Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2016 in de zaak tussen
[eiseres],
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Leges wet omgevingsvergunning (WABO)” de concerndirecteur Stadsontwikkeling (SO) aangewezen als heffingsambtenaar.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat een aanslag moet worden ondertekend dan wel dat uit de aanslag in ieder geval had moeten blijken wie de aanslag heeft genomen. Vanwege het ontbreken van een ondertekening op de aanslag valt niet te controleren door wie dit besluit is genomen en derhalve ook niet of dit besluit bevoegdelijk is genomen.
Dit standpunt van eiseres volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het aanslagbiljet afkomstig is van het Cluster Stadsontwikkeling. Uit de verklaring van verweerder leidt de rechtbank af dat de feitelijke vaststelling van de aanslag onder de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar heeft plaatsgevonden, zodat moet worden aangenomen dat de aanslag bevoegdelijk door deze is genomen. De omstandigheid dat de aanslag niet is ondertekend, doet daaraan niet af, aangezien artikel 5 van de Algemene Wet Rijksbelastingen, dat op grond van artikel 231, eerste lid van de Gemeentewet ook dit geval van toepassing is, een zodanige eis niet kent (vergelijk Gerechtshof Leeuwarden, 5 maart 2004, ECLI:NL:GHLEE: 2004:AO5335). Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat de beslissing op bezwaar, ondertekend door Schotman voornoemd, afkomstig is van de Afdeling Bouw- en Woningtoezicht, team Juridische zaken. Dat de aanslag tevens door Schotman, voornoemd, als heffingsambtenaar zou zijn opgelegd, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen op grond van schending van artikel 10:3, derde lid, van de Awb.
€ 1.486,-. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: voor de bezwaarfase een bedrag van € 246,-
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246,- en wegingsfactor 1) en voor de beroepsfase een bedrag van € 1.240,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere reactie van 21 november 2016, met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover deze betreft de leges omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- herroept de aanslag voor zover daarbij leges omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zijn geheven;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.486,- te betalen aan eiseres.
M.C. Woudstra, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016.