9.7.Vorenstaande betekent dat de rechtbank de nieuwe beroepsgrond en de nadere toelichting van reeds ter zitting besproken beroepsgronden buiten beschouwing laat. Concreet betekent dit dat de rechtbank alle reacties en stukken die door partijen zijn ingebracht na de zitting van 18 januari 2024, buiten beschouwing laat, behoudens voor zover deze betrekking hebben op het rapport van Tauw. Voor wat betreft de publicatie van Stybenex is hiervoor al besloten dat die niet in de beoordeling zal worden betrokken en daarmee ook niet dat wat partijen daarover in het schriftelijke debat en ter zitting naar voren hebben gebracht.
Beoordeling van de beroepsgronden
10. Een bestuursorgaan is bevoegd om handhavend op te treden door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom indien er sprake is van een overtreding, zijnde een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Wat betreft het college volgt dit uit artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang bezien met de artikelen 5:4 en 5:1 van de Awb. In deze zaak is aan de last onder dwangsom de overtreding van artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit ten grondslag gelegd.
11. Eiseres betwist de bevoegdheid van het college om haar een last onder dwangsom op te leggen. Volgens eiseres is artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit onverbindend dan wel moet dit artikel in deze zaak buiten toepassing worden gelaten, zodat er geen overtreding is waartegen handhavend kan worden opgetreden. Ter onderbouwing heeft eiseres ten eerste aangevoerd dat de in dit artikel opgenomen emissiegrenswaarde voor pentaan in strijd is met Europees recht, te weten de SMB-richtlijn (2001/42/EG). Ten tweede heeft eiseres aangevoerd dat de emissiegrenswaarde voor pentaan in artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit in strijd met het motiverings- en evenredigheids-beginsel is vastgesteld.
De rechtbank zal hierna beide standpunten van eiseres bespreken.
Is de emissiegrenswaarde voor pentaan in artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit in strijd met de SMB-richtlijn?
12. De SMB-richtlijn verplicht de lidstaten om te regelen dat in bepaalde gevallen voor plannen of programma’s een strategische milieubeoordeling wordt opgesteld volgens bepaalde eisen. Niet voor ieder plan of programma hoeft een strategische milieubeoordeling te worden opgesteld.
In artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de SMB-richtlijn staat dat een milieubeoordeling moet worden gemaakt van:
- alle plannen en programma's die voorbereid worden met betrekking tot landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik en
- die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen
- voor de in bijlagen I en II bij Richtlijn 85/337/EEG (hierna: de Mer-richtlijn) genoemde projecten.
De SMB-richtlijn is in Nederland geïmplementeerd via de milieuregelgeving, waaronder de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (hierna: het Besluit mer). In kolom 3 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit mer zijn op limitatieve wijze de plannen benoemd waarvoor in het Nederlandse recht voor de uitvoering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, onder a, van de SMB-richtlijn een plan-mer-plicht kan gelden. In die kolom is de emissiegrenswaarde voor pentaan, zoals bedoeld in artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit, niet genoemd. Als het betoog van eiseres juist is, dan is de SMB-richtlijn niet correct geïmplementeerd. Dit maakt dat eiseres zich in dit geval op de rechtstreekse werking van de hier relevante bepaling uit de SMB-richtlijn kan beroepen, omdat deze bepaling voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is. Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1395, overweging 19. 13. Niet in geschil is dat in dit geval voldaan wordt aan de definitiebepaling van artikel 2 van de SMB-richtlijn en dat voor de vaststelling van de emissiegrenswaarden in artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit (waaronder die voor pentaan) geen voorafgaande milieubeoordeling is verricht, zoals bedoeld in artikel 3 van de SMB-richtlijn. Partijen verschillen van mening of deze voorafgaande milieubeoordeling al dan niet is vereist.
Eiseres stelt in dit kader dat aan alle drie criteria uit artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de SMB-richtlijn is voldaan, zodat een mer-beoordeling uitgevoerd had moeten worden.
Het college stelt dat in ieder geval niet is voldaan aan het criterium kaderstellend, zodat een mer-beoordeling niet is vereist.
De rechtbank zal zich allereerst beperken tot de vraag of artikel 2.5, eerste lid, van het Activiteitenbesluit kaderstellend is. Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord, wordt niet voldaan aan de in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de SMB-richtlijn neergelegde eis dat aan alle drie criteria moet zijn voldaan. De overige twee criteria hoeven dan niet te worden besproken.
14. De rechtbank overweegt hierover het volgende.