ECLI:NL:RBOVE:2025:5072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
84.302041.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • D.A.J. Spierings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en een balletjespistool

Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De verdachte was samen met zijn vader betrokken bij het opzettelijk opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, en het voorhanden hebben van een balletjespistool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opslaan van verschillende soorten knalvuurwerk en het voorhanden hebben van wapens. Tijdens de zitting op 17 juli 2025 werd het bewijs besproken, waaronder de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ernstige schending van het legaliteitsbeginsel door de politie, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van het eerste feit. De overige feiten werden echter wel bewezen verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de stabiliteit in zijn leven, en legde een taakstraf op in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte de gevaren van het illegaal opslaan van professioneel vuurwerk en de maatschappelijke problemen die daarmee gepaard gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.302041.23 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen, voorhanden heeft gehad en/of aan een pseudokoper ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: samen met een ander opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen (in een woning en/of een voertuig) en/of voorhanden heeft gehad;
feit 3: een busje pepperspray voorhanden heeft gehad;
feit 4: een balletjespistool (met opschrift [nummer 1] ) voorhanden heeft gehad;
feit 5: een balletjespistool (met opschrift [nummer 2] ) voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Scherpenzeel,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
300, althans één of meerdere stuks Knalvuurwerk (Super Cobra 6), (afzonderlijk COV-rapport), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander (pseudokoper
[verbalisant 1] en/of P1214) ter beschikking heeft gesteld;
2
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Scherpenzeel,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 303, althans één of meerdere stuks Knalvuurwerk met P1 gevaarsaspecten (Super Cobra 6), (Pag. 204) en/of
- 90, althans één of meerdere stuks Knalvuurwerk (Dumbum 120 db), (Pag. 210) en/of
- 2588, althans één of meerdere stuks Knalvuurwerk (Cracker, FP3 Nitraten), (Pag. 213) en/of
- 0,200 kilogram, althans een hoeveelheid Romeinse kaars (3101 MAGICAL SHOT10SH), (Pag. 216) en/of
- 0,200 kilogram, althans een hoeveelheid Knalstreng (Flah cracker 100s), (Pag. 219) en/of
- 0,300 kilogram, althans een hoeveelheid Knalvuurwerk (MEGATRESK), (Pag. 222) en/of
- 0,895 kilogram, althans een hoeveelheid Knalvuurwerk (Diverse knal), (Pag. 225) en/of
- 4, althans één of meerdere stuks Knalvuurwerk (Super Cobra 6), Pag. 254),
heeft opgeslagen (in een woning aan de [adres 1] en/of in een voertuig VW Transporter kenteken [kenteken] ) en/of voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Scherpenzeel
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray (Safaya),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Scherpenzeel
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of
afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool (opschrift linkerzijde slede “ [nummer 1] ”) voorhanden heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Scherpenzeel
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool (Airsoftwapen, met opschrift linkerzijde slede “ [nummer 2] ”) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot
kennisneming van deze zaak.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft zij – samengevat – het volgende aangevoerd.
Allereerst heeft de raadsvrouw gesteld dat het bevel tot pseudokoop onrechtmatig is geweest, omdat het handelen in de voorfase onrechtmatig was en er niet op juiste wijze uitvoering is gegeven aan het bevel. Daarnaast heeft zij betoogd dat het Tallon-criterium is geschonden, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte al voor de inzet van de pseudokoper opzet heeft gehad op het verkopen van (een grote hoeveelheid) vuurwerk. Vóórdat het bevel pseudokoop is afgegeven, worden er 1 tot 10 stuks aangeboden en wordt aangestuurd op de koop van 300 stuks, die verdachte zelf niet had, maar nog moest bestellen. De verdachte is daartoe door het optreden van de politie bewogen. De politie begaat op dat moment een strafbaar feit, te weten overtreding van art. 1.2.2 Vuurwerkbesluit, om een verdachte in beeld te krijgen. Daarvoor is art. 3 Politiewet geen toereikende basis. Voorgaande levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) en maakt dat de officier van justitie (primair) niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. De politie heeft gezien dat vuurwerkhandelaren zich tegenwoordig anders gedragen op Telegram dan voorheen en zij heeft haar optreden ook in die zin aangepast. De politie heeft op Telegram in de telegramgroep ‘ [groepsnaam] ’ de open vraag neergelegd of iemand vuurwerk heeft. Mede gezien de brede regio die in het verzoek is genoemd, was de vraag niet zodanig dat de politie al wist dat men bij verdachten zou uitkomen. De vraag was niet specifiek op verdachten gericht. Men zit in deze telegramgroep om vuurwerk te verkopen. Vanuit die intentie wordt op het verzoek van de politie gereageerd. Een en ander is niet in strijd met het Tallon-criterium en levert geen vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
3.2.3.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
De politie heeft op grond van artikel 3 Politiewet op Telegram onderzoek gedaan naar de vraag wie vuurwerk te koop aanbood en leverde. Op dinsdag 7 november 2023 om 13:21 stuurde verbalisant ‘ [verbalisant 1] ’ in de Telegramgroep ‘ [groepsnaam] ’ het volgende bericht:
‘*GEZOCHT*
Van alles, maar vooral:
C6
DumBum
Shells
Prof pakketten sier
Omgeving Arnhem, Zevenaar, Ede, Barneveld, Wageningen. Ook kartonnen/grote hoeveelheden. Wel normale prijzen aanbieden!’ [2]
Op 8 november 2024 om 07:07 uur ontving verbalisant ‘ [verbalisant 1] ’ een privé-bericht van gebruiker ‘ [gebruikersnaam] ’:
‘Heb C6 en fp 3
Prijs 15 pak 10 voor 140
Omgeving ede Veenendaal Barneveld’ [3]
Verbalisant ‘ [verbalisant 1] ’ reageerde op 8 november 2023 om 09:17 uur:
‘Ook grotere hoeveelheden’? [4]
Op 8 november 2023 om 09:19 uur stuurt gebruiker ‘ [gebruikersnaam] ’:
‘Ja karton kan ook’ [5]
en om 14:08 uur:
‘Dus als je wil hoor het graag vnv dan maak ik me bestelling groter’ [6]
Op 8 november 2023 om 15:53 uur gaf de officier van justitie een mondeling bevel pseudokoop af. Ter bevestiging van dat mondelinge bevel is op 9 november 2023 een proces-verbaal aanvraag pseudokoop/pseudo dienstverlening opgemaakt. [7] Hierop is ter bevestiging van voormeld mondeling bevel op 10 november 2023 het schriftelijk bevel opgemaakt. Daarin is bepaald dat de pseudokoop op de volgende wijze zal plaatsvinden:
‘Via de berichtendienst Telegram, waarop de verdachte(n) advertenties plaatst en het betreffende vuurwerk ten verkoop aanbied(en), zal contact gemaakt worden met verdachte(n). Daarna zal een bestelling geplaatst worden en een nadere afspraak worden gemaakt voor het leveren van de goederen. Na levering zal verdachte worden aangehouden’. [8]
3.2.3.2 Juridisch kader
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in
het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv en, zo ja, wat daarvan de
rechtsgevolgen zijn.
Art. 359a Sv ziet op onherstelbare vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. Daaronder zijn ook normschendingen bij de opsporing begrepen. Op grond van het tweede lid van art. 359a Sv zijn de volgende factoren van belang voor de vraag of een rechtsgevolg als bedoeld in art 359a Sv dient te worden verbonden. De eerste factor is "het belang dat het geschonden voorschrift dient". De tweede factor is "de ernst van het verzuim". Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is "het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt". Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. [9] Uit de jurisprudentie [10] volgt voorts dat het bij beantwoording van de vraag of aan vormverzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden en zo ja welk, in de kern gaat om afweging van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen, waaronder de belangen van waarheidsvinding en van de bestraffing van de daders van strafbare feiten, en de belangen die de handhaving van grondrechten en de bevordering van een normconform verloop van het voorbereidend onderzoek betreffen. Daarbij geldt volgens de jurisprudentie als uitgangspunt dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dit brengt mee dat bezien vanuit het perspectief van de belangen die zijn gemoeid met vervolging en berechting van strafbare feiten, waar mogelijk, wordt volstaan met het minst verstrekkende rechtsgevolg.
-Als vereiste voor toepassing van strafvermindering als rechtgevolg geldt dat de verdachte door het vormverzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden en dat strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Er dient sprake te zijn van een voldoende ernstig vormverzuim dat concreet de belangen van de verdachte heeft aangetast.
-Bij bewijsuitsluiting als rechtsgevolg gaat het om gevallen waarin het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek voor het gebruik voor het bewijs noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen. In geval van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel kan bewijsuitsluiting noodzakelijk worden geacht als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare verzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.
-Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging komt als rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Zo een geval doet zich voor wanneer op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak een zodanig ernstige inbreuk is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ”the proceedings as a whole were not fair”. Aanleiding voor niet-ontvankelijkverklaring op deze grond kan bestaan in het geval dat de verdachte door een opsporingsambtenaar dan wel door een persoon voor wiens handelen de politie of het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet al daarop was gericht (vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0655; HR 4 december 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7429 – Tallon).
3.2.3.3 Overweging over de ontvankelijkheid ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Vóórdat een mondeling bevel tot pseudokoop was afgegeven, heeft de politie op Telegram in de openbare groep ‘ [groepsnaam] ’ de mededeling geplaatst dat vuurwerk werd gezocht. Dat verzoek was niet beperkt tot vuurwerk in het algemeen; met zoveel woorden werd gevraagd naar professioneel vuurwerk (Cobra 6, Dumbum en shells). Nadat ‘ [gebruikersnaam] ’, dit is de Telegram-accountnaam van verdachte, daarop via de
privé-chatfunctie bevestigend had gereageerd, is in die privé-chatfunctie een gesprek tussen beiden gevoerd. Zo vroeg de politie ‘ [gebruikersnaam] ’ via deze privé-chatfunctie of deze grotere hoeveelheden (professioneel) vuurwerk kon leveren, waarop ‘ [gebruikersnaam] ’ meedeelde, wederom in die privé-chatfunctie, dat hij ook een “karton” kon leveren en dat hij dat graag hoort zodat hij zijn bestelling dan groter maakt.
Hoewel aan de officier van justitie in het algemeen kan worden toegegeven dat het personen die op Telegram in de openbare groep ‘ [groepsnaam] ’ actief zijn erom te doen is vuurwerk te kopen en te verkopen, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat onder de omstandigheden zoals deze in deze zaak zijn vastgesteld zogeheten voorbereidingshandelingen met betrekking tot het voorhanden krijgen, de koop en verkoop en het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk, zonder een voorafgaand bevel pseudokoop, mochten plaatsvinden.
Immers, de politie heeft bij haar uitvraag in de openbare Telegramgroep ‘ [groepsnaam] ’ expliciet en specifiek gevraagd naar bepaalde soorten professioneel vuurwerk en zij heeft dit, in reactie op het positieve antwoord van ‘ [gebruikersnaam] ’ in de privé-chatfunctie van genoemde groep ’ [groepsnaam] ’ herhaald.
Hierbij is van belang dat het volgens art. 9.2.2.1 Wet Milieubeheer in samenhang met art. 1.2.2 lid 5 Vuurwerkbesluit is verboden handelingen met professioneel vuurwerk (kort gezegd: afleveren, voorhanden hebben, opslag, handel, aanbieden) voor te bereiden, zoals het te koop vragen van dat professionele vuurwerk. Overtreding van dit verbod is, gezien de artikelen 1a, onder 1, 2 en 6 WED, een economisch delict. Een en ander vond plaats vóórdat een bevel pseudokoop was aangevraagd en afgegeven. Dit klemt omdat op grond van een zodanig bevel in het kader van de uitvoering daarvan specifieke toestemming kan worden verleend bepaalde strafbare feiten te begaan in de uitoefening van de rol van pseudokoper. Daarvan was in de zaak nog geen sprake, terwijl ook art. 3 Politiewet hiertoe geen grondslag biedt.
Naar het oordeel van de rechtbank is reeds door dit politieoptreden, dat de rechtbank typeert als een ernstige inbreuk op het legaliteitsbeginsel, sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Dit klemt temeer nu de politie in de voorfase nog verder is gegaan door ‘ [gebruikersnaam] ’ via communicatie in die privé-chatfunctie ertoe te brengen om een veel grotere hoeveelheid professioneel vuurwerk ter doorverkoop en aflevering te verwerven dan hem op het moment van zijn eerste reactie op de uitvraag van de politie ter beschikking en voor ogen stond.
Onder de hiervoor vastgestelde omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang en in het licht van het hiervoor geschetste juridisch kader, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door de politie, zonder een voorafgaand bevel pseudokoop, is gebracht tot het ter beschikking stellen van een hoeveelheid professioneel vuurwerk, een strafbaar feit, terwijl niet kan worden vastgesteld dat zijn opzet op die hoeveelheid reeds tevoren gericht was.
In het licht van het hiervoor geschetste juridisch kader brengt dit de rechtbank tot de slotsom dat de officier niet-ontvankelijk is in de vervolging van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Voor zover dit verweer de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten betreft, verwerpt de rechtbank dat verweer. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens het bevel pseudokoop was de uitvoering erop gericht om bij de verdachte een bestelling voor (illegaal) vuurwerk te plaatsen, een nadere afspraak voor de levering daarvan te maken en om verdachte na de levering van het vuurwerk aan te houden. Dat is ook gebeurd. Op 14 november 2023 zijn verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte] , aangehouden. Bij die gelegenheid wordt bij onderzoek van lichaam en kleding van verdachte, respectievelijk van de door hem bestuurde auto, een VW Transporter, een busje pepperspray, een balletjespistool en nog drie stuks (illegaal) professioneel vuurwerk aangetroffen.
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij geen weet had van het busje pepperspray in de auto en dat hij het balletjespistool bij zich had voor zijn veiligheid om anderen in voorkomend geval te kunnen afschrikken omdat hem eerder geld afhandig is gemaakt, kan in het licht van het hiervoor geschetste juridisch kader wat betreft dat wapen, die pepperspray en die drie stuks vuurwerk geen sprake zijn van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Dit geldt eveneens ten aanzien van de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten. Deze feiten zien op zaken die zijn aangetroffen en in beslag genomen in de woning waar verdachte met zijn vader, tevens mede-verdachte, en zijn moeder woont, nadat die woning met toestemming van laatstgenoemde is betreden. [11]
Dit betekent dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
3.3
Schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – conform zijn overgelegde schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) aangevoerd dat al het vuurwerk en de aangetroffen wapens van het bewijs moeten worden uitgesloten. Ter toelichting en onder verwijzing naar hetgeen zij in het kader van haar verweer tot niet-ontvankelijkheid naar voren heeft gebracht, heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte door de hiervoor genoemde vormverzuimen in zijn belangen is geschaad, dat de politie door haar handelen buitensporig veel nadeel heeft veroorzaakt en dat verdachte niet wist dat een balletjespistool verboden was, wat – zoals de rechtbank begrijpt – tot vrijspraak van de feiten 2 tot en met 5 dient te leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast die naast en in aanvulling op de hiervoor onder 3.2.3 vastgestelde feiten van belang zijn.
Op 14 november 2023 heeft verdachte in samenwerking met zijn vader, tevens mede-verdachte, het door de politie bestelde vuurwerk afgeleverd, waarna zij zijn aangehouden. Bij die gelegenheid werd bij onderzoek van lichaam en kleding van verdachte, respectievelijk van de door hem bestuurde auto, een VW Transporter, een busje pepperspray, een balletjespistool en nog drie stuks illegaal vuurwerk aangetroffen. Een en ander vormde aanleiding om de woning aan de [adres 1] , waar verdachte met zijn vader en moeder woont, te betreden ter inbeslagneming. Dat gebeurde met toestemming van verdachte’s moeder, [naam] . In de kelder van genoemde woning trof de politie meerdere dozen met vuurwerk aan, te weten twee dozen met zogenaamde Cobra’s 6 en twee volle dozen en een aangebroken doos met nitraten FP3. Het aangetroffen vuurwerk, met een totaal (bruto) gewicht van 65 kilogram, is vervolgens in beslag genomen en onderzocht. [12] Gebleken is dat sprake was van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, namelijk:
- 300 stuks Knalvuurwerk met P1 gevaarsaspecten (Super Cobra 6);
- 90 stuks Knalvuurwerk (Dumbum 120 db);
- 2588 stuks Knalvuurwerk (Cracker, FP3 Nitraten);
- 0,200 kilogram Romeinse kaars (3101 MAGICAL SHOT 10SH);
- 0,200 kilogram Knalstreng (Flah cracker 100s);
- 0,300 kilogram Knalvuurwerk (MEGATRESK);
- 0,895 kilogram Knalvuurwerk (Diverse knal);
- 4 stuks Knalvuurwerk (Super Cobra 6). [13]
In de slaapkamer van verdachte treft de politie een balletjespistool met opschrift [nummer 2] aan. [14] Uit onderzoek blijkt dat het een wapen beschreven in artikel 2 lid 1, categorie 1 sub 7 WWM betreft en strafbaar is gesteld in artikel 13 jo. 55 WWM. [15]
Verdachte heeft bekend dat hij het in de woning aangetroffen vuurwerk en het balletjespistool voorhanden heeft gehad. [16]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
4.3.2.1 Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat in verband met de beoogde pseudokoop sprake is van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift. Dit betekent dat verdachte is aangehouden bij de uitvoering van een pseudokoop die vanwege de daaraan klevende tekortkomingen onrechtmatig is. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit op zichzelf, los van de gang van zaken met het oog op het tot stand brengen van een pseudokoop, ten aanzien van verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van het Vuurwerkbesluit en/of de Wet Wapens en Munitie voortvloeit, dan wel van aanwijzingen die rechtvaardigen dat opsporingsambtenaren de hun bij de WED toegekende bevoegdheden in verband met een mogelijke overtreding van het Vuurwerkbesluit uitoefenen “in het belang van de opsporing” en “voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is”. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit mee dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is. Dit impliceert dat de onderzoeken aan lichaam en kleding van verdachte respectievelijk in de door verdachte bestuurde auto een wettelijke grondslag ontberen. Daarbij komt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting evenmin aannemelijk is geworden dat verdachte bij zijn aanhouding toestemming voor die onderzoeken heeft gegeven. De vondst van het balletjespistool en het busje pepperspray is daarmee een rechtstreeks en onmiddellijk gevolg van de onrechtmatige aanhouding. Zoals hiervoor overwogen, vond die aanhouding plaats in het kader van een pseudokoop waarbij sprake is van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift. De rechtbank acht deze schending, gezien het verloop van de feiten met het oog op de beoogde pesudokoop, zodanig ernstig dat niet met strafvermindering kan worden volstaan, maar dat het balletjespistool, het busje pepperspray en de drie stuks vuurwerk die in verband met de aanhouding bij het onderzoek van lichaam en kleding van verdachte en in de door hem bestuurde VW Transporter zijn aangetroffen van het bewijs moeten worden uitgesloten (vgl. HR 6 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001: ZD2324; HR 24 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1830).
Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voor het overige niet het wettig en overtuigend bewijs kan worden geput dat verdachte de feiten 3 en 4 heeft begaan, zal de rechtbank hem van die feiten vrijspreken.
4.3.2.2 Ten aanzien van de feiten 2 en 5
De rechtbank verwerpt het verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning waar verdachte met zijn vader, tevens mede-verdachte, en zijn moeder woont, is betreden ter inbeslagneming met toestemming van moeder. Door die toestemming is er geen sprake is van een situatie waar een bevoegdheid of een dwangmiddel slechts kan worden uitgeoefend of toegepast wordt toegepast nadat aan de daarvoor in acht te nemen wettelijke (vorm)voorschriften is voldaan (vgl. HR 1 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1694; HR 8 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4742; HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AB2873).
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het bij de verdachte aangetroffen vuurwerk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, in de zin van het Vuurwerkbesluit betrof. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik (samen met zijn vader) opzettelijk voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in zijn woning. Zij acht eveneens bewezen dat verdachte het balletjespistool voorhanden heeft gehad. De suggestie namens verdachte dat verdachte niet wist dat dit balletjespistool strafbaar was, doet aan het voorhanden hebben ervan in de zin van de Wet wapens en munitie niet af.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank de feiten 2 en 5 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Voorwaardelijk verzoek horen getuigen
De verdediging heeft bij pleidooi het door de rechter-commissaris afgewezen verzoek herhaald om getuigen te horen om te onderzoeken of de pseudokoop rechtmatig is geweest. Zij heeft dit als een voorwaardelijk verzoek geformuleerd, namelijk indien en voor zover de rechtbank niet tot een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of een vrijspraak komt.
De rechtbank wijst dit verzoek af. De officier van justitie wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van feit 1 en verdachte zal van de feiten 3 en 4 worden vrijgesproken. In zoverre is de aan het verzoek verbonden voorwaarde niet vervuld en betreft het verzoek nog slechts de feiten 2 en 5. Gelet op wat de rechtbank ten aanzien van die feiten heeft overwogen, is het horen van die getuigen niet van belang voor het beantwoorden van de vragen van 348 en 350 Sv en is het eveneens onvoldoende onderbouwd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 14 november 2023 te Scherpenzeel,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 300 stuks Knalvuurwerk met P1 gevaarsaspecten (Super Cobra 6), en
- 90 stuks Knalvuurwerk (Dumbum 120 db), en
- 2588 stuks Knalvuurwerk (Cracker, FP3 Nitraten), en
- 0,200 kilogram Romeinse kaars (3101 MAGICAL SHOT 10SH), en
- 0,200 kilogram Knalstreng (Flah cracker 100s), en
- 0,300 kilogram Knalvuurwerk (MEGATRESK), en
- 0,895 kilogram Knalvuurwerk (Diverse knal), en
- 4 stuks Knalvuurwerk (Super Cobra 6),
heeft opgeslagen (in een woning aan de [adres 1] ) en voorhanden heeft gehad;
5
hij op 14 november 2023 te Scherpenzeel
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool (Airsoftwapen, met opschrift linkerzijde slede “ [nummer 2] ”) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten, artikel 47 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf
: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 5
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn vader schuldig gemaakt aan het opzettelijk opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik. De aangetroffen hoeveelheden bij verdachte hebben opgeteld een netto explosieve massa van ruim 15 kilogram. Daarnaast heeft verdachte een balletjespistool voorhanden gehad.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk zeer gevaarlijk is, vooral als het gaat om professioneel vuurwerk dat massa-explosief kan reageren. Dit betekent dat indien één exemplaar in een partij, waarin de artikelen tegen elkaar aanliggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Ontploffing van dit professionele vuurwerk had dan ook enorme gevolgen kunnen hebben. Als het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, zou dit niet alleen ernstige gevolgen kunnen hebben gehad voor verdachte en zijn gezin, maar ook voor de omringende omgeving. Dat verdachte niet heeft stilgestaan bij deze risico’s neemt de rechtbank hem kwalijk.
Naast de concrete gevaarzetting in deze zaak levert illegaal vuurwerk in zijn algemeenheid een maatschappelijk probleem op. Zo wordt illegaal vuurwerk gebruikt voor plofkraken, bedreigingen, afpersingen en als wapen tegen hulpverleners, gezagdragers en overheidsinstellingen. Door illegaal vuurwerk op te slaan heeft verdachte het risico op deze gedragingen gefaciliteerd. De rechtbank neemt verdachte ook dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatie van verdachte van 12 maart 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 2 juli 2025. Hieruit komt naar voren dat sprake is van stabiliteit op de leefgebieden. Verdachte lijkt zich inmiddels bewust van de consequenties die zijn handelen kunnen hebben. Hij vermijdt vuurwerk en heeft hulp in een vrijwillig kader gezocht om te werken aan zijn impulsiviteit en het krijgen van inzicht in het verband tussen oorzaak en gevolg. Het recidiverisico wordt laag ingeschat en de reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Tot slot adviseert zij om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Adolescentenstrafrecht?
Gezien het advies van de reclassering omtrent de persoonlijkheid van de verdachte en hetgeen de rechtbank ter zitting heeft waargenomen, ziet de rechtbank geen grond toepassing te geven aan artikel 77c Sr en zal - overeenkomstig het advies van de reclassering - het volwassenstrafrecht worden toegepast.
De rechtbank is oordeel dat het onderzoek van de reclassering volledig is geweest en acht zich voldoende voorgelicht om tot een oordeel te komen. Anders dan de raadsvrouw, ziet zij geen reden voor een ‘second opinion’. Het door de raadsvrouw gedane verzoek om te laten onderzoeken of verdachte voor afdoening volgens het adolescentenstrafrecht in aanmerking komt, is gezien de inhoud van genoemd reclasseringsrapport onvoldoende onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de aangetroffen hoeveelheden vuurwerk opgesteld een netto explosieve massa van ongeveer 15 kilo hebben. Ook is acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist nu zij tot een andere bewezenverklaring komt. Bij het bepalen van de op te leggen straf weegt zij ook mee dat verdachte ter zitting inzicht heeft getoond in zijn laakbare gedrag. Gelet daarop en het tijdsverloop – waaruit eveneens blijkt dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd – ziet de rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden, met aftrek van enkele uren voor de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Om recht te doen aan de ernst en de omvang van het bewezen verklaarde, maar ook en vooral om verdachte ervan te doordringen dat hij zich niet opnieuw met professioneel vuurwerk of andere strafbare gedragingen moet inlaten, zal de rechtbank hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden.
Redelijke termijn?
Verdachte is op 15 november 2023 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn is aangevangen op 15 november 2023 en het vonnis wordt op 31 juli 2025 gewezen. Op grond daarvan constateert de rechtbank dat er nog geen twee jaar is verstreken en de redelijke termijn niet is geschonden, zodat het desbetreffende beroep daarop wordt verworpen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon en het geldbedrag van € 350,00 moet worden verbeurd verklaard en het balletjespistool moet worden onttrokken aan het verkeer. Hij heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 580,00 aan verdachte kan worden teruggegeven.
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen telefoon en het geldbedrag van in totaal € 930,00.
De rechtbank zal het in beslaggenomen balletjespistool onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de inbeslaggenomen telefoon en de geldbedragen van in totaal € 930,00, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr, 36b, 36c en 36d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
niet-ontvankelijk
- verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde onder 1 niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 5, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
-verklaart het volgende voorwerp
onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Wapen (G3094181);
- gelast de
teruggavevan de volgende voorwerpen:
- geldbedrag ad € 580,00 (G3094177);
- geldbedrag ad € 350,00 (G3094168);
- 1 STK GSM (G3094163).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 november 2023, inclusief fotobladen, p. 17.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 november 2023, inclusief fotobladen, p. 20.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 november 2023, inclusief fotobladen, p. 20.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 november 2023, inclusief fotobladen, p. 20.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 november 2023, inclusief fotobladen, p. 22.
7.Het proces-verbaal aanvragen bevel pseudokoop van verbalisant [verbalisant 2] van 9 november 2023, p. 37-38.
8.Het bevel pseudokoop en/of -dienstverlening van 10 november 2023, p. 40-41.
9.HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321
10.HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889.
11.Het proces verbaal verslag van binnentreden, van 14 november 2023, p. 78
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 14 november 2023, p. 83.
13.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, geregistreerd onder PL0600-2023518539-3, van 15 januari 2023, bijlage 2 t/m 8, p. 204 t/m 226.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 14 november 2023, p. 80.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 15 november 2023, p. 107-108.
16.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2025.