13.5.Uit de stukken blijkt dat ACM op meerdere momenten gesprekken heeft gevoerd met [zorgverzekeraar 1] , [zorgverzekeraar 2] en [zorgverzekeraar 3] en met andere zorgverzekeraars. ACM heeft aan hen gericht vragen gesteld over hun disciplineringsmogelijkheden na de voorgenomen concentratie, die de zorgverzekeraars concreet hebben beantwoord. ACM heeft vooral [zorgverzekeraar 1] en [zorgverzekeraar 2] verzocht om hun standpunten te onderbouwen, wat zij ook hebben gedaan. Anders dan eiseressen hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van ACM voldoet aan de daarvoor geldende zorgvuldigheidsvereisten en dat ACM niet zonder nader onderzoek de standpunten van de zorgverzekeraars heeft overgenomen. Dat ACM daarbij van onjuiste voorbeelden van zorgverzekeraars is uitgegaan, is de rechtbank niet gebleken. Hierbij overweegt de rechtbank dat ACM niet uitsluitend op basis van de gegeven voorbeelden tot haar conclusies is gekomen, maar op basis van alle informatie in onderlinge samenhang bezien. ACM heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat zorgverzekeraars niet over voldoende effectieve disciplineringsmogelijkheden beschikken om eiseressen na de voorgenomen concentratie te kunnen disciplineren. Andere inkoopinstrumenten dan selectieve inkoop zijn veelal pas effectief als er alternatief aanbod voorhanden is. De stelling van eiseressen dat uit door hen gevoerde gesprekken met diverse ziekenhuizen blijkt dat in veel gevallen een omzetplafond is afgesproken of een aanneemsom/lump-sum voor meerdere jaren, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. ACM heeft deze stelling gemotiveerd weerlegd en erop gewezen dat ziekenhuizen een afgesproken omzetplafond regelmatig overschrijden om in de volgende onderhandelingsronde op een hoger omzetplafond in te zetten. Het is aannemelijk dat na een fusie een gefuseerd ziekenhuis hier meer gebruik van kan maken als een alternatief ontbreekt.
14. Uit het voorgaande volgt dat ACM heeft kunnen concluderen dat eiseressen in staat moeten worden geacht om na de voorgenomen concentratie in significante mate hun prijzen te verhogen of de kwaliteit te verlagen. De stelling van eiseressen dat de benadelingstheorie van ACM niet aannemelijk is, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ACM grondig onderzoek gedaan naar de vraag of de voorgenomen concentratie leidt tot een significante belemmering van de mededinging en haar besluit voldoende gemotiveerd. Met ACM is de rechtbank van oordeel dat de fusietoets niet een cijfermatige vergelijkende analyse vraagt. ACM is niet verplicht een prijsverhoging (dan wel kwaliteitsverlaging) empirisch vast te stellen. De stelling van eiseressen dat het onderzoek van ACM ondeugdelijk is omdat ACM geen goede counterfactual zou hebben uitgevoerd, wordt gelet op wat de rechtbank over de zorgvuldigheid van het onderzoek van ACM heeft overwogen, eveneens verworpen. Dat [eiseres 2] , althans het [naam ziekenhuis] zonder de fusie niet langer een volledige ziekenhuisvoorziening zou kunnen aanbieden en daarom sub-specialismen zal kwijtraken, hebben eiseressen niet met feitelijke gegevens onderbouwd. Met ACM is de rechtbank van oordeel dat er vooralsnog onvoldoende objectieve aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de continuïteit van de zorg op termijn in gevaar komt. Verder is de rechtbank van oordeel dat ACM niet verplicht was om bij de beoordeling van deze fusie een critical loss analyse uit te voeren. Binnen het kader voor de voor haar onderzoek geldende zorgvuldigheidsnormen, is ACM vrij zelf haar onderzoeksmethode te kiezen. Daarbij komt dat de door eiseressen voorgestelde critical loss is gebaseerd op elementen die ook door ACM in de beoordeling zoals hierboven weergegeven zijn betrokken; patiëntenstromen, de uitstroom en het inzicht van zorgverzekeraars en hun sturingsmogelijkheden. ACM heeft bij haar onderzoek echter niet slechts kwantitatieve informatie betrokken, maar ook kwalitatieve informatie. Niet valt in te zien waarom het onderzoek van ACM om die reden gebrekkig zou zijn.
15. Eiseressen hebben er op gewezen dat ACM bij fusies tussen ziekenhuizen in 2012, waar volgens hen sprake was van een veel groter overlapgebied en ook overigens minder gunstige omstandigheden, wel telkens de gevraagde vergunning voor de concentratie heeft verleend. Voor zover eiseressen hiermee een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel, wordt dit beroep verworpen. Niet is gebleken dat de situatie van de voorgenomen concentratie feitelijk overeenkomt met de fusiebesluiten van ACM uit 2012. ACM heeft onbestreden aangevoerd dat zij in de fusiezaken uit 2012 hetzelfde analyseschema en dezelfde methodiek heeft toegepast als in deze zaak, maar dat de omstandigheden in die gevallen tot een andere uitkomst hebben geleid. De zaak van eiseressen wijkt vooral ten aanzien van de verwachte disciplineringsmogelijkheden door zorgverzekeraars af van de eerdere zaken. In aanmerking nemende dat de ziekenhuissector een markt in transitie is en dat zorgverzekeraars in 2012 nog niet beschikten over de ervaring die zij nu hebben, is verklaarbaar dat ACM nu tot een ander besluit is gekomen.