In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen British American Tobacco Nederland B.V. en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De rechtbank oordeelde over de oplegging van een bestuurlijke boete van € 450.000,- aan eiseres wegens overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet, die reclame voor tabaksproducten verbiedt. Eiseres had insteekkaartjes in sigarettenverpakkingen geplaatst, die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als verboden reclame werden aangemerkt. Eiseres voerde aan dat deze insteekkaartjes onderdeel uitmaakten van de verpakking en geen reclame vormden, maar de rechtbank oordeelde dat de insteekkaartjes wel degelijk als reclame moesten worden beschouwd. De rechtbank verwierp ook het beroep op het lex certa-beginsel, omdat de wet voldoende duidelijkheid bood over de verboden gedragingen. De rechtbank matigde de boete met 5% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor het uiteindelijke bedrag op € 427.500,- werd vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en herroept het primaire besluit voor zover het ziet op de boetehoogte.