ECLI:NL:HR:2000:AA4742
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Haak
- A. Orie
- J. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtmatigheid van staandehouding en bewijsverkrijging in een Opiumwet-zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij achttien maanden gevangenisstraf kreeg opgelegd. De verdachte stelde in cassatie dat de staandehouding door de politie onrechtmatig was, wat zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs dat tijdens de daaropvolgende huiszoeking was verkregen.
De Hoge Raad oordeelde dat de verbalisanten voldoende gronden hadden om de verdachte staande te houden, gezien de omstandigheden waaronder de auto werd waargenomen. De auto was bekend bij de politie als eigendom van drugsgebruikers en werd gezien in de nabijheid van een sociëteit voor verslaafden. Het Hof had terecht geoordeeld dat er een redelijk vermoeden van schuld bestond, wat de staandehouding rechtvaardigde.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de verdachte vrijwillig toestemming had gegeven voor de huiszoeking, waardoor het bewijs dat daaruit voortkwam niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder een staandehouding plaatsvindt en de rol van vrijwillige toestemming bij het verkrijgen van bewijs. De Hoge Raad bevestigde de rechtmatigheid van de handelingen van de politie en het oordeel van het Hof, wat resulteerde in de verwerping van het cassatieberoep.