Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde sub5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 april 2016 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte van [gedaagde sub5] ;
- de antwoordakte van Boele.
2.De verdere beoordeling
inleiding
eigenschuldenaarschap voor [gedaagde sub5] in het leven roept, te weten de verplichting zich te onthouden van bepaalde handelingen. Slechts bij schending van die eigen verplichting bestaat de kans dat Boele een vordering tot nakoming instelt. In de visie van Boele is dat onvoldoende aanleiding om art. 1:88 lid 1 onder c BW van toepassing te achten. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 december 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:9264).
terugbetaling door de (indirecte) bestuurders indien aan hen in strijd met die verklaring dividend wordt uitgekeerd of een andere uitkering aan hen dan wel aan met één van hen gelieerde personen wordt gedaan. Anders dan Boele meent stemt de casus daarom niet (sterk) overeen met het onderhavige geschil.
11.238,50(3,5 punten × tarief € 3.211,00)