtelijke uren) één of meer wacht- en/of bewakingsrooster(s) te
maken en/of op te stellen en/of
  • in een/die accommodatie kamers in te delen en/of
  • in een/die vergaderruimte en/of (daarbij behorende) accommodatie gedurende
de nachtelijke uren wacht- en/of bewakingstaken uit te (laten) voeren en/of
  • aldaar te voorzien in het bereiden en/of serveren van maaltijden en/of
  • in een/die vergaderruimte een aantal, in elk geval één of meer,
vergadering(en) en/of (deel)bijeenkomst(en) te houden en/of te leiden)
en/of
op/tijdens een/dat/die congres/bijeenkomst (telkens)
- de daar aanwezige deelnemer(s) opgeroepen om deel te nemen aan de gewapende
strijd van de Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van
Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL), en/of
- aan de/die daar aanwezige deelnemer(s) informatie verstrekt over (de
gewapende strijd van) de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de
Arbeiderspartij van Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias
KONGRA-GEL) en/of
- ( (in aanwezigheid van de/die daar aanwezige deelnemer(s)) de stand van zaken
in en/of informatie over diverse afdelingen en/of onderde(e)l(en) van de/die
Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias
Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) besproken en/of
- de/die daar aanwezige deelnemer(s) aan die/dat een/dat/die
congres/bijeenkomst gelegenheid gegeven tot individueel (informeel) overleg
en/of het leggen van (informeel) contact met één of meer leden van de/die
Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan) alias
Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) (aangaande de gewapende
strijd van de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van
Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL)) en/of
- de/die daar aanwezige deelnemer(s) aan die/dat een/dat/die
congres/bijeenkomst gelegenheid gegeven tot het luisteren naar en/of ten
gehore brengen van één of meer lied(eren) die (de gewapende strijd van)
de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan)
alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL) als onderwerp
had(den) en/of
- propaganda- en/of informatiemateriaal van en/of over (de gewapende strijd
van) de/die Partiya Karkeren Kurdistan (PKK, de Arbeiderspartij van
Koerdistan) alias Koerdische Arbeiderspartij (PKK) alias KONGRA-GEL)
voorhanden gehad en/of verspreid en/of (aan de/die daar aanwezige deelnemer(s)
uitgereikt en/of aangereikt;
art 134a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

2.Zie Hoge Raad 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, NJ 1998/225.
3.ongeveer even waarschijnlijk
4.Zie Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413, r.o. 3.7.
5.Zie Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5161, NJ 2012/657, r.o. 2.5. en 2.6.