Uitspraak
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 december 2010, met kenmerk AWB 10/1177 BC-T2, in het geding tussen appellante
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport(hierna: de minister).
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
29 januari 2009 er van op de hoogte is gesteld dat bij een inspectie in haar horecagelegenheid op zondag 4 januari 2009 een overtreding van de Tabakswet is geconstateerd. Datum, tijdstip en aard van de overtreding waren bij appellante tenminste vanaf de ontvangst van die brief bekend. Zij had toen direct bij haar personeel navraag kunnen doen naar de situatie op die datum en dat tijdstip. Er bestaat geen twijfel over de overtreding zelf.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College acht het op zich niet ontoelaatbaar dat de controleurs hun inspectiebezoek in het horecabedrijf van appellante anoniem hebben verricht. Tijdens de zitting van het College heeft de minister overigens meegedeeld dat anonieme controles sinds
1 januari 2013 niet meer plaatsvinden en dat de controleurs zich sedert die datum steeds als zodanig bekend maken en desgevraagd legitimeren
.
kort nadien, hebben de controleurs van de VWA appellante op de hoogte gesteld van de (toedracht van de) overtreding van de Tabakswet. In de brief die de VWA vervolgens op
29 januari 2009 aan appellante heeft toegezonden is niet méér vermeld dan dat bij een inspectie op 4 januari 2009 om 01.40 uur in het bedrijf van appellante een overtreding van de Tabakswet is vastgesteld en dat binnenkort een boeterapport van deze overtreding wordt verzonden. Eerst op 23 maart 2009 heeft de minister het genoemde proces-verbaal aan appellante toegezonden, waarvan de bevindingen hiervoor in overweging 2.2 zijn weergegeven. Deze bevindingen zijn zodanig summier en algemeen verwoord dat zij onvoldoende inzicht bieden in de feiten en omstandigheden die aan de boeteoplegging ten grondslag liggen. Het proces-verbaal is voorts niet ondertekend en niet voorzien van een dagtekening.
6.De beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellante tegen het besluit van 22 februari 2010 gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 februari 2010;
- herroept het besluit van 12 juni 2009;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.888,- (zegge: duizendachthonderdenachtentachtig euro);
- gelast dat de minister het door appellante voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 746,- (zegge: zevenhonderdenzesenveertig euro) aan haar vergoedt.