Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,
Procesverloop
Bij besluit van eveneens 23 mei 2014 (het primaire besluit 2) heeft verweerder een bedrag van € 900,- dat als voorschot was verstrekt, van eiseres teruggevorderd.
Overwegingen
In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat ook van de rekeningen [bankrekening 2] en [bankrekening 3] niet alle afschriften zijn overgelegd.
Als ondanks schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand in de loop van de beroepsprocedure aan de hand van nader verkregen informatie alsnog kan worden vastgesteld, moet daartoe worden overgegaan en is er geen plaats meer voor het oordeel dat de aanvraag om bijstand moet worden afgewezen op de grond dat het recht op bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht niet kan worden vastgesteld (ECLI:NL:CRVB:2012:BX2435). Verweerder dient dus alsnog inhoudelijk op de aanvraag van eiseres te beslissen.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Wwb, worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Dit betreft in beginsel alle inkomens- en vermogensbestanddelen (ECLI:NL:CRVB:2014:705 en ECLI:NL:CRVB:2014:719). De term beschikken moet zo worden uitgelegd dat dit ziet op de mogelijkheid voor een betrokkene om de bezitting feitelijk aan te wenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. De rechtbank ziet geen aanleiding bepaalde stortingen van rekening [bankrekening 2] hiervan uit te zonderen. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook terecht op het standpunt gesteld dat bij het vaststellen van het recht op bijstand van eiseres rekening moet worden gehouden met de stortingen die op deze rekening zijn gedaan.
Beslissing
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen drie weken na verzending van deze tussenuitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak,
- houdt iedere verdere beslissing aan.