In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in een vordering van Dexia Nederland B.V. tegen een gedaagde, die een leaseovereenkomst had afgesloten. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij aan al haar verplichtingen jegens de gedaagde had voldaan en derhalve niets meer aan hem verschuldigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jurisprudentie omtrent effectenleasezaken op belangrijke punten nog niet volledig is uitgekristalliseerd, wat van invloed is op de beoordeling van de vordering. De rechtbank heeft de procedure in detail besproken, inclusief het verloop van de zittingen en de ingediende processtukken. Tijdens de pleidooizittingen hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. Dexia heeft haar eis voorwaardelijk gewijzigd, afhankelijk van de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dexia onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij niets meer aan de gedaagde verschuldigd is. De vordering is afgewezen, en Dexia is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft benadrukt dat de onduidelijkheid over de verplichtingen van Dexia en de nog niet uitgekristalliseerde jurisprudentie een belangrijke rol hebben gespeeld in de beslissing.