In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de afwijzing van een aanvraag om een uitkering op grond van de IOAW. Eiser betoogde dat hij en zijn vrouw duurzaam gescheiden leven, terwijl verweerder dit standpunt betwistte. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte aannam dat eiser en zijn vrouw niet duurzaam gescheiden leven. Eiser heeft onweersproken gesteld dat hij en zijn vrouw sinds 2007 op verschillende adressen wonen en dat hun huishoudens strikt gescheiden zijn. De rechtbank nam in overweging dat eiser de gezamenlijke bankrekeningen alleen gebruikt en dat hij de hypotheeklasten van de woning waar hij woont volledig voor zijn rekening neemt. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die verweerder aanvoerde, onvoldoende waren om te concluderen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.