ECLI:NL:RBOVE:2025:969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/08/314980 / HA ZA 24-220
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van failliete vennootschap voor niet-nakomen verplichtingen jegens derde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Center Parcs en de bestuurders van het failliete TIL B.V. Center Parcs vorderde schadevergoeding van TIL Beheer en [gedaagde] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat zij zouden hebben geweten dat TIL B.V. haar verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren, omdat zij niet op de hoogte waren van de ernst van de financiële situatie van TIL B.V. en zij mochten hopen op nieuwe opdrachten. De rechtbank concludeerde dat er geen ernstig verwijt aan de bestuurders kon worden gemaakt, omdat zij niet wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat TIL B.V. in een zodanig slechte financiële toestand verkeerde dat zij haar verplichtingen niet kon nakomen. De vorderingen van Center Parcs werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van TIL Beheer en [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/314980 / HA ZA 24-220
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
CENTER PARCS ENTWICKLUNGSGESELLSCHAFT GERMANY GMBH,
gevestigd en kantoorhoudende in Keulen (Duitsland),
eisende partij, hierna te noemen: Center Parcs,
advocaten: mrs. M.H.R.N.Y. Cordewener en H.C.H. Roeleveld,
tegen
1. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE INSIDE LIVING BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Deventer,
2.
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen, hierna te noemen: TIL Beheer en [gedaagde] ,
advocaten: mrs. W.A. van Overbeek de Meyer en mr. P.F. Schepel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 mei 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de akte met aanvullende producties van de zijde van Center Parcs;
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2025, waar beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Samenvatting

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van (het failliete) TIL B.V. aansprakelijk zijn voor het niet nakomen van de verplichtingen van TIL B.V. jegens Center Parcs, vanwege de omstandigheid dat zij wisten of redelijkerwijze behoorden te begrijpen dat TIL B.V. haar verplichtingen niet zou kunnen voldoen en daarvoor geen verhaal zou bieden.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat TIL Beheer en [gedaagde] niet aansprakelijk zijn voor het niet kunnen nakomen van de verplichtingen van TIL B.V. jegens Center Parcs. De rechtbank legt in dit vonnis uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van TIL Beheer. TIL Beheer is een financiële holding en enig aandeelhouder en bestuurder van The Inside Living B.V. (hierna: TIL B.V.). TIL B.V. houdt zich onder andere bezig met het verkopen en exploiteren van woonoplossingen en het (doen) vervaardigen van onderdelen voor woningbouw.
3.2.
Center Parcs is onderdeel van een groep vennootschappen die zich richt op het exploiteren van vakantieparken. In 2021 was Center Parcs op zoek naar een bouwbedrijf voor het bouwen en leveren van 40 chalets aan een vakantiepark in de regio [locatie] dat wordt geëxploiteerd door Center Parcs Bungalowpark Eifel GmbH (hierna: CP Eifel). In maart 2021 kwam Center Parcs uit bij TIL B.V.
3.3.
Op 6 juli 2022 zijn Center Parcs en TIL B.V. de Prefab-Pauschalpleis-Bauvertrag (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Op basis van deze overeenkomst zou TIL B.V. 40 volledig afgebouwde en kant-en-klare prefab chalets bouwen en leveren aan CP Eifel. Er werd een vaste prijs van € 6.038.000,00 overeengekomen voor dit ‘Project Eifel’.
3.4.
TIL B.V. had de verplichting om op uiterlijk 28 april 2023 alle chalets te hebben afgebouwd en opgeleverd. Anders zou TIL B.V. een boete verschuldigd raken van € 250,00 per dag dat ieder chalet te laat zou zijn opgeleverd. Center Parcs was van plan het park eind mei 2023 weer open te stellen.
3.5.
Op 8 februari 2023 heeft TIL B.V. aan Center Parcs laten weten dat zij de deadline van 28 april 2023 niet zou halen. Per brief van 17 februari 2023 heeft zij aan Center Parcs kenbaar gemaakt:
“As we informed you on Feb 08, 2023 and during the subsequent meetings on Feb. 10 and 15, we are running behind on production schedule and are unable to hold the agreed planning for the prefab cottage production in Hardenberg and the placement planning of the 39 cottages in Gunderath. As explained the root causes are:
  • Re-design / re-engineering after realization of the prototype cottage in July 2022 and placement in Sep 2022. This partly stems from modification requests from Center Parcs and partly from modification necessities tot ensure manufacturability and quality.
  • Longer than anticipated lead times on purchased materials
  • Inability to achieve the planned production output of 1 module (i.e. a half cottage) per day
These root causes result in an approximate 6 week delay of our serial production start and on top insufficient production output, which would effectively mean that we cannot finish our project in Gunderath before approximately mid June 2023. (…)
(…)
As we have informed you, our cash flow position is rapidly deteriorating. We have halted all other projects in Hardenberg: everyone is now working for this project and consequently we have no income other than yours. To expand our capacity, we have maximized hiring of temporary personnel and are facing a high cash burn rate. To be financially able to continue we propose the attached payment schedule, which deviates from what was contractually agreed. In addition, we would need you to refrain from any (retrospective) financial claim such as you are contractually entitled to. (…)”
3.6.
Op 21 maart 2023 zijn Center Parcs en TIL B.V. een Eerste Amendement op de overeenkomst overeengekomen. Daarin werd overeengekomen dat Center Parcs de aanneemsom voor het project Eifel met € 1.010.000,00 zou verhogen naar € 7.048.000,00. Center Parcs zou dit extra bedrag rechtstreeks betalen aan één van de onderaannemers van TIL B.V. De onderaannemer zou daarmee werkzaamheden uitvoeren die oorspronkelijk door TIL B.V. uitgevoerd zouden moeten worden. De deadline voor oplevering van de chalets werd in het Eerste Amendement op 26 mei 2023 gesteld.
3.7.
Op 15 april 2023 nam TIL B.V. contact op met Center Parcs. TIL B.V. kampte met liquiditeitsproblemen. Als de liquiditeitsproblemen niet konden worden opgelost, zou TIL B.V. haar faillissement moeten aanvragen. Center Parcs gaf aan TIL B.V. te willen helpen. Op 16 april 2023 heeft TIL B.V. op verzoek een aantal financiële en operationele stukken aan Center Parcs gestuurd, waaronder de liquiditeitsprognose, een overzicht van de inkoopkosten en investeringskosten en de crediteurenlijst.
3.8.
Op 17 april 2023 heeft Center Parcs aangegeven te overwegen om TIL B.V. een financieringsvoorstel te doen. TIL B.V. heeft Center Parcs een overzicht verstrekt van de nog te verwachten projectkosten, uitkomend op een totaal van € 8.203.175,00. Op 20 april 2023 heeft Center Parcs de financiële administratie van TIL B.V. onderzocht. TIL B.V. heeft Center Parcs onder meer inzicht gegeven in de reeds verkregen opdrachten, de bijbehorende contracten en de op dat moment uitgegeven en nog uit te geven offertes.
3.9.
Op 20 april 2023 heeft Center Parcs TIL B.V. een financieringsvoorstel gedaan, op basis waarvan Center Parcs een lening van € 1.500.000,00 aan TIL B.V. zou verstrekken. In de e-mail met het financieringsvoorstel van 20 april 2023 deelt Center Parcs de uitgangspunten van het voorstel aan [gedaagde] mede:
“Uitgangspunten van dit proposal:
  • Er staat op dit moment voor EUR 14 miljoen offertes uit. Hieruit leiden wij af dat er voldoende bestaansrecht is.
  • Het acute probleem is een cash flow probleem.
  • CP verstrekt exact genoeg liquide middelen om de eigenaar in staat te stellen de bedrijfsvoering van TIL voort te zetten
  • CP heeft als belang dat het project tijdig en in goede kwaliteit afgerond wordt”
TIL B.V. was geen voorstander van een lening, maar zag liever een verhoging van de aanneemsom. Daar ging Center Parcs niet mee akkoord. Partijen zijn vervolgens op 27 april 2023 een Tweede Amendement op de overeenkomst overeengekomen. Center Parcs zou de aanneemsom met € 100.000,00 verhogen en een rentevrije lening van € 1.400.000,00 aan TIL B.V. verstrekken. Het bedrag van € 100.000,00 zou op 31 mei 2023 worden betaald indien alle chalets zouden zijn geleverd en geïnstalleerd. Het bedrag van € 1.500.000,00 zou in delen aan TIL B.V. worden betaald. Partijen kwamen tevens overeen dat Center Parcs de betalingen stop mocht zetten als er ten aanzien van TIL B.V. een faillissementsaanvraag of een surseance van betaling zou volgen. Ook mocht Center Parcs tot en met 31 mei 2023 op verzoek de liquiditeitsstatus en de liquiditeitsprognose van TIL B.V. inzien.
3.10.
Op 11 mei 2023 heeft TIL B.V. haar liquiditeitsprognose tot en met eind juni 2023 met Center Parcs gedeeld.
3.11.
Center Parcs heeft de volgende betalingen aan TIL B.V. gedaan:
28 april 2023 € 320.000,00
4 mei 2023 € 400.000,00
11 mei 2023 € 240.000,00
17 mei 2023 € 320.000,00
30 mei 2023 € 220.000,00 (inclusief de verhoging van de aanneemsom van € 100.000,00)
3.12.
Op 19 mei 2023 is het laatste chalet op het vakantiepark geplaatst. Op 27 mei 2023 is het park weer geopend.
3.13.
Op 13 juni 2023 is TIL B.V. op eigen aanvraag failliet verklaard.

4.Het geschil

4.1.
Center Parcs vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van TIL B.V. hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Center Parcs voor de door Center Parcs geleden schade ter hoogte van in ieder geval € 1.500.000,00, te vermeerderen met de wettelijke buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,00;
II. TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van TIL B.V. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Center Parcs van € 1.506.775,00, althans een ander te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van TIL B.V. hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
TIL Beheer en [gedaagde] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Center Parcs, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Center Parcs in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de Brussel I-bis Verordening [1] is de Nederlandse rechter bevoegd, omdat TIL Beheer en [gedaagde] woonplaats hebben in Nederland.
5.2.
De vraag of TIL Beheer en [gedaagde] , in verband met hun hoedanigheid als (indirect) bestuurder (naast de vennootschap) voor niet nagekomen verplichtingen van de door hen bestuurde vennootschap jegens derden aansprakelijk zijn, wordt beheerst door Nederlands recht. De op verbintenissen uit onrechtmatige daad van toepassing zijnde Rome-II Verordening [2] sluit dergelijke vorderingen immers uit van haar toepassingsgebied (artikel 1, lid 2, onder (d) Rome II). Op grond van artikel 10:119, aanhef en onder e BW worden deze verbintenissen beheerst door Nederlands recht.
Ook als dat niet zo zou zijn, en toch geoordeeld zou moeten worden dat de Rome II-verordening op de vorderingen van toepassing is, dan nog geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het Nederlandse recht van toepassing dient te zijn, omdat de bestuurdersaansprakelijkheidsvorderingen waarom het in deze zaak gaat, nauwer verbonden zijn met Nederland dan met het rechtstelsel van enig andere staat, nu TIL Beheer en [gedaagde] in Nederland woonplaats hebben, TIL B.V. in Nederland was gevestigd en de afspraken en de Addenda in Nederland zijn besproken.
Overigens zijn partijen er in hun stellingen verder ook vanuit gegaan dat de vorderingen beoordeeld dienen te worden naar Nederlands recht.
Toetsingskader
5.3.
Center Parcs heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat TIL Beheer en [gedaagde] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het niet kunnen nakomen van de verplichting van TIL B.V. jegens Center Parcs, namelijk het terugbetalen van de lening die is overeengekomen in het Tweede Amendement. [gedaagde] wist, althans behoorde redelijkerwijs te begrijpen, dat TIL B.V. haar terugbetalingsverplichting niet zou kunnen nakomen en dat TIL B.V. daarvoor geen verhaal zou bieden. Daarmee hebben TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders onrechtmatig gehandeld tegenover Center Parcs en zijn zij aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW jo. 2:9 BW, aldus Center Parcs.
5.4.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Uitganspunt is dat een bestuurder van een vennootschap niet aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap. Dat kan echter in bijzondere omstandigheden anders zijn. In geval van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering kan volgens vaste rechtspraak [3] naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag volgens de Hoge Raad in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. [4] Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is.
5.5.
Voor de hiervoor onder (i) bedoelde gevallen geldt dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (het Beklamelcriterium). [5] In de kern houdt het “Beklamelcriterium” in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden. [6]
5.6.
Verder is in dit geval artikel 2:11 BW aan de orde. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is (in dit geval dus [gedaagde] ).
Zijn TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van TIL B.V. aansprakelijk?
5.7.
Het kernverwijt dat Center Parcs TIL Beheer en [gedaagde] maakt is dat zij anderhalve maand voor de faillietverklaring van TIL B.V. die vennootschap een lening met Center Parcs hebben laten aangaan, terwijl zij toen al wisten, althans redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat TIL B.V. de daaruit volgende terugbetalingsverplichting niet zou kunnen nakomen en dat TIL B.V. daarvoor geen verhaal zou bieden. [gedaagde] heeft tegenover Center Parcs verschillende malen verklaard over de financiële en operationele situatie van TIL B.V. [gedaagde] heeft de indruk gewekt dat er, doordat Project Eifel verkeerd was ingeschat, alleen – tijdelijke – liquiditeitsproblemen waren en dat er geen operationele problemen waren. Aan Center Parcs werd de indruk gegeven dat als de problemen rondom Project Eifel zouden worden opgelost, TIL B.V. voldoende opdrachten in het vooruitzicht zou hebben om financieel weer gezond te worden. [gedaagde] heeft daarbij verklaard dat TIL B.V. in DomusCura een vaste afnemer had en verder deed hij het voorkomen alsof ze bij TIL B.V. continue bezig waren met het afgeven van offertes en het binnenhalen van nieuwe opdrachten. Volgens [gedaagde] was van onzekerheid over toekomstige opdrachten geen sprake, maar kennelijk bestond er een zeer lage conversiegraad met betrekking tot de openstaande offertes, aldus Center Parcs. De onjuiste dan wel onvolledige informatie die [gedaagde] aan Center Parcs heeft verstrekt, zorgde voor een positiever beeld van de situatie dan in werkelijkheid het geval was, terwijl de verklaringen die [gedaagde] over de financiële en operationele situatie van TIL B.V. heeft gedaan de basis vormden voor het besluit van Center Parcs om tijdelijke financiële steun aan TIL B.V. te verlenen, aldus steeds Center Parcs.
5.8.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen vaststaat dat de financiële situatie van TIL B.V. zodanig was dat [gedaagde] geen zekerheid had over het al dan niet kunnen blijven voortbestaan van TIL B.V. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat het voor hem duidelijk was dat er binnen vier tot zes weken een concrete, grote nieuwe opdracht binnen zou moeten komen, wilde TIL B.V. het redden. Of er een nieuwe opdracht binnen zou worden gehaald, wist [gedaagde] niet. Vast staat ook dat [gedaagde] deze onzekerheid niet met zoveel woorden aan Center Parcs heeft medegedeeld.
5.9.
Tegen die achtergrond kan worden beargumenteerd dat er omstandigheden aanwezig zijn waaruit geconcludeerd kan worden dat [gedaagde] de schijn van kredietwaardigheid van TIL B.V. heeft gewekt. Met name de hierboven genoemde omstandigheid dat [gedaagde] niet aan Center Parcs heeft medegedeeld dat er binnen vier tot zes weken een concrete, grote opdracht binnen zou moeten komen om TIL B.V. te kunnen laten voortbestaan, is een mededeling die [gedaagde] aan Center Parcs had moeten doen.
5.10.
Daartegenover staat dat Center Parcs alle financiële gegevens van TIL B.V. kende. Center Parcs kende de nog te verwachten kosten van Project Eifel, en Center Parcs wist dat TIL B.V. niet beschikte over eigen vermogen of externe financiering. Ook wist Center Parcs dat TIL B.V. enkel nog omzet haalde uit project Eifel; alle andere projecten, waaronder Project Concrete waarvan Center Parcs zelf opdrachtgever was, waren – al dan niet tijdelijk – stopgezet. Ook kende Center Parcs alle uitstaande offertes. Center Parcs wist in dat opzicht evenveel als [gedaagde] . Verder staat als onweersproken vast dat [gedaagde] niet tegen Center Parcs heeft gezegd dat de uitstaande offertes al hadden geleid tot een contract of zonder meer tot een contract zouden leiden. Center Parcs had alle gegevens van TIL B.V., op basis waarvan Center Parcs, net als [gedaagde] , zou kunnen concluderen dat er weliswaar vooruitzicht bestond op nieuwe opdrachten, maar ook dat geen van die vooruitzichten werkelijk vast stond. Bovendien heeft Center Parcs niet weersproken dat zij wist dat TIL B.V. op het punt heeft gestaan om surseance van betaling aan te vragen.
5.11.
Echter heeft Center Parcs op 20 april 2023 ook de uitgangspunten waarop zij het voorstel voor het Tweede Amendement baseerde met TIL B.V. gedeeld. Center Parcs ging ervan uit dat er alleen liquiditeitsproblemen waren, dat er met de liquide middelen die Center Parcs zou verschaffen exact genoeg middelen waren om de bedrijfsvoering voort te zetten, en dat er voldoende bestaansrecht was voor TIL B.V., omdat er voor 14 miljoen euro aan offertes openstond. Het kan TIL Beheer en [gedaagde] dan ook worden verweten dat [gedaagde] Center Parcs niet heeft medegedeeld of op een andere manier duidelijk heeft gemaakt dat Center Parcs een reëel risico liep dat zij de uitgeleende bedragen niet terug zou krijgen als er niet binnen enkele weken een nieuwe (grote) opdracht binnen zou komen. Dat geldt des te meer omdat [gedaagde] uit de uitgangspunten die Center Parcs hanteerde, had moeten afleiden dat Center Parcs er door de uitstaande offertes van 14 miljoen euro vanuit ging dat het voortbestaan van TIL B.V. was veiliggesteld als TIL B.V. die lening zou krijgen. TIL Beheer en [gedaagde] wisten als bestuurders van TIL B.V. echter dat het voortbestaan van de onderneming, ook met de lening van Center Parcs, niet met zekerheid kon worden veiliggesteld en dat de tijd voor het verkrijgen van een nieuwe opdracht heel kort was. Daarmee hebben zij tegenover Center Parcs de indruk gewekt dat er enkel sprake was van een tijdelijk liquiditeitsprobleem en dat TIL B.V. kredietwaardig was.
5.12.
Van een
ernstigverwijt – voldoende ernstig voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid – is echter geen sprake. [gedaagde] had de hoop dat er uit de uitstaande offertes een nieuwe opdracht voort zou komen. Dat er nog geen concrete opdracht was en dat er geen concrete aanwijzingen waren op grond waarvan [gedaagde] mocht verwachten dat er spoedig een nieuwe opdracht zou volgen, brengt nog niet mee dat hij redelijkerwijs moest beseffen dat die opdracht niet zou komen en dat Center Parcs daadwerkelijk zou worden benadeeld. Immers is ook de wetenschap dat er een – ook meer dan verwaarloosbaar, of zelfs een reëel – risico bestaat dat de vennootschap haar verplichting niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden, (zonder meer) onvoldoende. Pas op het moment dat de bestuurder weet of redelijkerwijs behoort te weten dat de vennootschap in een zodanig slechte financiële toestand verkeert dat zij in feite niet meer in staat is haar crediteuren te voldoen (in technische zin failliet is) en enig concreet vooruitzicht op afdoende verbetering van die toestand ontbreekt, is er grond voor aansprakelijkheid. [gedaagde] zou dus alleen aansprakelijk zijn als hij redelijkerwijs geen hoop had kunnen hebben dat er een opdracht uit de offertes zou voortkomen. Maar de – in het geval van deze uitstaande offertes – lage conversiegraad was voor hem niet (subjectief) voorzienbaar. [gedaagde] had nog de goede hoop en verwachting dat de offertes zouden uitmonden in opdrachten. Volgens [gedaagde] waren er, in tegenstelling tot wat Center Parcs stelt, steeds twee medewerkers van TIL B.V. bezig met het binnenhalen van nieuwe opdrachten. [gedaagde] heeft ook onbetwist gesteld dat hij nog € 150.000,00 aan mensen en materiaal uit zijn andere B.V. in TIL B.V. heeft ingebracht. Dat [gedaagde] (objectief) had moeten voorzien dat de offertes niet zouden vallen, is door Center Parcs onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dan ook dat [gedaagde] rekening moest houden met een mogelijk faillissement. Er bestond een risico op benadeling van Center Parcs, maar dat is een risico waar de bestuurders in hun hoedanigheid van bestuurder van TIL B.V. (mede gelet op het belang van de kans op het verdere voortbestaan van TIL B.V. en het belang van de medewerkers van TIL B.V. die van het voortbestaan van de onderneming afhankelijk zijn) Center Parcs onder de gegeven omstandigheden niet voor hoefden te behoeden. De situatie van TIL B.V. was niet zodanig dat [gedaagde] wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat TIL B.V. de lening niet zou kunnen terugbetalen. [gedaagde] mocht in dit geval de hoop hebben dat de financiële situatie van TIL B.V. de goede kant op zou gaan, al bleek die hoop achteraf ongegrond. Er kan dan ook niet gezegd worden dat sprake is van een ernstig verwijt bij TIL Beheer en [gedaagde] als bestuurders van TIL B.V.
5.13.
Verder verwijt Center Parcs [gedaagde] dat hij ook in mei 2023, dus na het sluiten van het Tweede Amendement, maar vóór het uitbetalen van het laatste deel van de lening, nog de indruk heeft gewekt dat de situatie van TIL B.V. positief uit zou vallen. De liquiditeitsprognose van 10 mei 2023 liet naar de mening van Center Parcs immers tot eind juni 2023 een positief beeld zien. Die prognose was onvolledig en dus onjuist, aldus Center Parcs, en daardoor heeft zij de betalingen niet kunnen staken zoals zij stelt te hebben bedongen in het Tweede Amendement. De rechtbank overweegt hierover dat de vraag die in dit kader van belang is, is of [gedaagde]
op het moment van het aangaan van het Tweede Amendementwist dat TIL B.V. de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Daarnaast geldt dat Center Parcs en TIL B.V., anders dan Center Parcs betoogt, in het Tweede Amendement zijn overeengekomen dat Center Parcs de betalingen enkel mocht stopzetten als er een faillissementsaanvraag of een surseance van betaling zou volgen. Daarvan was in mei 2023 nog geen sprake. Verder heeft Center Parcs onvoldoende onderbouwd dat de liquiditeitsprognose van 10 mei 2023, gelet op de kennis die TIL B.V. dat moment had, onjuist was. Dat de situatie in de prognose van 10 mei 2023 te rooskleurig werd voorgesteld, wordt door [gedaagde] ook gemotiveerd weersproken. Het begrote overschot daalde aanzienlijk en de kasstroom hing af van het vallen van de uitstaande offertes. Het betoog van Center Parcs dat zij bij een juiste kennis van de stand van zaken op z’n minst de laatste betaling van 30 mei 2023 niet gedaan zou hebben, slaagt evenmin. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de twee grote openstaande offertes, waaronder project Oss van 2,5 miljoen euro, pas op 30 mei 2023 van de hand werden gewezen, waardoor [gedaagde] vanaf dat moment geen andere keuze meer had dan het faillissement van TIL B.V. aan te vragen.
5.14.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van een voldoende ernstig verwijt bij [gedaagde] en TIL Beheer. [gedaagde] en TIL Beheer zijn dan ook niet aansprakelijk voor het niet kunnen nakomen van de verplichtingen van TIL B.V. aan Center Parcs. De vorderingen van Center Parcs zullen worden afgewezen.
De proceskosten
5.15.
Center Parcs wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten aan de zijde van TIL Beheer en [gedaagde] betalen. Deze worden begroot op:
griffierecht € 6.617,00
salaris advocaat
€ 8.714,00(2 punten x tarief € 4.357,00)
totaal € 15.331,00
5.16.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna te bepalen.
5.17.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Center Parcs af;
6.2.
veroordeelt Center Parcs in de proceskosten, aan de zijde van TIL Beheer en [gedaagde] begroot op € 15.331,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Center Parcs in de nakosten, aan de zijde van TIL Beheer en [gedaagde] begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis indien Center Parcs niet binnen veertien dagen aan de kostenveroordeling heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.(SB)

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
3.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen).
4.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 (RCI Financial Services/K.).
5.Naar HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel).
6.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 (RCI Financial Services/K.).