In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de kinderopvangtoeslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2010 was herzien naar nihil. De Belastingdienst had het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij het bezwaar te laat had ingediend. Eiseres stelde echter dat zij het primaire besluit nooit had ontvangen en pas op de hoogte was geraakt van het besluit door een exploot van 19 februari 2014.
De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet was gaan lopen, omdat de Belastingdienst niet had aangetoond dat het primaire besluit op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan in het geval van niet aangetekende verzending moet bewijzen dat het besluit daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst niet voldoende bewijs had geleverd, omdat alleen een printafdruk uit het DACAS-systeem was overgelegd en niet uit het DAS-systeem, dat relevant is voor de terpostbezorging.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Belastingdienst op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 980,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.