199903902/1.
Datum uitspraak: 26 JUNI 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 november 1999 in het geding tussen:
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Bij besluit van 26 november 1997 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) geweigerd appellante voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997 huursubsidie toe te kennen.
Bij besluit van 7 december 1998 heeft de Staatssecretaris het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 19 november 1999, verzonden op 23 november 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 december 1999, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 1999, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 maart 2000 heeft de Staatssecretaris een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.M. Zeyl-Terzol, advocaat te Den Haag, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. C. Cockram, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. In geschil is of de Staatssecretaris het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 november 1997 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. Het desbetreffende bezwaarschrift is bij schrijven van 15 juli 1998, derhalve ruimschoots buiten de daarvoor in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn, ingediend. Appellante heeft echter gesteld dat zij het besluit van 26 november 1997 niet heeft ontvangen. Naar haar zeggen heeft zij eerst op 29 juni 1998 van een kopie van dat besluit kennis genomen, waarna zij zo spoedig mogelijk een bezwaarschrift heeft ingediend.
2.4. Het besluit van 26 november 1997 is niet aangetekend verzonden. In aanmerking genomen evenwel de door de Staatssecretaris verstrekte informatie over de wijze waarop aanvragen van huursubsidie geautomatiseerd plegen te worden verwerkt en met een besluit plegen te worden afgedaan, alsmede gelet op de omstandigheid dat zich in de desbetreffende periode geen problemen bij het verzenden van besluiten hebben voorgedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de verzending inderdaad op 26 november 1997 heeft plaatsgevonden. Dat besluit was voorts voorzien van de juiste tenaamstelling en adressering. Aangezien het zoekraken van op normale wijze ter post bezorgde brieven op het traject tussen verzender en geadresseerde tot de hoge uitzonderingen behoort, acht de Afdeling niet aannemelijk dat het op 26 november 1997 verzonden besluit appellante niet heeft bereikt. De enkele stelling van appellante dat zij wel vaker brieven niet heeft ontvangen, biedt in dit geval onvoldoende grond voor het oordeel dat sprake is van een niet ongeloofwaardige ontkenning.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, behoefde de Staatssecretaris dan ook niet aannemelijk te maken dat het besluit wèl door appellante is ontvangen.Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard
2.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient onder verbetering van gronden te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. R.R. Winter, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Frenkel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,