ECLI:NL:RBROT:2016:5486
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een melding en ontheffing onder de Mededingingswet door de Autoriteit Consument & Markt
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Parnassia Groep B.V. en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) over de beoordeling van een melding en ontheffing onder de Mededingingswet (Mw). Eiseres, Parnassia Groep B.V., had op 15 december 2014 een melding gedaan in verband met een voorgenomen overname van Stichting Riagg Rijnmond, waarbij zij verzocht om ontheffing op grond van artikel 40 van de Mw. ACM heeft deze melding op 23 december 2014 goedgekeurd, maar Parnassia trok de melding op 8 april 2015 in, omdat de omzetdrempels niet werden gehaald. ACM legde vervolgens een verplichting tot betaling van € 17.450,- op aan Parnassia, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat ACM het verzoek van Parnassia terecht als een (onvoorwaardelijke) melding heeft aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de Mededingingswet een stelsel bevat waarin het tot stand brengen van een concentratie verboden is tenzij een melding is gedaan en vier weken zijn verstreken, of er ontheffing is verleend. De rechtbank concludeerde dat de melding van Parnassia niet voorwaardelijk was, ondanks dat zij dit in de begeleidende documenten had aangegeven. De rechtbank oordeelde dat ACM terecht kosten in rekening had gebracht, omdat de melding was ingetrokken voordat er een besluit was genomen. Het beroep van Parnassia werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om zich bewust te zijn van de verplichtingen onder de Mededingingswet en de gevolgen van het indienen en intrekken van meldingen.