ECLI:NL:RBROT:2016:3528
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de rechtmatigheid van een bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Tabakswet in een coffeeshop
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een coffeeshop eigenaar uit Leiden, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 1.200,- aan de eiser wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete is opgelegd naar aanleiding van een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 27 november 2014, waarbij controleurs tabaksrook hebben waargenomen in de coffeeshop van eiser. Eiser heeft het bestreden besluit van de minister, dat zijn bezwaar tegen de boete ongegrond verklaarde, aangevochten.
De rechtbank oordeelt dat de besluiten van de minister ten onrechte zijn gebaseerd op wetgeving die ten tijde van de overtreding nog niet in werking was getreden. Desondanks heeft de rechtbank besloten dit verzuim te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de eerdere wetgeving ook tot een boete zou hebben geleid en eiser voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen. Eiser betoogde dat de geur van cannabis de geur van tabak overstijgt en dat er geen tabaksrook was, maar de rechtbank oordeelde dat de controleurs voldoende bewijs hadden verzameld om de overtreding vast te stellen.
De rechtbank concludeert dat eiser artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet heeft overtreden en dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.