8.5De stelling van eiseres dat ten onrechte geen afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wwb heeft plaatsgevonden, slaagt niet. Met toepassing van artikel 6 van de verordening kan in individualisering worden voorzien. Blijkens de toelichting op artikel 6 kan in bijzondere omstandigheden van de verordening worden afgeweken indien dat gezien de individuele situatie en doel van de wet en de verordening noodzakelijk is. Artikel 6 van de verordening omvat daarmee de ook met artikel 18, eerste lid, beoogde nadere individualisering.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht op grond van artikel 25 van de Wwb, in samenhang met artikel 3 van de Verordening besloten het recht van eiseres van eiseres op een toeslag met ingang van september 2013 te verlagen van 20 naar 10%. Dit betekent dat de rechtbank, zelf voorziend, de bezwaren ongegrond zal verklaren.
10. Ten aanzien van het verzoek van eiseres om schadevergoeding, oordeelt de rechtbank dat hoewel het beroep gegrond dient te worden verklaard, geen aanleiding bestaat om toepassing te geven aan artikel 8:73 van de Awb nu het bezwaar ongegrond wordt verklaard.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1470,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 490,- en wegingsfactor 1). Er is geen aanleiding voor toekenning van een proceskostenvergoeding in bezwaar nu het bezwaar ongegrond wordt verklaard.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de bezwaren ongegrond zijn;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 45,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1470,- , te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. D. Brugman, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: