ECLI:NL:RBROT:2014:7080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
C/10/438217 / HA ZA 13-1173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst van geldlening in samenhang met samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Sales@dvice B.V. en een gedaagde partij over de uitleg van een overeenkomst van geldlening die samenhangt met een samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, eigenaar van drie percelen, en Sales@dvice de intentie hadden om deze percelen gezamenlijk te exploiteren als brandstofstation. In het kader hiervan is op 14 november 2011 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin ook een geldlening van € 187.000,- werd overeengekomen. De vraag die voorlag was of deze geldlening opeisbaar was, gezien het feit dat de samenwerkingsovereenkomst nog niet definitief was beëindigd.

De rechtbank oordeelde dat de geldlening niet opeisbaar was, omdat de samenwerkingsovereenkomst nog steeds van kracht was en er geen definitieve beëindiging was vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van Sales@dvice tot terugbetaling van de lening afgewezen, maar heeft wel de rente over het geleende bedrag toegewezen, omdat deze wel opeisbaar was. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de onderlinge afspraken tussen partijen bij de uitleg van overeenkomsten.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen, omdat deze geen grondslag meer hadden, gezien de gewijzigde omstandigheden en de rol van de gedaagde in de transactie. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de noodzaak om de samenhang tussen verschillende overeenkomsten te erkennen en de intenties van partijen in overweging te nemen bij juridische geschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/438217 / HA ZA 13-1173
Vonnis van 28 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SALES@DVICE B.V.,
gevestigd te Vianen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.M. Bosman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sales@dvice en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis van 26 februari 2014. Ingevolge dat tussenvonnis is op 23 april 2014 een comparitie van partijen gehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Naar aanleiding van dat proces-verbaal heeft mr. Bosman bij brief van 8 mei 2014 een reactie gestuurd.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen, mede gelet op de inhoud van de door partijen overgelegde producties, het navolgende vast.
2.1.
[gedaagde] is eigenaar van drie percelen aan de [adres]. Het betreft het perceel met kadastrale aanduiding DUIVEN F 2090 dat wordt gehuurd door CNG Net B.V., het perceel met kadastrale aanduiding [nummer] dat wordt gehuurd door LNG24 B.V. en het perceel met kadastrale aanduiding [nummer2] (hierna tezamen aangeduid als “de percelen”).
2.2.
[gedaagde] en Sales@dvice hadden de intentie om de percelen gezamenlijk te exploiteren als brandstofstation. In dat kader hebben zij op 14 november 2011 een overeenkomst gesloten (door partijen aangeduid als “vaststellingsovereenkomst”; hierna: “de samenwerkingsovereenkomst”). De samenwerkingsovereenkomst luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“(…)
In overweging nemende dat:
• [gedaagde] thans in eigendom en exploitatie heeft, een perceel grond gelegen te Duiven aan de Segment, kadastraal bekend Gemeente Duiven, sectie 1 nr. 1821;
• [gedaagde] gesprekken voert met de huidige hoofdhuurder (Betuwe Expres/Connexxion) van een gedeelte van voornoemd perceel voor de voortzetting/vernieuwing van het thans lopende huurcontract tussen Betuwe Express B.V. en [gedaagde];
• [gedaagde] een huurovereenkomst voor een gedeelte van het perceel (ca. 1350 m2) heeft afgesloten met BP Europe SE;
• [gedaagde] de wens heeft om 50% van de exploitatie en het eigendom van het perceel grond en daarop afgesloten huurovereenkomsten te verkopen aan een derde;
• Eind oktober en begin november 2011 [gedaagde] en Sales@dvice gesprekken hebben gevoerd om tot overeenstemming te komen voor de koop en verkoop van de voornoemde 50% van de exploitatie en eigendom;
• De huuropbrengsten van Connexxion of nader door haar te benoemen meester een bedrag van € 38.000,- op jaarbasis exclusief BTW bedragen met een verwachtte contractduur van 10 jaar (aaneengesloten of 5 + 5 jaar);
• De huuropbrengsten van BP een bedrag van 30 000,- op jaarbasis exclusief BTW bedraagt, met een contractduur van 10 jaar met 3 maal een optieperiode van 5 jaar. Daarnaast is er een variabele huurvergoeding op basis van het totaal verkochte en betaalde aantal liters op jaarbasis welke wordt betaald conform een gestaffelde vergoeding;
• Er een vergunningaanvraag door [gedaagde] is gedaan voor de exploitatie van een brandstofstation op het onderhavige perceel en dat deze naar verwachting van [gedaagde] rond 1 december 2011 zal worden afgegeven door de behandelende en daartoe gerechtigde instanties;
• De voornoemde vergunning essentieel is voor de exploitatie en effectuering van het contract met BP;
• Dat door [gedaagde] wordt aangegeven dat na ontvangst van de vergunning het opbouwen van de tankinstallatie tot volledige operationele status ongeveer een periode van 4 tot 6 weken in beslag zal nemen;
• [gedaagde] de aangeboden 50% van de exploitatie en eigendom van het onderhavige perceel wenst te verkopen voor een bedrag van € 600.000,-;
• Het onderhavige perceel bezwaard is met een geldlening thans groot circa € 600.000 ten gunste van ING N.V middels een concerninschrijving (totale inschrijving € 1.000.000,-) waaronder nog meerdere onroerende zaken welke [gedaagde] in eigendom heeft zijn begrepen;
• Er door partijen zal worden gewerkt aan het verkrijgen van een bancaire financiering voor de gemeenschappelijk op te richten vennootschap van tenminste € 600.000,- Er zal daarnaast door partijen en aan haar gelieerde adviseurs worden gekeken naar een mogelijkheid om de huidige lopende financiering bij de ING Bank mee te verplaatsen naar de nieuwe Vennootschap tegen marktconforme condities. De voorgenoemde financiering zal worden gebruikt om beide aandeelhouders op basis van 50/50 een lening te verstrekken;
• Partijen afspraken wensen te maken omtrent de voorgenomen samenwerking en koop en verkoop overeenkomst van het onderhavige perceel, contracten, exploitatie en eigendom;
Artikel 1 - Inbreng van de activiteiten
1. Volgens de voorwaarden van en op de wijze bepaald zoals besproken, draagt [gedaagde] de onroerende zaak, de exploitatie, huurcontracten en andere economische aanspraken betreffende de onderhavige onroerende zaak onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan de nieuwe door partijen op te richten Vennootschap over en verplicht zich om op eerste schriftelijk verzoek van de Vennootschap om binnen 14 dagen na ontvangst van dit schriftelijke verzoek alle documenten dienaangaande te doen ondertekenen en al datgene te doen hetgeen ter zake van de overdracht van deze (eigendoms)rechten van hem verlangt.
1. Alle met deze eigendomsoverdracht samen hangende juridische en of notariële en of andersoortige kosten zullen door Vennootschap worden voldaan en zijn voor haar rekening en risico.
1. Door partijen is een uiterste datum van inbreng/overdracht van 1 februari 2012 afgesproken. Uiterlijk op deze datum, of zoveel eerder als partijen overeenkomen, dient de overeengekomen inbreng/overdracht notarieel en tegen volledige betaling te hebben plaatsgevonden.
Artikel 2 - inbreng/verkoopprijs
De door partijen overeengekomen inbreng/koopprijs is gesteld op € 1.200.000,- exclusief kosten. Partijen zullen naar verhouding van deelname in de Vennootschap zorg dragen voor de betaling jegens verkoper.
(…).”
2.3.
Op 7 december 2011 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst (hierna: de overeenkomst van geldlening) ondertekend waarvan de inhoud, voor zover hier relevant, als volgt luidt:
“OVEREENKOMST VAN GELDLENING
De ONDERGETEKENDEN:
(1)Sales@dvice B.V. (…) ("Geldgever"); en
(2) (…) [gedaagde] (…) ("Geldnemer");
NEMEN IN AANMERKING:
(A) Geldgever bereid is een bedrag van EUR 187.000.-- (zegge: éénhonderdenzevenentachtig duizend euro) (de "R/C. Faciliteit") beschikbaar te maken onder de voorwaarden beschreven in deze overeenkomst;
(B) Deze r/c faciliteit dient gezien te worden als een vooruitbetaling op de tussen partijen voorgenomen transactie inzake de aankoop en gezamenlijke exploitatie van de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres]. Zulks tussen partijen vastgelegd in de intentieverklaring d.d. 14 november 2011;
(C) Partijen wensen de voorwaarden en bepalingen van de Geldlening in deze overeenkomst van geldlening (de "Overeenkomst van Geldlening") schriftelijk vast te leggen,
EN VERKLAREN HET NAVOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
.1 Geldlening
Geldgever zal binnen 1 week na de datum van deze Overeenkomst van Geldlening een bedrag van EUR 187.000 (zegge: een honderzevenentachtig duizend euro), aan Geldnemer verstrekken. Het bedrag van de Geldlening wordt door Geldgever aan Geldnemer ter beschikking gesteld onmiddellijk na ondertekening van deze overeenkomst en de zekerheidsdocumentatie waaraan in deze overeenkomst wordt gerefereerd, door overmaking van een gelijk bedrag op een bankrekening ten name van Geldnemer.
.2 Looptijd
De Geldlening is aangegaan voor een periode aanvangende op de datum van deze Overeenkomst van Geldlening en aflopende 1 februari 2012 op welke datum het pro resto openstaande bedrag van de Geldlening in zijn geheel, tezamen met alle verschuldigde en onbetaald gebleven rente en alle andere bedragen die Geldnemer uit hoofde van of verband houdende met deze Overeenkomst van Geldlening aan Geldgever verschuldigd is of zal worden, uiterlijk dienen te zijn voldaan of verrekend in de voorgenomen transactie tussen partijen zoals overeengekomen en beschreven in de intentieverklaring d.d. 14 november 2011.
.3 Rente/afsluitprovisie
Geldnemer is over de hoofdsom van de lening geen afsluitprovisie verschuldigd en over het bedrag van de Geldlening, zoals dat van tijd tot tijd gedurende de looptijd van deze Overeenkomst van Geldlening zal uitstaan, rente verschuldigd gelijk aan 8,0 % (acht procent) per jaar. De aldus verschuldigde rente zal per kalendermaand uiterlijk op de laatste dag van de betreffende kalendermaand door Geldnemer aan Geldgever worden voldaan.
.4 Aflossing
Aflossing van het bedrag van de Geldlening geschiedt integraal per 1 februari 2012. Vervroegde aflossing is te allen tijde toegestaan.
.5 Directe opeisbaarheid
Onverminderd de overige rechten van Geldgever onder deze Overeenkomst van Geldlening heeft Geldgever het recht, zonder nadere ingebrekestelling terstond of tegen een nader door Geldgever te bepalen tijdstip, de Geldlening vervroegd, geheel of gedeeltelijk van Geldnemer op te eisen en betaling te verlangen van de door Geldnemer al dan niet opeisbaar aan Geldgever verschuldigde hoofdsom vermeerderd met rente, indien zich één van de navolgende omstandigheden voordoet of dreigt voor te doen:
indien Geldnemer één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst van Geldlening en/of één of meer van de hierin genoemde zekerheidsdocumenten niet tijdig of niet volledig nakomt ten aanzien van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst van Geldlening in verzuim is dan wel de Overeenkomst van Geldlening/één van de hiervoor genoemde documenten wordt ontbonden;
(…)
Geldnemer verbindt zich Geldgever onverwijld te (doen) verwittigen van het voorvallen van één of meer van de omstandigheden in het vorige lid genoemd op straffe van verbeurte van een direct opeisbare boete van Euro 20.000,-- (zegge: twintig duizend euro) door geldnemer aan geldgever.
.6 Zekerheid
Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van Geldnemer ingevolge deze Overeenkomst van Geldlening en daarmee verband houdende zekerheidsdocumenten zal Geldnemer op de datum van deze Overeenkomst van Geldlening ten behoeve van Geldgever de volgende zekerheden vestigen:
een borgstelling af te geven door Geldnemer.
(…)
Deze Overeenkomst van Geldlening wordt beheerst door Nederlands recht en alle geschillen die mochten ontstaan in verband met of naar aanleiding van deze Overeenkomst van Geldlening zullen worden berecht door de bevoegde rechter te Rotterdam.
(…)”

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
Sales@dvice vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan Sales@dvice tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 200.896,44, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8% per jaar, althans de wettelijke rente, vanaf 17 oktober 2013, althans vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, de kosten van de gelegde beslagen daaronder begrepen.
3.2.
Sales@dvice heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
3.2.1 Sales@dvice heeft bij overeenkomst van geldlening van 7 december 2011 een bedrag van € 187.000,- aan [gedaagde] geleend. De overeenkomst van geldlening is aangegaan voor de periode tot 1 februari 2012. Op die datum diende het geleende bedrag te zijn terugbetaald door [gedaagde]. [gedaagde] heeft het geleende bedrag niet terugbetaald. Bij brief van 6 oktober 2013 heeft Sales@dvice de lening opgezegd en aanspraak gemaakt op betaling van het volledige bedrag vermeerderd met de door [gedaagde] verschuldigde rente, in totaal € 199.545,64. [gedaagde] heeft voornoemd bedrag niet voldaan.
3.2.2. Ter verzekering van het verhaal van haar vordering heeft Sales@dvice conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde] op onroerende zaken en onder derden gelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 706 Rv maakt Sales@dvice aanspraak op betaling door [gedaagde] van de kosten van beslaglegging.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van Sales@dvice, met veroordeling van Sales@dvice in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. [gedaagde] heeft de volgende verweren gevoerd.
3.3.1. De bedoeling van [gedaagde] en Sales@dvice met de overeenkomst van geldlening was dat het door Sales@dvice aan [gedaagde] geleende bedrag van € 187.000,- zou worden verrekend met de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde betaalplicht van Sales@dvice van
€ 600.000,-. Partijen zijn immers overeengekomen dat [gedaagde] de percelen zou overdragen aan de nieuw op te richten vennootschap, tegen betaling aan [gedaagde] van € 1.200.000,-, waarvan € 600.000,- te voldoen door Sales@dvice (en € 600.000,- middels een externe financiering). Van een daadwerkelijke overeenkomst van geldlening was volgens [gedaagde] geen sprake. In feite ging het om een aanbetaling van Sales@dvice op het door haar in het kader van de beoogde gezamenlijke exploitatie van de percelen te storten kapitaal.
3.3.2.
Sales@dvice en [gedaagde] zijn steeds naar buiten getreden onder de naam J&A Investment B.V. i.o. Daarom is sprake van een vennootschap onder firma. De vennootschap onder firma is niet beëindigd. Pas als de vennootschap onder firma is beëindigd kan haar vermogen worden vereffend. Het bedrag van € 187.000,- is een storting in het vermogen van J&A Investment. Het vermogen van J&A Investment is niet vereffend. De vordering van Sales@dvice is daarom niet opeisbaar.
3.3.3.
Op grond van de samenwerkingsovereenkomst diende Sales@dvice als eerste te presteren door € 600.000,- te storten, waarna [gedaagde] de percelen zou overdragen. De vordering van [gedaagde] tot betaling door Sales@dvice van € 413.000,- (€ 600.000,- -/-
€ 187.000,-) is opeisbaar doch door Sales@dvice niet nagekomen. [gedaagde] is daarom gerechtigd zijn verplichtingen jegens Sales@dvice op te schorten, zodat de vordering van Sales@dvice ook om die reden nier opeisbaar is.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagde] heeft, na wijziging van eis, gevorderd:
primair
1. Sales@dvice te veroordelen om aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 413.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 18 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag waarop de deze conclusie is ingediend tot aan de dag der algehele voldoening, althans Sales@dvice te veroordelen om aan [gedaagde] een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
subsidiair
2. Sales@dvice te gelasten om binnen een week na betekening van het te wijzen vonnis mee te werken aan de oprichting van J&A Investment B.V., overeenkomstig de conceptstatuten van de B.V. zoals opgesteld door mr. J.E.M.J. Prick op 6 december 2011 waarbij J&A Investment B.V. een geplaatst aandelenkapitaal zal hebben van 100 aandelen van elk € 1,00 en Sales@dvice en [gedaagde] 50% van de aandelen zullen volstorten alsmede elk zelfstandig bevoegd bestuurder zal zijn;
op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat Sales@dvice niet aan deze veroordeling zal voldoen, met een maximum van € 600.000,-;
3. Sales@dvice te veroordelen om, zodra J&A Investment B.V. is opgericht, aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 413.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 18 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag waarop de deze conclusie is ingediend tot aan de dag der algehele voldoening, althans Sales@dvice te veroordelen om aan [gedaagde] een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
althans een zodanige veroordeling uit te spreken als de Rechtbank in goede justitie meent te behoren;
Primair en subsidiair
4. Sales@dvice te veroordelen om aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke kosten, begroot conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op € 3.840,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans Sales@dvice te veroordelen om aan [gedaagde] een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
5. Sales@dvice te veroordelen in de kosten van dit geding, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen 14 dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen is voldaan daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.
4.2.
[gedaagde] heeft aan deze vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1. Op grond van artikel 2.1 van de samenwerkingsovereenkomst dient Sales@dvice zorg te dragen voor de betaling (van het restant) van de koopprijs van de percelen aan [gedaagde]. Dat de beoogde vennootschap nog niet is opgericht brengt daarin geen verandering. Deze betalingsverplichting van Sales@dvice is opeisbaar sinds 18 oktober 2013, de dag waarop Sales@dvice diverse beslagen ten laste van [gedaagde] heeft gelegd. Met het leggen van deze beslagen heeft Sales@dvice er blijk van gegeven in haar betalingsverplichting tekort te zullen schieten (artikel 6:80 lid 1 aanhef en sub b BW). Vanaf 18 oktober 2013 is Sales@dvice de wettelijke rente verschuldigd over het door haar verschuldigde bedrag.
4.2.2.
Voor zover van een betalingsverplichting geen sprake is, dient Sales@dvice in elk geval mee te werken aan de oprichting van de beoogde vennootschap.
4.3. Het verweer van Sales@dvice strekt tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Sales@dvice heeft de volgende verweren gevoerd.
4.3.1. De samenwerkingsovereenkomst kon niet worden nagekomen door toedoen van [gedaagde]. Door de faillissementen waarbij [gedaagde] begin januari 2012 betrokken raakte en de beschuldiging van faillissementsfraude aan het adres van [gedaagde] was het niet meer mogelijk de beoogde financiering te verkrijgen voor de nieuw op te richten vennootschap. Van verzuim aan de zijde van Sales@dvice bij de nakoming van haar verplichtingen onder de samenwerkingsovereenkomst is geen sprake. [gedaagde] kan Sales@dvice dan ook niet aanspreken tot nakoming van de overeenkomst.
4.3.2.
Van een vennootschap onder firma is geen sprake. Partijen hebben niet de bedoeling gehad een vennootschap onder firma aan te gaan en hebben ook geen onderneming gedreven onder een gemeenschappelijke naam.
4.3.3.
De financiële deelname van Sales@dvice ten bedrage van € 600.000,- in de nieuw op te richten vennootschap betreft de helft van de voor de door die vennootschap te betalen kooprijs voor de percelen. Dat bedrag is alleen verschuldigd als [gedaagde] de percelen onbezwaard – behoudens een hypothecaire inschrijving van ING ad € 600.000,- – en ook overigens met dezelfde eigenschappen als bij het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst voorzien overdraagt aan de op te richten vennootschap. Daartoe is [gedaagde] vanwege onder meer conservatoire beslagen en overdracht van de vordering tot inning van de huurpenningen voor (één van) de percelen niet in staat. Sales@dvice is haar deel van de koopprijs dan ook niet verschuldigd aan [gedaagde].
4.3.4. Sales@dvice kan niet worden verplicht mee te werken aan de oprichting van de aanvankelijk beoogde vennootschap. Partijen zijn, immers, wegens de in 4.3.1 genoemde [gedaagde] betreffende problemen, nader overeengekomen dat zij niet meer met elkaar zouden deelnemen in de vennootschap maar dat de heer [persoon4] de positie van [gedaagde] zou innemen. Voorts zou de vennootschap uitsluitend worden opgericht indien de vennootschap de percelen zou kunnen verwerven in de staat die partijen voor ogen hadden bij het sluiten van de overeenkomst. Dat is, als gezegd, niet meer mogelijk.
4.3.5. Sales@dvice betwist dat [gedaagde] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Sales@dvice baseert haar vordering tot betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 187.000,- op de overeenkomst van geldlening van 7 november 2011. Volgens Sales@dvice is overeengekomen dat [gedaagde] het geleende bedrag aan Sales@dvice zou terugbetalen indien de tussen partijen beoogde transactie ter zake van de exploitatie van de percelen op 1 februari 2012 niet zou zijn geëffectueerd. Omdat het niet tot die tijdige effectuering van de transactie is gekomen, is de lening volgens Sales@dvice opeisbaar. [gedaagde] betwist dat de overeenkomst van geldlening de door Sales@dvice gestelde strekking heeft. Volgens [gedaagde] hangt de overeenkomst van geldlening samen met de tussen partijen overeengekomen samenwerking en is het door Sales@dvice betaalde bedrag van € 187.000,- een voorschot op de door Sales@dvice in het kader van de samenwerking te betalen koopprijs voor de percelen en is dat bedrag niet opeisbaar zolang partijen nog doende zijn met de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst.
5.2.
Sales@dvice en [gedaagde] verschillen van mening over wat bij de overeenkomst van geldlening is overeengekomen. Zij geven ieder een andere betekenis aan die overeenkomst. Dat betekent dat de rechtbank de inhoud van de overeenkomst van geldlening dient uit te leggen.
Het gaat hier om de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een taalkundige uitleg van de bepalingen ervan, maar daarbij is beslissend de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artikel 3:33 en 3:35 BW; HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635 – Haviltex; HR 7 februari 2014 ECLI:NL:HR:2014:260 – Afvalzorg/Slotereind; HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214 Lundiform/Mexx).Bij de uitleg van een geschrift zijn van belang alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan – waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door ter zake kundige raadslieden – en de overige bepalingen ervan.
Weliswaar is in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van belang (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427; NJ 2005/493 – DSM/Fox), maar ook dan kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht (HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214 – Lundiform/Mexx; HR 7 februari 2014 ECLI:NL:HR:2014:260 – Afvalzorg/Slotereind)..
Bovendien dient te worden onderzocht de stelling van [gedaagde] dat de overeenkomst van geldlening zo nauw samenhangt met de samenwerkingsovereenkomst dat de ene overeenkomst niet los van de andere kan worden uitgelegd.
5.3.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.1.
Ter comparitie hebben partijen eenstemmig verklaard dat de heer [persoon1], die de financieel adviseur is van Sales@dvice, de overeenkomst van geldlening heeft opgesteld. Kennelijk is tussen partijen nauwelijks overleg gepleegd over de tekst van de overeenkomst van geldlening.
De tekst van de overeenkomst van geldlening is niet eenduidig. Hoewel in de bepalingen 1, 2, en 4 in heldere bewoordingen staat dat sprake is van een geldlening die op 1 februari 2012 dient te zijn terugbetaald, duiden het tweede deel van artikel 2 en de overwegingen A en B aan het begin van de overeenkomst van geldlening in een andere richting. Daarin staat immers dat sprake is van een “R/C Faciliteit” die dient te worden gezien als “een vooruitbetaling op de tussen partijen voorgenomen transactie” onder de samenwerkingsovereenkomst (aldaar genoemd “intentieverklaring d.d. 14 november 2011”). De tekst alleen van de overeenkomst van geldlening brengt dan ook geen duidelijkheid.
5.3.2.
Tussen partijen staat sedert de comparitie vast dat het aan [gedaagde] ter beschikking gestelde bedrag van € 187.000,- niet te maken heeft met de voorziene samenwerking.
Het bedrag van € 187.000,- is na het sluiten van de overeenkomst van geldlening onderwerp van gesprek geweest tussen partijen. [gedaagde] heeft een aantal stukken in het geding gebracht waarin het bedrag van de geldlening ad € 187.000,- aan de orde komt tussen partijen. Het betreft in de eerste plaats een e-mailbericht van de heer [persoon2], de statutair bestuurder van Sales@dvice, aan [gedaagde] van 8 december 2011. Dit e-mailbericht luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“Nu de documenten getekend zijn, de vergunningen binnen zijn en de notaris aan de slag kan zal ik de overeengekomen € 175.000,-- vandaag op je rekening [rekeningnummer] tnv [gedaagde] storten. Deze betaling is een voorschot betaling voor de deelname in J & A Investment BV.
Tevens zal ik de rekening van [persoon1] (€ 12.000,00) namens jou betalen. Ik ben vergeten de BTW in de borgstelling mee te nemen. [gedaagde] wil je dit zelf per omgaande doen (€ 2280,-) svp.
[persoon1] wil jij je rekening aan [gedaagde] (als prive persoon) op sturen svp?
Ik hoop dat hiermede alle partijen content zijn en we dit als de eerste succesvolle stap voor de nieuwe firma J & A Investment BV kunnen zien.”
In het geciteerde e-mailbericht van 8 december 2011 duidt ([persoon2] van) Sales@dvice het bedrag van € 187.000,-, althans een gedeelte van € 175.000,- daarvan, met zoveel woorden aan als voorschotbedrag voor de deelname van Sales@dvice in de nog op te richten vennootschap. Ter zitting heeft Sales@dvice ook verklaard dat genoemd bedrag in mindering zou strekken op de investering die zij in de op te richten vennootschap zou doen, mits de samenwerking daadwerkelijk tot stand zou komen. Dat het bedrag van € 187.000,- in de kern door partijen werd aangemerkt als een aanbetaling op de door Sales@dvice te betalen investering in de nieuwe vennootschap wordt ook bevestigd door een gespreksverslag van de hand van [persoon2] van een tussen partijen op 13 april 2012 plaatsgevonden gesprek. Daarin staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“Prijs De overeengekomen prijs is € 1000K (kk). JBE [[gedaagde]; opmerking rechtbank] + AdG [[persoon2], bestuurder van Sales@dvice opmerking rechtbank] nemen deel voor ieder 50%. Deal is definitief onder voorwaarde dat LNG het contract met ons tekent. Betaling na passeren akte. Deel AdG zal verrekend worden met reeds betaalde bedragen aan JBE.”
5.3.3.
Ook nadien, toen duidelijk was geworden dat het effectueren van de beoogde samenwerking niet mogelijk was vanwege de ontwikkelingen rondom de persoon van [gedaagde], ging Sales@dvice er nog vanuit dat het bedrag van € 187.000,- zou worden verrekend met de door haar verschuldigde investering in de op te richten vennootschap. Dat maakt de rechtbank op uit de in dit kader door [gedaagde] aangehaalde e-mailcorrespondentie van 24 oktober 2012 waarin Sales@dvice (bij monde van [persoon2]) rept over “het reeds betaalde voorschot”:
“[gedaagde] <[emailadres]> 24 oktober 2012 06:34
Aan: [persoon2] <[emailadres2]>, "[emailadres3]" [emailadres4]
Morge [persoon2],
Kunnen we rond 8.30 uur ff tlf kontakt hebben.
Jouw monetaire 50% deel van dit project neem aan dat dit gereserveerd/direct beschikbaar is?
Gr [gedaagde]
[persoon2] <[emailadres2]> 24 oktober 2012 08:53
Aan: [gedaagde] [emailadres]>
mijn deel minus de financiering minus het reeds betaalde voorschot is direct beschikbaar.
[persoon2]
Sales@dvice BV”
5.3.4.
Ten tijde van deze correspondentie was de in de overeenkomst van geldlening genoemde einddatum van 1 februari 2012 reeds geruime tijd gepasseerd. Gesteld noch gebleken is dat Sales@dvice in de periode tussen 1 februari 2012 en de bedoelde
e-mailcorrespondentie gewag heeft gemaakt van de gesteld opeisbaar geworden geldlening.
Kennelijk zijn partijen in januari 2013 overeengekomen dat de heer [persoon4] de positie van [gedaagde] zou innemen in de samenwerking. [gedaagde] bleef in zoverre betrokken bij de transactie dat hij als eigenaar van de percelen die percelen zou overdragen aan de op te richten vennootschap. Evenmin is gesteld of gebleken dat Sales@dvice op het moment dat [gedaagde] terugtrad als deelnemende partij in de nieuw op te richten vennootschap heeft aangeklopt bij [gedaagde] voor de terugbetaling van het hier bedoelde bedrag, of hem sedertdien heeft gewezen op zijn zelfstandige verplichting tot terugbetaling. Dat heeft Sales@dvice, zo moet uit de stukken worden opgemaakt, voor het eerst gedaan bij brief van 6 oktober 2013. Indien de overeenkomst van geldlening volledig los moet worden gezien van de samenwerkingsovereenkomst, had het voor de hand gelegen dat Sales@dvice [gedaagde] reeds eerder op zijn terugbetalingsverplichting had gewezen.
5.3.5.
Feiten, correspondentie of omstandigheden die in een andere richting duiden zijn niet in het geding gebracht.
5.3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank moet uit het een en ander worden afgeleid dat partijen voor ogen stond dat het aan [gedaagde] ter beschikking gestelde bedrag van € 187.000,- zou worden verrekend met het deel van de door de op te richten vennootschap te betalen koopprijs voor de verkrijging van de percelen, dat Sales@dvice zou dragen en dat [gedaagde] dat bedrag slechts zou hoeven terugbetalen indien zou komen vaststaan dat de samenwerking definitief niet tot stand zou komen, ook niet in de vorm met de heer [persoon4] als vervanger van [gedaagde] in de samenwerking. In ieder geval heeft [gedaagde] dat redelijkerwijs mogen afleiden uit de overwegingen van de overeenkomst van geldlening, de daarna gevolgde mededelingen van Sales@dvice en het voortzetten van de onderhandelingen over de samenwerking in gewijzigde vorm zonder dat Sales@dvice daarbij de terugbetaling van het bedrag van € 187.000,- verlangde.
In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van samenhangende overeenkomsten.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank doet de situatie dat de transactie definitief van de baan is zich niet voor. Hoewel de samenwerking met [gedaagde] vanwege de gewijzigde omstandigheden vanaf enig moment niet meer mogelijk bleek, is toen tussen partijen niet de conclusie getrokken dat de samenwerking niet tot stand zou komen, evenmin heeft Sales@dvice zich toen teruggetrokken uit de onderhandelingen over de samenwerking. Partijen zijn daarentegen overeengekomen dat de positie van [gedaagde] zou worden overgenomen door de heer [persoon4]. Ter comparitie is gebleken dat partijen ook thans nog doende zijn met het onderzoeken van de mogelijkheden om de transactie toch te effectueren.
Gezien de hiervoor geschetste samenhang tussen de overeenkomst van geldlening en de samenwerkingsovereenkomst, en gezien het feit dat Sales@dvice heeft ingestemd met het vervangen van de rol van [gedaagde] bij de samenwerking door die van de heer [persoon4], zal het bedrag van € 187.000,- in redelijkheid pas opeisbaar worden wanneer naar de mogelijkheden voor het effectueren van de transactie met de heer [persoon4] voldoende onderzoek is gedaan en daarover genoegzaam is onderhandeld. Daarvan is, als gezegd, thans geen sprake. De rechtbank overweegt dat stilzitten van Sales@dvice er in beginsel niet toe zal leiden dat de vordering opeisbaar wordt.
De rechtbank oordeelt dan ook dat de vordering van Sales@dvice tot terugbetaling van het aan [gedaagde] verstrekte bedrag van € 187.000,- thans niet opeisbaar is.
5.5.
Vorenstaand oordeel laat, uiteraard, onverlet dat over het aan [gedaagde] verstrekte bedrag van € 187.000,- rente verschuldigd is overeenkomstig de overeenkomst van geldlening. Gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 3 van de overeenkomst van geldlening is de vordering tot betaling van rente wel opeisbaar.
[gedaagde] heeft tegen de vordering tot betaling van rente geen zelfstandig verweer gevoerd.
Daarom zal de rechtbank het door Sales@dvice aan rente gevorderde bedrag van € 13.896,44 toewijzen.
Sales@dvice heeft voorts vergoeding van de contractuele rente van 8% per jaar gevorderd over de reeds verschenen contractuele rente van € 13.896,44. Gesteld noch gebleken is evenwel dat partijen zijn overeengekomen dat contractuele rente over contractuele rente verschuldigd is. Dat volgt in elk geval niet uit de bepalingen van de overeenkomst van geldlening. Toegewezen zal dan ook worden de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag en wel met ingang van 16 oktober 2013 nu [gedaagde] met ingang van die datum, gelet op de brief van 6 oktober 2013 (productie 2 bij de dagvaarding), in verzuim is met betaling van het rentebedrag.
5.6. De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank de vordering van Sales@dvice tot het beloop van € 13.896,44 zal toewijzen.
5.7. Waar ieder van partijen deels in het ongelijk zal worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren.
in reconventie
5.8.
[gedaagde] heeft in reconventie - kort gezegd - gevorderd Sales@dvice te veroordelen tot betaling van (het restant van) de koopprijs voor de percelen en tot medewerking aan het oprichten van de gezamenlijke vennootschap zoals in de samenwerkingsovereenkomst voorzien.
Zoals in conventie is overwogen, staat vast dat [gedaagde] sedert in ieder geval januari 2013 niet meer bij de transactie betrokken is als partij (aandeelhouder; bestuurder) in de nieuw op te richten vennootschap, zoals in de samenwerkingsovereenkomst is voorzien. Partijen zijn immers overeengekomen dat de heer [persoon4] de positie van [gedaagde] zou overnemen en dat [gedaagde] nog slechts als overdrager van de percelen een rol in de transactie zou spelen.
Daarom kan in rechte niet (meer) van Sales@dvice verlangd worden om uitvoering te geven aan de oorspronkelijk voorziene vorm van samenwerking. De vorderingen van [gedaagde], die alle gericht zijn op het nakomen van en uitvoering geven aan de oorspronkelijke samenwerkingsovereenkomst, ontberen daarom een grondslag.
De rechtbank zal de vorderingen dan ook afwijzen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten deelt dat lot.
5.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Dat komt neer op € 5.160,- aan salaris voor de advocaat, gebaseerd op twee punten van liquidatietarief VII.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Sales@dvice van € 13.896,44 (zegge: dertienduizend achthonderdzesenegentig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 16 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie:
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van Sales@dvice gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 5.160,- aan salaris voor de advocaat;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.
1861/1928