In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen ouders en de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering over een schriftelijke aanwijzing betreffende de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De ouders hadden verzocht om de schriftelijke aanwijzing, die op 24 december 2015 was vastgesteld, vervallen te verklaren. De kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de hoorplicht was geschonden. De ouders waren niet adequaat gehoord over de beperking van de omgangsregeling, wat de kinderrechter aanleiding gaf om de aanwijzing te vervallen te verklaren. De kinderrechter stelde echter ook een nieuwe omgangsregeling vast, waarbij de ouders een begeleid bezoek van hun kind eens in de drie weken voor de duur van een uur kregen. Dit besluit werd genomen in het belang van de minderjarige, die al geruime tijd in een pleeggezin verbleef. De kinderrechter benadrukte dat de opvoedvaardigheden van de ouders nog niet naar behoren waren beoordeeld, waardoor onbegeleide bezoeken nog niet mogelijk waren. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders kregen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.