ECLI:NL:GHAMS:2015:4942
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.N. van de Beek
- R.G. Kemmers
- A.R. van Wieren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opschorting omgang en uithuisplaatsing van minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de omgang tussen de moeder en haar minderjarige kind, [de minderjarige], is opgeschort. De moeder is op 7 mei 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 5 maart 2015. De kinderrechter had eerder besloten dat de omgang met de moeder niet in het belang van [de minderjarige] was, en de moeder verzoekt nu om deze beslissing te herzien en een omgangsregeling vast te stellen. De Jeugdbescherming regio Amsterdam (JBRA) heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en de bestreden beschikking bekrachtigd.
Tijdens de zitting op 23 september 2015 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van JBRA, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader en de pleegmoeder zijn niet verschenen. De moeder stelt dat de schriftelijke aanwijzing van JBRA niet zorgvuldig is voorbereid en dat zij niet voldoende is betrokken bij de besluitvorming. JBRA betwist dit en stelt dat de moeder op de hoogte was van de situatie en dat de aanwijzing voldoende gemotiveerd was.
Het hof oordeelt dat de schriftelijke aanwijzing van 5 januari 2015 onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de moeder niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze te geven. Het hof verklaart de aanwijzing vervallen en wijst het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen af, omdat omgang met de moeder op dit moment in strijd is met de belangen van [de minderjarige]. Het hof benadrukt dat het van belang is dat JBRA de mogelijkheden voor contactherstel blijft onderzoeken, maar dat dit pas kan plaatsvinden als er rust en stabiliteit in de opvoedomgeving van [de minderjarige] is.