ECLI:NL:RBROT:2016:5976

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
ROT 15/3197
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht in Wob-verzoek en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Aruba, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk. De eiser had een Wob-verzoek ingediend, waarin hij vroeg om documenten met betrekking tot rechtsgeldige ingebrekestellingen die zijn ingediend in de periode van 1 oktober 2009 tot de datum van het verzoek. Dit verzoek was gedaan in het kader van een onderzoek naar de handelwijze van zogenaamde Wob-repeatplayers.

De rechtbank heeft het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gevolgd, die eerder had geoordeeld dat het verzoek van de eiser en zijn gemachtigde niet gericht was op het verkrijgen van informatie, maar op het incasseren van proceskosten ten laste van de overheid. Dit gebruik van de Wob-verzoeken werd door de Afdeling gekwalificeerd als misbruik van een wettelijke bevoegdheid, wat leidde tot de conclusie dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.H. de Wildt, in aanwezigheid van griffier S.M. Joseph, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 1
Zaaknummer: ROT 15/3197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] (Aruba), eiser,

gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk, verweerder,
gemachtigde: mr. P.A.M.L. Vrieswijk.

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van eiser van 16 september 2014 om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2016. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft bij verweerder een Wob-verzoek ingediend dat als volgt is geformuleerd:
"Voor wat betreft de al dan niet rechtsgeldige ingebrekestellingen die zijn ingediend vanwege een WOB-verzoek of een verzoek op grond van (…) het bepaalde in artikel 7:18 van de Awb of artikel 7:4, vierde lid, van de Awb in de periode van 01 oktober 2009 tot en met de datum van het onderhavige verzoek om openbaarmaking van documenten ontvang ik graag met een beroep op de WOB de bijbehorende documenten. Het gaat dan om het WOB-verzoek of verzoek artikel 7:4, vierde lid, van de Awb zelf, de ingebrekestelling, het dwangsombesluit, de beslissing op het WOB-verzoek en eventueel van toepassing rechterlijke uitspraken."
2. Eiser heeft het hier voorliggende Wob-verzoek bij alle Nederlandse gemeenten, ministeries en waterschappen ingediend.
3. Eiser stelt het verzoek te hebben gedaan in het kader van een onderzoek naar de handelwijze van Wob-repeatplayers sinds de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in uitspraken van 27 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1839, ECLI:NL:RVS:2016:1840 en ECLI:NL:RVS:2016:1841 geoordeeld dat het eiser en zijn gemachtigde bij een verzoek, zoals onder 1 weergegeven, niet is te doen om het verrichten van onderzoek, maar om het incasseren van proceskosten ten laste van de overheid. Op basis daarvan heeft de Afdeling geconcludeerd dat eiser en zijn gemachtigde de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen hebben gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, zodanig dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Daarom hebben zij misbruik van een wettelijke bevoegdheid gemaakt. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling in te stellen, nu dat beroep en hoger beroep niet kunnen worden losgezien van het doel waarmee zij de Wob hebben gebruikt, aldus de Afdeling.
5. De rechtbank volgt dit oordeel, hetgeen betekent dat ook in dit geval het beroep niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Joseph, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.