ECLI:NL:HR:2008:BC6913
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf, maar niet van de gehele uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot zeven jaren en negen maanden. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken kan leiden tot strafvermindering, en dat de rechter de mogelijkheid heeft om te volstaan met de constatering van deze overschrijding zonder verdere gevolgen, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafprocedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen.