In deze zaak vordert de weduwe van een moordslachtoffer schadevergoeding van de moordenaar van haar echtgenoot. De rechtbank Rotterdam heeft op 18 december 2013 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De gedaagde, die eerder door het hof te Den Haag was veroordeeld voor de moord op de man van de eiseres, wordt aangesproken voor zowel materiële als immateriële schade die de weduwe heeft geleden als gevolg van de moord. De eiseres vordert een totaalbedrag van € 32.464,24, inclusief kosten voor lijkbezorging, telefoon- en portokosten, vliegtickets, kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De rechtbank overweegt dat de weduwe recht heeft op schadevergoeding voor de kosten van lijkbezorging, aangezien deze in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene en de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens de man van de eiseres. Daarnaast wordt de vordering voor immateriële schade beoordeeld aan de hand van het Shockschade-arrest, waarbij de rechtbank oordeelt dat de weduwe door de confrontatie met de gevolgen van de moord geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de weduwe zelf, wat leidt tot de toewijzing van een bedrag van € 25.000,- voor immateriële schade. Uiteindelijk wordt de totale vordering van de weduwe toegewezen tot een bedrag van € 27.464,24, vermeerderd met wettelijke rente, en wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.