201310566/1/A2.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2013 in zaken nrs. 13/1659 en 13/1672 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 28 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten kinderopvangtoeslag over 2008 en 2010 voor [appellant] herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S. Bharatsingh, advocaat te Hilversum, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam aldaar, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 30 augustus 2012 diezelfde dag verzonden is. Uit de schermafdruk van het postregistratiesysteem van de Belastingdienst/Toeslagen volgt niet hoe en aan wie het besluit ter verzending is aangeboden. Bovendien volgt uit de schermafdruk dat de verzending ziet op een besluit ten aanzien van een ander toeslagjaar en volgt uit de opmerking die de behandelaar daarbij heeft geplaatst dat het verzonden besluit ziet op 2008, en niet tevens op 2010, aldus [appellant].
1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 mei 2011 in zaak nr. 201010777/1/V1), hanteren de hoogste bestuursrechters alle als uitgangspunt dat, in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt met zich dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres.
Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
1.2. Vast staat dat het besluit van 30 augustus 2012 niet aangetekend is verzonden. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de geautomatiseerde verwerking en verzending van besluiten met betrekking tot kinderopvangtoeslag toegelicht in het geval dat aan de orde was in de uitspraak van 21 maart 2012 in zaak nr. 201106974/1/A2. Die toelichting hield onder meer in dat, nadat de medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen een beslissing in het systeem heeft ingevoerd, deze op een centrale locatie wordt verwerkt tezamen met duizenden andere beslissingen. Daarna wordt de beslissing ingelezen in het zogenoemde - door de Ontvanger van de Belastingdienst gehanteerde - DACAS-systeem, op welk moment ook een dagtekening aan de beslissing wordt gegeven. Na de verwerking in de systemen wordt de beslissing zo spoedig mogelijk verzonden, maar in ieder geval vóór of op de dagtekening. De datum van daadwerkelijke verzending is afhankelijk van de capaciteit van de printstraat, welke behalve voor de beslissingen over kinderopvangtoeslag ook voor andere onderdelen van de Belastingdienst wordt gebruikt. Zodra de beslissing wordt uitgeprint en ter verzending aan de postbezorger wordt aangeboden, wordt een kopie ervan opgeslagen in het Digitaal Archief Systeem (DAS), aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
1.3. De Belastingdienst/Toeslagen heeft schermafdrukken van het verzendsysteem en een kopie van het besluit van 30 augustus 2012 overgelegd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft hiermee de verzending naar het juiste adres aannemelijk gemaakt, zodat het aan [appellant] is om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Hierin is [appellant] niet geslaagd. In het verzendsysteem is weliswaar aangegeven dat het verzonden besluit ziet op toeslagjaar 2009, en niet op 2008 en 2010, maar uit de opmerking van de behandelaar in datzelfde systeem - en uit de kopie van het besluit - blijkt dat dit een kennelijke fout betreft. Voorts gaat de stelling van [appellant], dat in die opmerking slechts melding wordt gemaakt van toeslagjaar 2008, eraan voorbij dat het besluit van 30 augustus 2012 zowel op 2008 als 2010 ziet.
1.4. Conclusie van het voorgaande is dat het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
480-799.