ECLI:NL:RBROT:2016:7937
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.A.C. van Nifterick
- I.M. Ludwig
- A.M.E.A. Neuwahl
- Rechtspraak.nl
Discriminatie en recht op kinderbijslag voor kinderen woonachtig in Turkije
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2016, betreft het een geschil over het recht op kinderbijslag voor kinderen die in Turkije wonen. Eiser, die zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit heeft, ontving geen kinderbijslag meer voor zijn kinderen die op de peildatum in Turkije woonden. De Sociale Verzekeringsbank had op 2 juli 2015 meegedeeld dat eiser vanaf het derde kwartaal van 2015 geen recht meer had op kinderbijslag, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de regeling in artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) geen direct onderscheid maakt naar nationaliteit, en dat ook Nederlandse staatsburgers geen recht hebben op kinderbijslag voor kinderen die in Turkije wonen.
Eiser voerde aan dat de wijziging in de AKW discriminerend was en in strijd met nationale en internationale wetgeving. De rechtbank overwoog dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van verschillen in behandeling en dat de regeling in de AKW gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie, omdat de regeling voor iedereen geldt, ongeacht nationaliteit, en dat de wetgeving een legitiem doel dient. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van de Sociale Verzekeringsbank.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een woonplaatsvereiste voor het recht op kinderbijslag en de objectieve rechtvaardiging van de wetgeving, die gericht is op het beëindigen van de export van kinderbijslag naar landen buiten Nederland. De rechtbank wees erop dat de kosten voor de kinderbijslag uit belastingmiddelen worden gefinancierd en dat het doel van de wetgeving is om de middelen efficiënt in te zetten voor kinderen die in Nederland wonen.