ECLI:NL:RBROT:2016:4643
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan horeca-exploitant wegens overtreding rookverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-exploitant en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De exploitant kreeg een boete van € 1.200,- opgelegd wegens herhaalde overtredingen van het rookverbod zoals vastgelegd in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Tabakswet. De boete volgde op een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 7 februari 2015, waarbij werd geconstateerd dat er in de horecagelegenheid van de exploitant werd gerookt en dat er geen rookverbod was ingesteld of gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van de NVWA de boete terecht heeft opgelegd. De exploitant voerde aan dat zij niet de gelegenheid had gekregen om haar bezwaren mondeling toe te lichten en dat de controleurs zich niet correct hadden gedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet verplicht was om de exploitant te horen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Ook werd geoordeeld dat de controleurs zich niet hoefden te legitimeren, tenzij hierom werd gevraagd.
De rechtbank concludeerde dat de exploitant in gebreke was gebleven bij het instellen van een rookverbod en dat de opgelegde boete in overeenstemming was met de wetgeving. Het beroep van de exploitant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.