ECLI:NL:RBOVE:2025:398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
08-044520-22 en 08-251998-24 (ttz gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door een 54-jarige man met twee verschillende cateringbedrijven

De rechtbank Overijssel heeft op 27 januari 2025 een 54-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van ondernemer voor vijf jaar. De man had zich met twee verschillende cateringbedrijven schuldig gemaakt aan oplichting. Hij deed zich voor als een bonafide ondernemer die goederen en diensten bestelde, maar deze nooit betaalde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere ondernemers heeft bewogen tot de afgifte van goederen en diensten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en gelast dat het vonnis openbaar wordt gemaakt, met vermelding van de personalia van de verdachte. De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van benadeelde partijen die door de verdachte waren opgelicht. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak grondig onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte op meerdere momenten en met verschillende slachtoffers dezelfde werkwijze had gehanteerd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft aanzienlijke schade veroorzaakt bij de benadeelde partijen, die vaak kleine ondernemers waren. De rechtbank heeft ook de recidive van de verdachte in aanmerking genomen, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-044520-22 en 08-251998-24 (ttz gev) (P)
Datum vonnis: 27 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 december 2024 en 13 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-044520-22
feit 1:in de periode van 12 augustus 2021 tot en met 11 januari 2022 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht (met het bedrijf [bedrijf 1] );
feit 2:in de periode van 9 januari 2023 tot en met 5 april 2023, samen met een ander, [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] heeft opgelicht (met het bedrijf [bedrijf 2] );
feit 3:in de periode van 23 augustus 2023 tot en met 21 november 2023 [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] heeft opgelicht (met het bedrijf [bedrijf 3] );
parketnummer 08-251998-24
in de periode van 25 januari 2024 tot en met 30 april 2024 [medeverdachte] schriftelijk en onder voorwaarde heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-044520-22
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2021 tot en met 11 januari 2022 te Hengelo (O) en/of te Deurningen en/of te Almelo, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] (eigenaar van [bedrijf 4] ) en/of
[slachtoffer 2] (eigenaar van [bedrijf 5] ) en/of
[slachtoffer 3] (eigenaar van [bedrijf 6] ) en/of
[slachtoffer 4] (eigenaar van [bedrijf 7] ) en/of
[slachtoffer 5] (eigenaar van [bedrijf 8] ) en/of
[slachtoffer 6] (accountmanager van [bedrijf 9] ) en/of
[slachtoffer 7] (eigenaar van [bedrijf 10] ) en/of
[slachtoffer 8] (eigenaar van [bedrijf 11] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten
- het leveren van producten, te weten voedingsmiddelen en/of (alcoholische) dranken en/of serviesgoed en/of een bar en/of en/of een biertap en/of een koelkast/koeling en/of warmhoudbakken en/of keukenapparatuur en/of krachtstroomkabels en/of een verdeelkast en/of
- het leveren van radiozendtijd,
door
- contact op te nemen met voornoemde personen/bedrijven en daarbij een valse naam op te geven, te weten [alias 1] en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij een bedrijf had, te weten [bedrijf 1] en/of dat hij al meerdere bedrijven had en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij voornoemde producten en radiozendtijd wilde kopen en/of huren voor het bedrijf [bedrijf 1] en/of
- (hierbij) de website en/of het telefoonnummer en/of het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 1] op te geven als contactgegevens en/of het bedrijfsadres van het bedrijf [bedrijf 1] op te geven als afleveradres voor voornoemde producten en/of
- (hierdoor) zich voor te doen als bonafide/serieuze klant van voornoemde personen/bedrijven en/of als persoon die de rekening kon en wilde betalen en/of
- (nadat voornoemde producten en radiozendtijd waren geleverd) aan voornoemde personen/bedrijven redenen te geven waarom de facturen nog niet waren betaald en/of niet meer te reageren op verzoeken van voornoemde personen/bedrijven om de facturen te betalen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2023 tot en met 5 april 2023 te Hengelo (O) en/of te Tubbergen en/of te Oldenzaal en/of te Almelo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] (eigenaar van [bedrijf 12] ) en/of
[slachtoffer 10] (eigenaar van [bedrijf 13] ) en/of
[slachtoffer 11] (eigenaar van [bedrijf 14] ) en/of
[slachtoffer 12] (eigenaar van [bedrijf 15] ) en/of
[slachtoffer 13] (eigenaar van [bedrijf 16] ) en/of
[slachtoffer 14]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten
- het uitvoeren van bouwwerkzaamheden, te weten het aanleggen van elektra en/of het uitvoeren van stuc- en timmerwerkzaamheden en/of
- het regelen en/of laten werken van nieuwe personeelsleden, te weten koks en/of een pizzabakker en/of bezorgers en/of kantoorpersoneel en/of schoonmakers, bij het bedrijf [bedrijf 2] en/of
- het uitbetalen van salaris aan reeds werkzame personeelsleden bij het bedrijf [bedrijf 2] en/of
- het leveren van producten, te weten voedingsmiddelen en/of (alcoholische) dranken en/of
- het ter beschikking stellen van een huurwoning en/of het aankopen van kozijnen,
door
- contact op te nemen met voornoemde personen/bedrijven en daarbij een valse naam op te geven, te weten [alias 2] en/of [alias 3] en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij een bedrijf had, te weten [bedrijf 2] en/of dat het bedrijf [bedrijf 2] al diverse (grote) opdrachten binnen had gekregen en/of dat hij het bedrijf [bedrijf 2] aan het uitbreiden was en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij voornoemde bouwwerkzaamheden en/of voornoemde nieuwe personeelsleden en/of voornoemde huurwoning en kozijnen en/of voornoemde producten wilde kopen en/of (in)huren voor het bedrijf [bedrijf 2] en/of
- (hierbij) te zeggen dat voornoemde reeds werkzame personeelsleden bij het bedrijf [bedrijf 2] op de loonlijst moesten staan en/of moesten worden uitbetaald, terwijl hij wist dat deze personen niet werkzaam waren bij het bedrijf [bedrijf 2] en/of
- (hierbij) de website en/of het telefoonnummer en/of het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 2] op te geven als contactgegevens en/of het bedrijfsadres van het bedrijf [bedrijf 2] op te geven als afleveradres voor voornoemde producten en/of als adres waar voornoemde bouwwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd en/of als adres waar voornoemde nieuwe personeelsleden werkzaamheden moesten uitvoeren/of
- (hierdoor) zich voor te doen als bonafide/serieuze klant van voornoemde personen/bedrijven en/of als persoon die de rekening kon en wilde betalen en/of
- (nadat voornoemde bouwwerkzaamheden waren uitgevoerd en/of voornoemde personeelsleden werkzaamheden hadden uitgevoerd en/of voornoemde reeds werkzame personeelsleden waren uitbetaald en/of voornoemde producten waren geleverd en/of voornoemde huurwoning ter beschikking was gesteld en voornoemde kozijnen waren aangekocht) aan voornoemde personen/bedrijven redenen te geven waarom de facturen nog niet waren betaald en/of tegen voornoemde personen/bedrijven te zeggen dat de facturen al waren betaald, terwijl dit niet klopte en/of niet meer te reageren op verzoeken van voornoemde personen/bedrijven om de facturen te betalen;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2023 tot en met 21 november 2023 te Borne en/of te Hengelo (O) en/of te Apeldoorn, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 15] (eigenaar van [bedrijf 17] ) en/of
[slachtoffer 16] (eigenaar van [bedrijf 18] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst,
te weten het leveren van producten, te weten een buffet (bestaande uit voedingsmiddelen en/of (alcoholische) dranken en/of serviesgoed en/of branders) en/of een trilplaat en/of een rolsteiger,
door
- contact op te nemen met voornoemde personen/bedrijven en daarbij een valse naam op te geven, te weten [alias 4] en/of [alias 5] en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij een bedrijf had, te weten [bedrijf 3] en/of
- (hierbij) te zeggen dat hij voornoemde producten wilde kopen en/of huren voor het bedrijf [bedrijf 3] en/of voor de verjaardag van zijn vrouw en/of
-(hierbij) de website en/of het telefoonnummer en/of het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 3] op te geven als contactgegevens en/of
- (hierdoor) zich voor te doen als bonafide/serieuze klant van voornoemde personen/bedrijven en/of als persoon die de rekening kon en wilde betalen en/of
- (nadat voornoemde producten waren geleverd) aan voornoemde personen/bedrijven redenen te geven waarom de facturen nog niet waren betaald en/of niet meer te reageren op verzoeken van voornoemde personen/bedrijven om de facturen te betalen.
parketnummer 08-251998-24
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2024 tot en met 30 april 2024, althans
op 30 april 2024 te Hengelo (O) en/of te Zutphen, althans in Nederland
[medeverdachte]
schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door bij die [medeverdachte] een anonieme brief te laten bezorgen, althans door een
anonieme brief te (laten) schrijven die (mede door verdachtes toedoen) bij die [medeverdachte]
terecht is gekomen,
met daarin de tekst:
“Beste [medeverdachte] ,
Je hebt nu een hele grote fout gemaakt.
Onze goede vriend zit in de bajes door jouw toedoen.
Jij gaat ervoor zorgen dat hij binnen een maand vrij is, anders zullen jouw kinderen
verder zonder hun moeder moeten opgroeien, want wij zullen jou en je nieuwe
vriendje vinden.
Je mag hiervoor naar de politie gaan, maar dat is voor ons geen probleem, je hebt
nu de verkeerde mensen.
Zorg dat je gaat praten en [verdachte] vrij komt dan laten wij jou met rust, anders ga je
voor altijd rusten.”,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Het ten laste gelegde onder parketnummer 08-044520-22
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In juli 2021 hebben verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) elkaar ontmoet en een relatie gekregen. Verdachte verbleef toen in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling in een kliniek. Verdachte is uit de kliniek gevlucht en bij [medeverdachte] gaan wonen. Kort daarna zijn zij samen een cateringbedrijf begonnen, genaamd [bedrijf 1] . Op 24 september 2021 is de eenmanszaak [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte] ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met als startdatum 24 augustus 2021. Het bedrijf was ingeschreven op naam van [medeverdachte] , omdat verdachte voortvluchtig was en hij wilde voorkomen dat zijn achternaam zou worden gelinkt aan eerdere veroordelingen voor oplichting. Als contactgegevens van het bedrijf staan vermeld: het e-mailadres [bedrijf 1] . [e-mailadres 1] , het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het bezoekadres [adres 1] .
De politie heeft van verschillende personen en/of bedrijven aangiften van oplichting ontvangen met betrekking tot [bedrijf 1] . De aangevers hebben allen producten en/of diensten geleverd aan [bedrijf 1] . Hieronder zullen de feiten en omstandigheden per aangever worden behandeld in de volgorde waarin de aangevers in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Aangever [slachtoffer 1] , eigenaar van [bedrijf 4]
Op 28 oktober 2021 heeft verdachte bij [slachtoffer 1] drank, een bar, een mobiele koelkast en glaswerk besteld voor zijn zaak, [bedrijf 1] . Verdachte maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en stelde zich voor als [alias 6] . Na de controle van de inschrijving van [bedrijf 1] in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft [slachtoffer 1] de goederen geleverd. Daarna plaatste verdachte nog diverse bestellingen, welke bestellingen ook door [slachtoffer 1] zijn geleverd. De facturen zijn niet betaald. [slachtoffer 1] kon geen contact meer krijgen met verdachte.
Aangever [slachtoffer 2] , eigenaar van [bedrijf 5]
Halverwege oktober 2021 heeft verdachte gebeld naar [slachtoffer 2] en zich voorgesteld als [alias 1] . Verdachte heeft gezegd dat hij voor zijn cateringbedrijf [bedrijf 1] voor langere tijd keukenapparatuur wilde huren. Na een controle van de inschrijving van [bedrijf 1] in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft [slachtoffer 2] keukenapparatuur verhuurd aan verdachte. De facturen zijn niet betaald. [slachtoffer 2] kon geen contact meer krijgen met verdachte. Na een oproep op internet kwam [slachtoffer 2] erachter dat de persoon die zich [alias 1] noemde, in werkelijkheid [verdachte] (verdachte) was.
Aangever [slachtoffer 3] , eigenaar van [bedrijf 6]
In de periode van 25 september 2021 tot en met 12 november 2021 heeft verdachte bij [slachtoffer 3] in totaal elf bestellingen geplaatst voor diverse levensmiddelen. Verdachte vertelde dat hij deze levensmiddelen nodig had voor zijn cateringbedrijf [bedrijf 1] . Verdachte heeft zich bij de eerste bestelling voorgesteld als [alias 3] en verteld dat hij meerdere zaken had. [slachtoffer 3] heeft gecontroleerd of [bedrijf 1] was ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dit was het geval. Vervolgens heeft hij de bestelde levensmiddelen afgeleverd op het adres [adres 1] . In de weken die daarop volgden, heeft verdachte via WhatsApp met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] diverse nieuwe bestellingen geplaatst, welke bestellingen ook door [slachtoffer 3] zijn geleverd. Na ontvangst van de eerste factuur van 31 oktober 2021 heeft verdachte op 3 november 2021 aan [slachtoffer 3] toegezegd dat de factuur zou worden betaald door zijn boekhouder. Hierna heeft hij nog diverse bestellingen bij [slachtoffer 3] geplaatst, welke bestellingen [slachtoffer 3] ook heeft geleverd. Geen van de facturen is betaald.
Aangever [slachtoffer 4] , eigenaar van zalencentrum [bedrijf 7]
Op 12 augustus 2021 heeft verdachte onder de naam [alias 1] per mail een buffet, biertap, een koeling, een vaatje bier, frisdrank, glaswerk, borden, bestek en warmhoudbakken besteld bij [slachtoffer 4] . De goederen zijn op 14 augustus 2021 afgeleverd aan de [adres 1] en in ontvangst genomen door verdachte. De factuur van 15 augustus 2021 is, ondanks meerdere aanmaningen en daaropvolgende toezeggingen door verdachte dat zou worden betaald, niet betaald. [slachtoffer 4] kwam er later via sociale media achter dat de man die zich voorstelde als [alias 1] in werkelijkheid [verdachte] heette.
Aangever [slachtoffer 8] , eigenaar van [bedrijf 11]
Op 3 december 2021 is [slachtoffer 8] telefonisch benaderd door iemand van [bedrijf 1] . [bedrijf 1] zocht een leverancier voor aardappelproducten. Er werd een afspraak gemaakt met [alias 3] van [bedrijf 1] . Deze [alias 3] kwam bij [slachtoffer 8] op het bedrijf langs om kennis te maken en nam verschillende producten mee om te proberen. Op 13 december 2021 zijn producten besteld vanaf het e-mailadres [bedrijf 1] . [e-mailadres 1] . Op dezelfde dag zijn de producten opgehaald en is de factuur naar dit e-mailadres verstuurd. [alias 3] deelde [slachtoffer 8] telefonisch mee dat hij elke vrijdag de boekhouding deed en zegde toe de factuur de eerstvolgende vrijdag te voldoen. De factuur is echter, ondanks meerdere aanmaningen, nooit betaald. [slachtoffer 8] heeft verdachte herkend als de man die op zijn bedrijf langskwam om kennis te maken en producten uit te proberen. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon was die voor het bedrijf [bedrijf 1] contact legde met [slachtoffer 8] en de bestelling plaatste.
Juridisch kader oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed of het verlenen van een dienst.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden voorts onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat bovengenoemde aangiften elkaar ondersteunen, nu in de aangiften een terugkerende werkwijze – modus operandi – is te zien. De rechtbank zal de aangiften daarom in samenhang beoordelen.
Verdachte heeft zich telkens voorgesteld als [alias 3] van het cateringbedrijf [bedrijf 1] . Als verdachte een achternaam gebruikte, dan was dat niet zijn werkelijke achternaam [verdachte] , maar de achternaam [alias 1] of [alias 6] . Het bedrijf [bedrijf 1] was ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel op naam van zijn toenmalige partner [medeverdachte] vanwege het verleden van verdachte. Verdachte wilde voorkomen dat zijn achternaam zou worden gelinkt aan zijn eerdere veroordelingen voor oplichting. Verdachte maakte gebruik van de in het Handelsregister opgenomen contactgegevens. Uit de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat zij hierdoor aannamen dat zij met een bonafide bedrijf te maken hadden. Dit werd in het geval van aangever [slachtoffer 3] nog versterkt doordat verdachte hem, in strijd met de waarheid, vertelde dat hij meerdere zaken had. Verdachte heeft zich aldus voorgedaan als bonafide horecaondernemer met een serieus cateringbedrijf.
Vervolgens is verdachte telkens betalingsverplichtingen aangegaan waarbij het in de betreffende branche gebruikelijk is dat betaling achteraf middels een factuur geschiedt. Door het vermelden van zijn bedrijfsnaam en door te handelen vanuit zijn hoedanigheid als ondernemer en uit naam van zijn bedrijf heeft hij bij de aangevers het vertrouwen gewekt dat hij kredietwaardig was en dat de rekeningen zouden worden betaald. Hij was echter niet kredietwaardig en heeft geen enkele rekening betaald. Verdachte heeft, door zo te handelen, naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend patroon dat leveranciers producten leveren of voor verhuur afgeven aan een klant in de verwachting en in het vertrouwen dat die klant vervolgens de rekening betaalt. In het geval van aangever [slachtoffer 3] heeft verdachte dit vertrouwen voorts versterkt door de toezegging dat zou worden betaald door de boekhouder. Dit was een leugen, want verdachte had geen boekhouder en wist dat de factuur niet zou worden betaald. [slachtoffer 3] heeft, aldus verkerend in de onjuiste vooronderstelling dat verdachte zou betalen, daarna nog meerdere vervolgbestellingen aangenomen van verdachte.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels en dat aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] hierdoor zijn bewogen tot de afgifte van een goed of het verlenen van een dienst. Dat de oplichtingsmiddelen geschikt waren om tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst te bewegen, is wel gebleken, aangezien de aangevers daartoe ook daadwerkelijk zijn overgegaan. Aangevers konden de in de gedragingen van verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken niet doorzien. Het was niet dermate evident dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken dat moest worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangevers aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor beschreven handelwijze van verdachte volgt dat hij het oogmerk heeft gehad om zichzelf en een ander te bevoordelen. Er is sprake van een patroon waarbij verdachte bij meerdere aangevers keer op keer dezelfde werkwijze heeft gehanteerd. Deze werkwijze liet de aangevers telkens tekortgedaan achter. Dit effect kan verdachte niet alleen niet zijn ontgaan, maar werd naar het oordeel van de rechtbank door verdachte welbewust nagestreefd. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat verdachte omtrent het uitblijven van de betalingen diverse niet nagekomen toezeggingen aan aangevers heeft gedaan, smoezen en excuses heeft verteld en uiteindelijk niet meer bereikbaar en/of traceerbaar was.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de aangevers [slachtoffer 5] (eigenaar van [bedrijf 8] ) en [slachtoffer 7] (eigenaar van [bedrijf 10] ) heeft opgelicht.
Het bedrijf [bedrijf 1] is bij [bedrijf 8] ingeschreven als klant door [medeverdachte] . Daarbij is ook [medeverdachte] identiteitsbewijs gebruikt. Verdachte heeft in het verhoor bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij de persoon is die goederen heeft gehuurd bij [bedrijf 8] en op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 5] met een oplichtingsmiddel tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst heeft bewogen.
Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 7] met een oplichtingsmiddel tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst heeft bewogen. [slachtoffer 7] heeft immers in de aangifte verklaard dat het eerste contact is gelegd door [medeverdachte] , dat de bestelling is geplaatst op naam van [medeverdachte] en in ontvangst is genomen door [naam 1] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] .
Ook ten aanzien van aangever [slachtoffer 6] van [bedrijf 9] zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Iemand moet door een oplichtingsmiddel, door de ingeroepen onjuiste voorstelling van zaken, tot de afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst zijn bewogen. Daarbij speelt mee of de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid is betracht door de aangever. [slachtoffer 6] heeft namens [bedrijf 9] commercials en radiozendtijd verkocht aan verdachte voor de startende onderneming [bedrijf 1] voor een bedrag van € 5.495,. Uit de verklaring van [slachtoffer 6] blijkt dat hij vooraf twijfels had en vraagtekens zette bij deze (grote) bestelling van verdachte, omdat hij maar één steamer en weinig personeel zag toen hij in het pand van [bedrijf 1] kwam kijken. Onder die omstandigheden had de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid [slachtoffer 6] , werkzaam als accountmanager bij een grote onderneming, aanleiding moeten geven de door verdachte geschetste onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden bewezen dat [slachtoffer 6] door een oplichtingsmiddel is bewogen tot het leveren van radiozendtijd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan ten aanzien van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] .
Feit 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 februari 2023 is de eenmanszaak [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) op naam van verdachte ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met als startdatum 15 december 2022. Als e-mailadres staat vermeld: [e-mailadres 2] .
De politie heeft van verschillende personen en/of bedrijven aangiften van oplichting ontvangen met betrekking tot [bedrijf 2] . De aangevers hebben allen producten en/of diensten geleverd aan [bedrijf 2] . Hieronder zullen de feiten en omstandigheden per aangever worden behandeld in de volgorde waarin de aangevers in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Aangever [slachtoffer 9] , eigenaar van [bedrijf 12]
In januari en februari 2023 heeft het bedrijf [bedrijf 12] op verzoek van verdachte sloopwerkzaamheden verricht in een pand aan de [adres 2] . Verdachte heeft aan [slachtoffer 9] verteld dat hij een cateringbedrijf had dat hij in dat pand wilde vestigen en dat hij cateringopdrachten binnen had van de organisatie [organisatie] en van de Politie. De facturen zijn, ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen, niet betaald.
Aangever [slachtoffer 10] , eigenaar van [bedrijf 13]
In januari en februari 2023 heeft het bedrijf [bedrijf 13] op verzoek van verdachte werkzaamheden verricht in een pand aan de [adres 2] . [bedrijf 13] was via de website benaderd door verdachte. Verdachte schreef dat het pand aan de [adres 2] van het bedrijf [bedrijf 2] was. De facturen zijn, ondanks betalingsherinneringen, niet betaald.
Aangever [slachtoffer 11] , eigenaar van [bedrijf 14]
Op 24 maart 2023 werd [slachtoffer 11] per mail benaderd door verdachte. Verdachte gebruikte het e-mailadres [e-mailadres 2] en schreef dat hij een nieuw cateringbedrijf was begonnen en op zoek was naar een nieuwe leverancier voor groente en fruit. Verdachte vroeg of [slachtoffer 11] de volgende dag al producten kon leveren. Dit heeft [slachtoffer 11] gedaan. Verdachte plaatste vervolgens nieuwe bestellingen, welke ook door [slachtoffer 11] zijn geleverd. De facturen zijn niet betaald.
Aangever [slachtoffer 12] , eigenaar van [bedrijf 15] B.V.
Op 2 februari 2023 hadden verdachte en [medeverdachte] een afspraak met [slachtoffer 12] waarin verdachte en [medeverdachte] meedeelden dat zij voor hun bedrijf [bedrijf 2] personeel nodig hadden. Verdachte zei daarbij tegen [slachtoffer 12] dat de organisatie Tactus klant bij hen was geworden en dat ze dagelijks 1500 maaltijden aan Tactus zouden gaan leveren. De tweede afspraak tussen [slachtoffer 12] en verdachte en [medeverdachte] vond plaats in een bedrijfspand, waarover verdachte en [medeverdachte] vertelden dat het hun nieuwe bedrijfslocatie was. Tijdens dat gesprek hebben verdachte en [medeverdachte] medegedeeld dat zij koks, een pizzabakker, bezorgers, kantoorpersoneel en schoonmakers nodig hadden voor hun bedrijf. Tussen 8 maart 2023 en 15 maart 2023 hebben twee personeelsleden, [naam 2] en [naam 3] , werkzaamheden verricht voor [bedrijf 2] .
Tijdens het tweede gesprek zijn [naam 4] en [naam 5] , de kinderen van [medeverdachte] , ook op [bedrijf 15] ’s loonlijst gezet ten behoeve van [bedrijf 2] . Van de zijde van verdachte en [medeverdachte] werd medegedeeld dat beide kinderen reeds vanaf 13 februari 2023 werkzaam waren voor [bedrijf 2] . Zij hebben vervolgens van [bedrijf 15] – met terugwerkende kracht – loon ontvangen over de maand februari 2023. [naam 4] en [naam 5] hebben nooit gewerkt voor [bedrijf 2] . De factuur van [bedrijf 15] is niet betaald.
Aangever [slachtoffer 13] , eigenaar van [bedrijf 16]
Op 7 maart 2023 nam verdachte telefonisch contact op met [slachtoffer 13] . Verdachte stelde zich voor als [alias 3] van het bedrijf [bedrijf 2] en vertelde dat hij een extra vestiging had geopend. Twee dagen later vroeg verdachte per mail aan [slachtoffer 13] om op korte termijn een bestelling te leveren. Verdachte gebruikte daarbij het e-mailadres [e-mailadres 2] . [slachtoffer 13] heeft de website van het bedrijf bekeken en de inschrijving van het bedrijf in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel gecontroleerd. De website zag er goed uit en de inschrijving bleek in orde. [slachtoffer 13] heeft de bestelde producten vervolgens geleverd. Daarop deed verdachte nog twee bestellingen die [slachtoffer 13] eveneens heeft geleverd. De facturen zijn niet betaald. Verdachte was niet meer bereikbaar of traceerbaar voor [slachtoffer 13] .
De overwegingen van de rechtbank
Gelet op het hierboven weergegeven juridisch kader voor oplichting, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van een goed of het verlenen van een dienst door gebruik te maken van een valse hoedanigheid, te weten die van een bonafide ondernemer met een groot, nieuw cateringbedrijf die de aangevers kon en wilde betalen, en een samenweefsel van verdichtsels. Verdachte heeft het vertrouwen van aangevers gewonnen en misbruik gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer in de betreffende branche gebruikelijk verwachtingspatroon dat betaling voor geleverde producten en diensten achteraf middels een factuur geschiedt. De rechtbank verwijst voor de motivering naar haar overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu dit hetzelfde patroon in het gedrag van verdachte betreft. De rechtbank voegt daaraan toe dat verdachte in strijd met de waarheid aan [slachtoffer 13] heeft verteld dat zijn bedrijf een tweede vestiging kreeg en aan [slachtoffer 9] dat zijn cateringbedrijf al opdrachten van twee grote klanten binnen had. Ook aan [slachtoffer 12] heeft hij verteld dat hij een grote opdrachtgever binnen had voor wie dagelijks 1500 maaltijden moesten worden bereid. Met deze leugenachtige mededelingen heeft verdachte het vertrouwen van de aangevers dat het hier om een serieus, bonafide bedrijf ging, versterkt.
Dat de oplichtingsmiddelen geschikt waren om tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst te bewegen, is wel gebleken, aangezien de aangevers daartoe ook daadwerkelijk zijn overgegaan. Aangevers konden de in de gedragingen van verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken niet doorzien. Het was niet dermate evident dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken dat moest worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangevers aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de handelwijze van verdachte volgt dat hij het oogmerk heeft gehad om zichzelf en een ander te bevoordelen. Er is met [bedrijf 2] – wederom – sprake van een patroon waarbij verdachte bij meerdere aangevers dezelfde werkwijze heeft gehanteerd. Deze werkwijze liet de aangevers telkens tekortgedaan achter. Dit effect kan verdachte niet alleen niet zijn ontgaan, maar werd naar het oordeel van de rechtbank door verdachte welbewust nagestreefd. De rechtbank wordt in dat oordeel gesterkt door de omstandigheid dat van de zijde van verdachte en [medeverdachte] aan het bedrijf [bedrijf 15] de opdracht werd gegeven om (ook met terugwerkende kracht) loon uit te betalen aan [alias 4] en [naam 5] , de kinderen van [medeverdachte] , terwijl zij niet voor [bedrijf 2] hadden gewerkt en zouden gaan werken. Dit kan niet anders dan bewust en met het oogmerk om zichzelf en een ander te bevoordelen zijn gedaan.
Het medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van aangever [slachtoffer 12] sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , zodat de rechtbank verdachte ten aanzien van deze aangever als medepleger aanmerkt.
Ten aanzien van aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , Van [slachtoffer 11] en [slachtoffer 13] is niet komen vast te staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander, zodat de rechtbank verdachte ten aanzien van deze aangevers als pleger aanmerkt.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 14] heeft opgelicht. [slachtoffer 14] heeft zijn pand aan de [adres 2] aan verdachte en [medeverdachte] verhuurd en ten behoeve van verdachte en [medeverdachte] nieuwe kozijnen voor het pand aangeschaft, waarvan de aanschafkosten voor de helft voor rekening van verdachte en [medeverdachte] zouden komen. Verdachte en [medeverdachte] hebben bij het sluiten van de huurovereenkomst gebruik gemaakt van hun eigen namen. Het enkele huren van een pand en het vervolgens in gebreke blijven om de huurpenningen te voldoen levert op zichzelf - ook indien de huurders hebben of konden voorzien dat zij niet aan de betalingsverplichtingen zouden kunnen voldoen - geen oplichting op. [1] Voorts moet iemand door een oplichtingsmiddel tot de afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst zijn bewogen. Daarbij speelt mee of de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid is betracht door de aangever. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 14] heeft gecontroleerd of verdachte en [medeverdachte] de huurprijs van € 4000, per maand konden voldoen. Bovendien heeft de sleuteloverdracht van het pand plaatsgevonden voordat de overeengekomen waarborgsom door verdachte en [medeverdachte] was betaald. Gelet op voornoemde omstandigheden heeft [slachtoffer 14] naar het oordeel van de rechtbank niet de omzichtigheid betracht die van een verhuurder van een pand in het maatschappelijk verkeer wordt vereist. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat [slachtoffer 14] door een oplichtingsmiddel is bewogen tot het ter beschikking stellen van het pand en het aanschaffen van nieuwe kozijnen voor het pand. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 14] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan ten aanzien van aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] .
Feit 3
Op 13 oktober 2023 is [bedrijf 3] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als startdatum 13 augustus 2023, op naam van [naam 1] . Op 8 november 2023 heeft het bedrijf [bedrijf 17] een buffet geleverd aan [bedrijf 3] . Op 16 augustus 2023 heeft het bedrijf [bedrijf 18] een trilplaat en rolsteiger verhuurd aan [bedrijf 3] .
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangevers [slachtoffer 15] (eigenaar van [bedrijf 17] ) en [slachtoffer 16] (eigenaar van [bedrijf 18] ) heeft opgelicht.
Aangever [slachtoffer 15] heeft verklaard dat het buffet op naam van [alias 4] van [bedrijf 3] werd besteld. Uit de verklaring van [slachtoffer 15] blijkt dat hij vrijwel direct nadat hij de bestelling had ontvangen, ‘een onderbuikgevoel kreeg’ en het idee had dat er iets niet klopte. Hij heeft het buffet desondanks afgeleverd conform de afspraak. Onder die omstandigheden had de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid [slachtoffer 15] aanleiding moeten geven de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden bewezen dat [slachtoffer 15] door een oplichtingsmiddel is bewogen tot het leveren van het buffet.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 16] kan de rechtbank op grond van het dossier niet vaststellen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 16] met een oplichtingsmiddel tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst heeft bewogen.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde feit.
3.3.2
Het ten laste gelegde onder parketnummer 08-251998-24
Het dossier bevat een foto van een brief, gericht aan [medeverdachte] . In de brief staat dat het de schuld van [medeverdachte] is dat verdachte in detentie zit en dat zij moet zorgen dat hij vrij komt, omdat haar kinderen anders zonder moeder zullen opgroeien en zij voor altijd zal rusten. De brief is niet ondertekend.
[naam 6] , een voormalig celgenoot van verdachte, heeft verklaard dat hij van verdachte de opdracht had gekregen om de brief aan [medeverdachte] te overhandigen. Hij heeft gedaan alsof hij dat ging doen, maar heeft toen hij vrij kwam, contact gezocht met een journalist van [bedrijf 9] . Hij heeft via een appbericht een foto van de brief opgestuurd naar deze journalist.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 30 april 2024 van de journalist via email (een foto van) een brief heeft ontvangen en dat zij het handschrift in die brief herkent als het handschrift van verdachte. De journalist was eerst bij haar woning langsgegaan om (een foto van) de brief te laten zien, maar toen was alleen haar dochter thuis. Haar dochter zag de (foto van de) brief op afstand en herkende het handschrift in de brief ook als het handschrift van verdachte. De journalist kent het handschrift van verdachte en meent dat het handschrift er iets anders uit ziet, maar dat de letter J wel grote overeenkomsten toont. Verdachte ontkent de brief te hebben geschreven.
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wat [medeverdachte] en haar dochter precies onder ogen hebben gehad en in het verlengde daarvan hoe hun herkenningen van het handschrift tot stand zijn gekomen. Voorts is niet gebleken dat [medeverdachte] en haar dochter over de expertise beschikken om de conclusie te kunnen trekken dat het gaat om het handschrift van de verdachte. De rechtbank acht deze herkenningen daarom niet doorslaggevend. Het dossier bevat onvoldoende (andere) aanknopingspunten dat de brief afkomstig is van en geschreven is door verdachte. De enkele verklaring van [naam 6] is daartoe onvoldoende. Er is verzuimd om de brief door een handschriftdeskundige te laten onderzoeken. De rechtbank acht het opsporingsonderzoek onvolledig en kan daardoor niet vaststellen wie deze brief – waarvan de inhoud de rechtbank overigens zeer kwalijk voorkomt, omdat geprobeerd lijkt te zijn om de rechtsgang te ondermijnen – heeft verzonden.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 0825199824 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 12 augustus 2021 tot en met 11 januari 2022 in Nederland,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] (eigenaar van [bedrijf 4] ) en
[slachtoffer 2] (eigenaar van [bedrijf 5] ) en
[slachtoffer 3] (eigenaar van [bedrijf 6] ) en
[slachtoffer 4] (eigenaar van [bedrijf 7] ) en
[slachtoffer 8] (eigenaar van [bedrijf 11] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten
- het leveren van producten, te weten voedingsmiddelen en (alcoholische) dranken en serviesgoed en een bar en een biertap en een koelkast/koeling en warmhoudbakken en keukenapparatuur
door
- contact op te nemen met voornoemde personen/bedrijven en daarbij een valse naam op te geven, te weten [alias 1] en
- (hierbij) te zeggen dat hij een bedrijf had, te weten [bedrijf 1] en/of dat hij al meerdere bedrijven had en
- (hierbij) te zeggen dat hij voornoemde producten wilde kopen en/of huren voor het bedrijf [bedrijf 1] en
- (hierbij) de website en/of het telefoonnummer en/of het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 1] op te geven als contactgegevens en/of het bedrijfsadres van het bedrijf [bedrijf 1] op te geven als afleveradres voor voornoemde producten en
- (hierdoor) zich voor te doen als bonafide klant van voornoemde personen/bedrijven en als persoon die de rekening kon en wilde betalen;
2
hij in de periode van 9 januari 2023 tot en met 5 april 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] (eigenaar van [bedrijf 12] ) en/of
[slachtoffer 10] (eigenaar van [bedrijf 13] ) en/of
[slachtoffer 11] (eigenaar van [bedrijf 14] ) en/of
[slachtoffer 12] (eigenaar van [bedrijf 15] ) en/of
[slachtoffer 13] (eigenaar van [bedrijf 16] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten
- het uitvoeren van bouwwerkzaamheden, te weten het aanleggen van elektra en het uitvoeren van stuc- en timmerwerkzaamheden en
- het regelen en laten werken van nieuwe personeelsleden, te weten koks en een pizzabakker en bezorgers en kantoorpersoneel en schoonmakers, bij het bedrijf [bedrijf 2] en
- het uitbetalen van salaris en
- het leveren van producten, te weten voedingsmiddelen en (alcoholische) dranken,
door
- contact op te nemen met voornoemde personen/bedrijven en
- (hierbij) te zeggen dat hij een bedrijf had, te weten [bedrijf 2] en/of dat het bedrijf [bedrijf 2] al diverse (grote) opdrachten binnen had gekregen en/of dat hij het bedrijf [bedrijf 2] aan het uitbreiden was en
- (hierbij) te zeggen dat hij voornoemde bouwwerkzaamheden en/of voornoemde nieuwe personeelsleden en/of voornoemde producten wilde kopen en/of (in)huren voor het bedrijf [bedrijf 2] en
- (hierbij) te zeggen dat personen bij het bedrijf [bedrijf 2] op de loonlijst moesten staan en moesten worden uitbetaald, terwijl hij wist dat deze personen niet werkzaam waren bij het bedrijf [bedrijf 2] en
- (hierbij) de website en/of het telefoonnummer en/of het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 2] op te geven als contactgegevens en/of het bedrijfsadres van het bedrijf [bedrijf 2] op te geven als afleveradres voor voornoemde producten en/of als adres waar voornoemde bouwwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd en/of als adres waar voornoemde nieuwe personeelsleden werkzaamheden moesten uitvoeren en
- (hierdoor) zich voor te doen als bonafide klant van voornoemde personen/bedrijven en als persoon die de rekening kon en wilde betalen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-044520-22
feit 1
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
en
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden. De officier van justitie heeft als bijkomende straf gevorderd de openbaarmaking van het vonnis op rechtspraak.nl zonder anonimisering van de persoonsgegevens van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijk deel van een gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan de duur van het voorarrest. De verdediging heeft daarnaast verzocht om een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Ook heeft de verdediging verzocht om de door de officier van justitie gevorderde bijkomende straf niet op te leggen omdat dat de resocialisatie van verdachte kan belemmeren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met twee verschillende cateringbedrijven herhaaldelijk schuldig gemaakt aan oplichting door zich tegenover verschillende bedrijven/personen voor te doen als bonafide ondernemer die tot betaling in staat en bereid was en vervolgens niet te betalen voor de door hem bestelde goederen en afgenomen diensten. Verdachte heeft met zijn handelen een spoor van aanzienlijke bedrijfsschade achtergelaten bij veelal kleine ondernemers. Hij heeft het vertrouwen van deze ondernemers ernstig geschaad en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder zich te bekommeren om de schade en overlast die zijn handelen voor deze ondernemers veroorzaakte. Verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 11 juni 2024 komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van een langdurig delictpatroon aangaande oplichting. De reclassering signaleert instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Het risico op recidive en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. Verdachte kent een geschiedenis van het niet nakomen van afspraken zowel met de hulpverlening als met de reclassering. De reclassering adviseert niettemin om bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, omdat verdachte nu gemotiveerd lijkt te zijn voor een reclasseringstoezicht met bijbehorende bijzondere voorwaarden. De reclassering beschouwt dit als een laatste kans voor verdachte, gezien zijn geschiedenis op het gebied van het niet-nakomen van de afspraken met hulpverlening en reclassering.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de aard en de ernst van de gepleegde feiten en het feit dat verdachte al diverse malen is veroordeeld vanwege oplichting kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Gelet op de veelvuldige recidive van verdachte, de geschiedenis van verdachte op het gebied van het niet-nakomen van afspraken met hulpverleningsinstanties en de reclassering en het feit dat verdachte één van de feiten heeft gepleegd terwijl hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld in het kader van een eerdere veroordeling en – naar eigen zeggen – ‘onder de radar moest blijven’ omdat hij was vertrokken uit de kliniek waar hij verbleef in het kader van die voorwaardelijke invrijheidsstelling, heeft de rechtbank geen vertrouwen in een positieve afronding van een nieuw traject in een voorwaardelijk kader. De rechtbank zal daarom geen voorwaardelijke straf opleggen.
Alles afwegende, is de rechtbank, mede gelet op de partiële vrijspraken, van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bijkomende straffen
Naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een beroepsverbod op te leggen voor de duur van vijf jaren. Verdachte heeft als ondernemer met gebruikmaking van twee verschillende cateringbedrijven andere personen en bedrijven opgelicht. Zijn cateringbedrijven zijn failliet verklaard en crediteuren zijn niet betaald. Ter bescherming van het handelsverkeer en om nieuwe schade te voorkomen, zal de rechtbank verdachte voor de duur van vijf jaren ontzetten van het recht om het beroep van ondernemer, in welke hoedanigheid dan ook, uit te oefenen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank ook aanleiding om openbaarmaking van het vonnis te gelasten.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen inzake parketnummer 08-044520-22
In de zaak met parketnummer 0804452022 hebben zich elf aangevers als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente, en hebben tevens verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In de tabel onder punt 7.2 worden de benadeelde partijen en de door hen gevorderde totaalbedragen weergegeven.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie inzake parketnummer 08-044520-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op de vorderingen van de benadeelde partijen kan worden beslist conform de kolom ‘
Standpunt OvJ toewijsbaar tot’in onderstaande tabel.
Voor zover de officier van justitie ten aanzien van de benadeelde partijen het standpunt heeft ingenomen dat (een gedeelte van) de gevorderde schade toewijsbaar is, is dit omdat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden door het onder feit 1, 2 of 3 ten laste gelegde handelen van verdachte. Voor zover de officier van justitie het standpunt heeft ingenomen dat ten aanzien van een benadeelde partij een gedeelte van de gevorderde schade niet toewijsbaar is, is dit omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd dan wel omdat de schade niet in rechtstreeks verband staat met het onder feit 1, 2 of 3 ten laste gelegde handelen van verdachte. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in dat geval niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dat gedeelte van de vordering.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, voor zover sprake is van schade door nietbetaalde facturen voor geleverde goederen en diensten, het schadebedrag niet de afgedragen of af te dragen BTW omvat.
Nr.
Benadeelde partij
Vordering materiële schade
Proceskosten
Standpunt OvJ toewijsbaar tot
1
[slachtoffer 1]
( [bedrijf 4] )
€ 1.983,59 (niet-betaalde facturen)
-
€ 1.696,49 (het gevorderde bedrag excl. BTW)
2
[slachtoffer 2] ( [bedrijf 5] )
€ 46.846,68, bestaande uit:
- niet-betaalde facturen: € 9.216,20;
- servies/bestek: € 3.000,--;
- rente RVS meubilair: € 1.500,--;
- rational combisteamer: € 25.000,--.
- BTW: € 8.130,48
-
€ 26.732,78 (de gevorderde factuurbedragen excl. BTW en de waarde van de goederen zoals vermeld op p. 47 van het dossier)
3
[slachtoffer 3] ( [bedrijf 6] )
€ 3.483,14 (niet-betaalde facturen excl. BTW)
-
€ 3.483,14
4
[slachtoffer 7] ( [bedrijf 10] )
€ 3.025,57 (niet-betaalde facturen)
-
€ 2.786,54 (de gevorderde factuurbedragen excl. BTW)
5
[slachtoffer 9] ( [bedrijf 12] )
€ 5.009,40 (niet-betaalde factuur)
-
€ 4.140,
(het gevorderde factuurbedrag excl. BTW)
6
[slachtoffer 10] ( [bedrijf 13] BV)
€ 11.434,50 (niet-betaalde facturen)
-
€ 9.450,
(de gevorderde factuurbedragen excl. BTW)
7
[slachtoffer 11] ( [bedrijf 14] )
€ 1.072,81 (niet-betaalde facturen)
-
€ 989,13 (de gevorderde factuurbedragen excl. BTW)
8
[slachtoffer 13] ( [bedrijf 16] )
€ 1.707,10, bestaande uit:
- niet-betaalde facturen [bedrijf 1] : € 367,55;
- niet-betaalde facturen [bedrijf 2] : € 1.339,55.
-
€ 1.193,52 (de gevorderde factuurbedragen v.w.b. [bedrijf 2] excl. BTW).
9
[slachtoffer 14]
€ 131.220,--, bestaande uit:
- huurovereenkomst: € 65.875,00;
- herstelwerkzaamheden: € 58.625,00;
- gewerkte uren: € 6.720,00.
-
€ 28.875,--
(huurinkomsten januari-maart 2023, helft kosten kozijnen)
10
[slachtoffer 15]
( [bedrijf 17] )
€ 763,55 (niet-betaalde factuur en niet retour gekomen materialen)
-
€ 364,76 (het gevorderde factuurbedrag excl. BTW)
11
[slachtoffer 16]
( [bedrijf 18] )
€ 14.548,89 (factuur verhuur en niet retour gekomen steiger en trilplaat incl. rente)
€ 1.605,48 (incasso-kosten)
€ 10.952,21 (factuurbedragen excl. BTW, waarde niet retour gekomen goederen, incassokosten)
7.3
Het standpunt van de verdediging inzake parketnummer 08-044520-22
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 16] nietontvankelijk moeten worden verklaard, omdat er geen uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel zijn toegevoegd waaruit blijkt dat voornoemde personen bevoegd zijn om namens de benadeelde bedrijven vorderingen in te dienen. Wat betreft de benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft de verdediging gesteld dat uit het schadeformulier niet blijkt dat mr. [naam 8] bevoegd was om de vordering in te dienen namens [slachtoffer 10] en dat [slachtoffer 10] daarom nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Wat betreft de inhoud van de vorderingen, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat BTW geen schadepost is, omdat de benadeelde partijen bedrijven zijn en BTW kunnen verrekenen. De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partijen daarom nietontvankelijk te verklaren in hun vorderingen voor zover de vorderingen betrekking hebben op BTW.
[slachtoffer 2] (nr. 2)
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van [slachtoffer 2] moet worden afgewezen voor zover deze ziet op niet-geretourneerde goederen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de goederen niet zijn geretourneerd.
[slachtoffer 7] (nr. 4)
De verdediging heeft bepleit dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen.
[slachtoffer 10] (nr. 6)
De verdediging heeft bepleit dat het bedrag van de openstaande factuur dubbel is gevorderd en dat de onbetaalde factuur € 5.717,25 bedraagt, waarvan ten hoogste € 4.725,00 (zonder BTW) toewijsbaar is.
[slachtoffer 14] (nr. 9)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 14] nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering voor zover het gaat om de voor herstelwerkzaamheden gevorderde kosten (€ 58.625,00), omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade door het onder 2 ten laste gelegde feit en omdat [slachtoffer 14] toestemming heeft gegeven voor het verbouwen van het pand. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de posten herstelwerkzaamheden en gewerkte uren onvoldoende zijn onderbouwd en dat de vordering daarom voor dat deel moet worden afgewezen.
Gijzeling
De verdediging heeft verzocht om de duur van de gijzeling te bepalen op maximaal één dag, zodat verdachte zo spoedig mogelijk kan gaan werken om de verschuldigde schadevergoedingen te betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank inzake parketnummer 08-044520-22
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen
- Partiële vrijspraak
Omdat verdachte ten aanzien van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank die benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
- De vertegenwoordigingsbevoegdheid
Ten aanzien van de bevoegdheid van [slachtoffer 2] om namens [bedrijf 5] een vordering in te dienen overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat een bijzondere schriftelijke volmacht zoals bedoeld in artikel 51c, derde lid, Sv niet is vereist, nu de benadeelde partij een rechtspersoon is en [slachtoffer 2] als algemeen directeur bevoegd is om die rechtspersoon te vertegenwoordigen en het voegingsformulier heeft ondertekend. [2]
Ten aanzien van de bevoegdheid van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat hij als eigenaar van eenmanszaak [bedrijf 4] ook bevoegd is om een vordering in te dienen.
Het schadevergoedingsformulier van [bedrijf 13] is ingevuld door [naam 8] . De machtiging aan [naam 8] in het formulier is niet ondertekend. De benadeelde partij betreft een niet-natuurlijk persoon. De vordering tot schadevergoeding is ingevuld en ingediend door mr. [naam 8] . De rechtbank heeft geen stukken in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat mr. [naam 8] gemachtigd was [bedrijf 13] te vertegenwoordigen en/of om het verzoek tot schadevergoeding in te dienen. De benadeelde partij kan om deze reden in de vordering niet worden ontvangen.
- Rechtstreekse schade
Voor de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geldt dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen.
Voor de benadeelde partijen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 13] geldt dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen.
De beoordeling van de gevorderde materiële schade
BTW
Ten aanzien van de door een aantal benadeelde partijen gevorderde BTW, overweegt de rechtbank als volgt. Wanneer de gevorderde schadevergoeding feitelijk nakoming van een overeenkomst betreft, zoals in dit geval, zal de fiscus over deze schadevergoeding omzetbelasting heffen. Het schadebedrag omvat zodoende ook de afgedragen of af te dragen BTW (indien de benadeelde partij dat heeft gevorderd). [3]
Vorderingen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11]
De rechtbank zal de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] in hun geheel toewijzen. De door deze benadeelde partijen opgevoerde schadepost ‘onbetaalde facturen’ is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Vordering [slachtoffer 13]
De vordering van [slachtoffer 13] is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk, voor zover de vordering betrekking heeft op de niet-betaalde facturen van [bedrijf 2] . De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 13] daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.339,55. Voor zover de vordering betrekking heeft op de niet-betaalde facturen van [bedrijf 1] , is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van rechtstreekse schade ten gevolge van een door verdachte gepleegd strafbaar feit. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 13] daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Vordering [slachtoffer 2]
De door deze benadeelde partij opgevoerde schadepost ‘onbetaalde facturen’ is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal dit deel van de vordering van [slachtoffer 2] daarom toewijzen.
De onder de posten servies/bestek, (rente) RVS meubilair en rational combisteamer opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. De gestelde schade is onvoldoende onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vorderingen toewijzen tot de hierna vermelde bedragen:
[slachtoffer 1] : € 1.983,59
[slachtoffer 2] : € 9.216,20
[slachtoffer 3] : € 3.483,14
5. [slachtoffer 9] : € 5.009,40
6. [slachtoffer 11] : € 1.072,81
7. [slachtoffer 13] : € 1.339,55
7.5
De vordering van de benadeelde partij inzake 0825199824
[medeverdachte] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 400,.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen rechtsgrond is voor toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij nietontvankelijk te verklaren in de vordering.
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 0825199824 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met het aantal dagen gijzeling zoals genoemd in het dictum, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De rechtbank ziet geen aanleiding om de duur van de gijzeling op één dag te bepalen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 339 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-044520-22 onder 3 en het onder parketnummer 08-251998-24 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-044520-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-044520-22
feit 1
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
en
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-044520-24 onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bijkomende straffen
-
ontzetverdachte van het
recht tot uitoefening van het beroep van ondernemer, in of buiten rechtspersoonlijkheid, en van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon, voor de duur van vijf jaren;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan door de publicatie ervan, met vermelding van de personalia van de verdachte, op de website van de Rechtspraak en in de registers van de Kamer van Koophandel (en begroot de kosten daarvan op nihil), waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website en aan de redactie/beheerder van voornoemde registers;
Schadevergoeding
Parketnummer 08-044520-22
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 7] (feit 1), [slachtoffer 10] (feit 2), [slachtoffer 14] (feit 2), [slachtoffer 15] (feit 3) en [slachtoffer 16] (feit 3) in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 7] (feit 1), [slachtoffer 10] (feit 2), [slachtoffer 14] (feit 2), [slachtoffer 15] (feit 3) en [slachtoffer 16] (feit 3) en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
-
wijstde vordering van elk van de in de hierna weergegeven tabel genoemde benadeelden
toetot het bedrag zoals dat in de tabel in de kolom ‘toegewezen’ staat vermeld en veroordeelt verdachte tot betaling van dat bedrag aan de betreffende benadeelde partij, bestaande uit materiële schade, iedere vordering telkens te vermeerderen met de wettelijke rente zoals in de kolom ‘wettelijke rente per’ ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd.
Benadeelde partij
Feit
Toegewezen
Wettelijke
rente per
Aantal dagen gijzeling
[slachtoffer 1]
( [bedrijf 4] )
1
€ 1.983,59 (zegge: negentienhonderddrieëntachtig euro en negenenvijftig cent)
11-01-2022
29
[slachtoffer 2] ( [bedrijf 5] )
1
€ 9.216,20 (zegge: negenduizendtweehonderdzestien euro en twintig cent)
11-01-2022
81
[slachtoffer 3] ( [bedrijf 6] )
1
€ 3.483,14 (zegge: drieduizendvierhonderddrieëntachtig euro en veertien cent)
11-01-2022
44
[slachtoffer 9] ( [bedrijf 12] )
2
€ 5.009,40 (zegge: vijfduizendnegen euro en veertig cent)
05-04-2023
60
[slachtoffer 11] ( [bedrijf 14] )
2
€ 1.072,81 (zegge: duizendtweeënzeventig euro en eenentachtig cent)
05-04-2023
20
[slachtoffer 13] ( [bedrijf 16] )
2
€ 1.339,55, (zegge: dertienhonderdnegenendertig euro en vijfenvijftig cent)
05-04-2023
23
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding die door elk van de benadeelde partijen zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook – ten aanzien van iedere benadeelde partij afzonderlijk – in de kosten van de betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt ter zake van elke toegewezen vordering als vermeld in de tabel in de kolom ‘toegewezen’
  • bepaalt dat als verdachte met betrekking tot een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de betreffende benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen het aan die partij verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 13] voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
Parketnummer 0825199824
- bepaalt dat de benadeelde partij [medeverdachte] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [medeverdachte] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
parketnummer 08-044520-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022019702. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb [medeverdachte] in juli 2021 leren kennen. Wij hebben een relatie gekregen. In augustus 2021 zijn wij samen het cateringbedrijf [bedrijf 1] begonnen. Het bedrijf is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven op naam van [medeverdachte] vanwege mijn verleden. Ik wilde ook onder de radar blijven omdat ik was vertrokken uit een kliniek waar ik zat in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik heb bestellingen voor [bedrijf 1] gedaan bij [slachtoffer 3] . Ik heb toezeggingen gedaan aan [slachtoffer 3] over betalingen door de boekhouder. Ik wist dat [slachtoffer 3] niet betaald werd en ik had geen boekhouder, maar ik moest iets zeggen. Het zou kunnen dat ik [slachtoffer 1] van [bedrijf 4] heb gebeld om een bestelling te doen voor [bedrijf 1] . Ik heb materialen gehuurd bij [slachtoffer 2] van [bedrijf 19] voor [bedrijf 1] . Ik heb op 12 augustus 2021 een buffet besteld bij [slachtoffer 4] van [bedrijf 7] .

2.

Een geschrift, betreffende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel betreffende de bedrijfsgegevens van [bedrijf 1] van 11 september 2023:
[afbeelding]

3.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 januari 2022, pagina’s 27-29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, [slachtoffer 1] , ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 4] te [vestigingsplaats 1] . Op woensdag 27 oktober 2021 nam mijn medewerkster de telefoon aan. Zij hoorde dat ene [alias 6] aan de telefoon was. Ik nam donderdags contact op met deze [alias 3] . [alias 3] had het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik hoorde dat [alias 3] drank en een bar, mobiele koelkast, en glaswerk nodig had voor zijn opening van zijn restaurant. [alias 3] vertelde mij wat over zijn zaak, genaamd [bedrijf 1] . Ik kreeg zijn email adres [bedrijf 1] . [e-mailadres 1] . Het kwam mij allemaal betrouwbaar over. Het bedrijf wat [alias 3] wilde beginnen stond op naam van zijn vrouw [medeverdachte] en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Op 5 november 2021 heb ik een levering van drank, bar, mobiele koelkast en glaswerk, gedaan aan [alias 3] voor een bedrag van 510,38 euro. Daarna was er via de telefoon een bestelling door [alias 3] . Ik heb de levering afgeleverd op 12 november 2021, 18 november 2021 en 26 november 2021 voor dranken. Dit was een totaal bedrag van 1473,21 euro. Ik heb de facturen naar [alias 6] gestuurd maar geen geld ontvangen. Ik heb [alias 3] een paar keer gebeld maar kreeg hem niet aan de telefoon omdat hij het te druk had. Op 14 december 2021 heb ik een herinnering factuur aan [alias 3] gestuurd maar ik kreeg geen reactie meer.

4.

Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 januari 2022, pagina’s 36-38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar/algemeen directeur van het bedrijf [bedrijf 5] bv te [vestigingsplaats 2] . De handelsnaam van [bedrijf 5] bv is [bedrijf 19] . [alias 1] belde ons halverwege oktober. Hij wilde voor langere tijd keukenapparatuur huren voor zijn cateringbedrijf [bedrijf 1] . Door de check bij de Kamer van Koophandel hebben we geleverd. Maar tot op heden heb ik nog steeds de goederen niet terug en is de rekening nog steeds niet betaald. Er is op geen enkele manier contact te krijgen met [verdachte] of [medeverdachte] . Ik plaatste het volgende
bericht op facebook:
"MAN GEZOCHT!!
Wie kan mij vertellen hoe deze man heet. Hij noemt zichzelf ' [alias 1] ' en runde [bedrijf 1]
in [vestigingsplaats 3] . Hij is mij de volgende materialen vergeten terug te brengen:
Rational steamer, een koelkast, servies, bestek en nog veel meer! Ik zou heel graag
met hem in contact willen komen. Wie kan mij helpen? Tips graag via pb bericht!"
Hieronder had ik een foto van deze ' [alias 1] ' geplaatst.
Ik had zoveel reacties van mensen die ook door deze [alias 1] waren opgelicht. [alias 1] blijk
[verdachte] te heten.

5.

Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 januari 2022, pagina’s 72-74, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een levensmiddelenwinkel in [vestigingsplaats 4] . Op 25 september 2021 kreeg ik een telefoontje van een klant van mij genaamd [medeverdachte] . Zij vertelde mij dat haar vriend een cateringzaak wilde beginnen en of ik levensmiddelen en groenten wilde leveren voor dit nieuwe bedrijf. [medeverdachte] vertelde dat haar vriend was genaamd [alias 1] . Ik ben naar het opgegeven adres gegaan dit was aan de [adres 3] . Ik heb daar gesproken met een man die [alias 1] genaamd was. [alias 1] vertelde mij dat hij meerdere zaken had in Nederland. [alias 1] ging voor een derde zaak in [vestigingsplaats 4] . Hij vertelde dat hij eerst vanuit de woning aan de [adres 3] zijn zaak begon en daarna een ruimte zou gaan huren in [vestigingsplaats 4] . [alias 1] kwam bij mij betrouwbaar over. Ook heb ik via de Kamer van Koophandel de naam van het bedrijf [bedrijf 1] gecontroleerd, ook dit was correct. De eerste bestelling was dus op 25 september 2021. De eerste factuur heb ik verstuurd op 31102021. [bedrijf 1] moest mij 1647,16 euro betalen. Ik kreeg weer bestellingen van [alias 1] op 30-09-2021, 04-10-2021, 09-10-2021, 16-10-2021, 23102021, 26-10-2021, 4-11-2021, 8112021, 9-11-2021, 12-11-2021. Elke keer ging het om levensmiddelen en groenten. [alias 1] had de groenten en levensmiddelen allemaal nodig voor zijn cateringbedrijf [bedrijf 1] . In totaal gaat het om een bedrag van 3796,62 incl BTW. Ik heb 3 facturen gestuurd naar [alias 1] . De facturen zijn gestuurd naar de [adres 3] . Ook heb ik de facturen naar de app gestuurd van [alias 1] [telefoonnummer 2] . Tot op heden heb ik geen betalingen gehad van [alias 1] , ik kan [alias 1] ook niet meer bereiken.

6.

Een geschrift, te weten een uitdraai van een Whatsapp-gesprek tussen [slachtoffer 3] en verdachte, pagina 81, voor zover inhoudende:
[03-11-2021] [alias 1] [bedrijf 1] : Hartelijk dank voor de factuur, deze is naar de boekhouder en wordt overgeboekt.

7.

Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 14 januari 2022, pagina’s 92-94, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van zalencentrum [bedrijf 7] . Op 12 augustus 2021 kreeg ik een email. Middels deze email werd er een bestelling gedaan voor een reservering met een spoed bestelling door een zekere [alias 1] . Er werd een biertap, koeling, vaatje bier, frisdrank, glaswerk, en voor de avond zijn er borden, bestek, en warmhoudbakken besteld. Genoemde goederen werden op zaterdag 14 augustus 2021 afgeleverd op het adres: [adres 1] . Genoemde goederen zijn in ontvangst genomen door [alias 1] . Op 15 augustus 2021 heb ik per email een factuur gestuurd voor genoemde levering. Ik heb daarna 2 keer een uitstel van betaling gegeven aan [alias 1] . De heer [alias 1] had steeds andere smoesjes waarom hij niet betaalde. Verder zijn er twee aanmaningen verstuurd. Er zijn deurwaarders aan de deur geweest bij [alias 1] . Dit alles heeft niets opgeleverd. Ik heb een bericht van [bedrijf 19] en een bericht van de politie op Facebook gelezen. Toen kwam ik erachter dat de man die zich voordeed als [alias 1] , [verdachte] is.

8.

Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 11 januari 2022, pagina’s 173-175, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 3 december 2021 werd er telefonisch contact opgenomen met ons bedrijf [bedrijf 11] , door een bedrijf dat zich [bedrijf 1] noemde. Er werd een afspraak gemaakt met een zekere [alias 3] van [bedrijf 1] . Deze [alias 3] kwam bij ons op het bedrijf langs om kennis te maken. [alias 3] nam verschillende producten mee om te proberen. Op maandag 13 december 2021 kwam de eerste bestelling van [alias 3] binnen. Deze bestelling kwam van emailadres [bedrijf 1] . [e-mailadres 1] binnen. Deze bestelling is nog dezelfde dag opgehaald. Op maandag 13 december 2021 is de factuur voor deze levering per mail verstuurd. [alias 3] maakte duidelijk dat hij elke vrijdag de boekhouding deed en daarbij dus ook onze 1e factuur zou betalen. Op vrijdag 7 januari 2022 heb ik een aanmaning voor de geleverde en nog steeds niet betaalde producten naar [bedrijf 1] gestuurd.
9
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 8] opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank op 9 september 2024, voor zover inhoudende:
Heeft u (op internet of in de krant) foto’s gezien van [verdachte] ?
Ja, op een gegeven werd de zaak heel groot en kwam het nieuws overal, op [bedrijf 9] en de
Twentsche Courant Tubantia dus ik heb wel een afbeelding van hem gezien.
Zo ja: was de man die bij u op het bedrijf kwam [verdachte] ?
Ja, de man die de eerste keer op het bedrijf kwam was [verdachte] .
Waar herkende u hem aan?
Ik zag de foto een paar weken daarna en toen kon je wel zien dat hij bij ons was geweest.
Feit 2
10.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 9 februari 2023 is het bedrijf [bedrijf 2] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel op mijn naam. Ik heb de opdracht voor elektrawerkzaamheden aan de [adres 2] online gezet, waarop [slachtoffer 9] heeft gereageerd. De factuur van [slachtoffer 9] is niet betaald. Ik had ook contact met [slachtoffer 10] die met zijn bedrijf [bedrijf 13] bouwwerkzaamheden heeft verricht aan de [adres 2] . Ik heb contact gehad met groenteleverancier [slachtoffer 11] . Ik heb besteld bij [slachtoffer 11] omdat de vorige leverancier niet was betaald en ik wilde doorgaan met het cateringbedrijf. Ik was aanwezig bij de gesprekken met [slachtoffer 12] van [bedrijf 15] B.V. Tijdens het gesprek op 2 maart 2023 hebben wij besproken dat er dertien personeelsleden nodig waren. [alias 4] en [naam 5] zijn mede op mijn verzoek op de loonlijst gezet. Ik heb contact gehad met [slachtoffer 13] van [bedrijf 16] over bestellingen voor [bedrijf 2] .
11.
Een geschrift, betreffende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel betreffende de bedrijfsgegevens van [bedrijf 2] van 11 september 2023, pagina 953:
[afbeelding]
12.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 14 april 2023, pagina’s 177-185, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van oplichting tegen degene die zich [alias 2] noemt van [bedrijf 2]
. Ik heb samen met mijn compagnon een eigen bedrijf genaamd [bedrijf 12] . [internetsite] is een verzamelsite. We zagen [alias 2] op de site voorbij komen. Hij vroeg om de elektra aan te leggen aan te leggen aan de [adres 2] . Op 30 januari 2023 zijn we begonnen met alle voorbereidende werkzaamheden. [alias 2] vertelde ons wat hij wilde met het pand. [alias 2] was aan de [adres 2] begonnen met een cateringbedrijf. Hij kreeg zijn opdrachten via Facebook en hij vertelde dat hij [organisatie] binnen had. En ook zou hij de opdrachten binnen hebben van de opvangcellen van de Politie. Wij hebben de factuur nog steeds niet betaald gekregen. De eerste herinnering is verstuurd op 13 maart 2023. Daarna is de tweede herinnering gestuurd. Maar er kwam geen reactie.
13.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 10] van 6 april 2023, pagina’s 203-205, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een eigen bedrijf genaamd [bedrijf 13] B.V. [verdachte] had via onze website gevraagd of wij stuc- en timmerwerkzaamheden konden verrichten bij het pand, [bedrijf 2] Hengelo gelegen aan de [adres 2] . Wij hebben deze werkzaamheden aangenomen en uitgevoerd in januari en februari 2023. Op 23 januari 2023 heb ik de eerste factuur, voor onze werkzaamheden, naar [bedrijf 2] verstuurd. Op 30 januari 2023 heb ik de tweede factuur, voor onze werkzaamheden, naar [bedrijf 2] verstuurd. Op 4 februari 2023 heb ik de derde factuur, voor onze werkzaamheden, naar [bedrijf 2] , verstuurd. Op 13 februari 2023 heb ik de laatste factuur, voor onze werkzaamheden, naar [bedrijf 2] , verstuurd. De facturen werden niet betaald.
14.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 11] van 24 maart 2023, pagina’s 213-215, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 14] . Ik kreeg op 24 maart 2023 een mail. In de mail gaf ene [alias 3] aan dat hij een nieuw cateringbedrijf was begonnen en hij zocht een toeleveringsbedrijf voor groente en fruit. Het mailadres is: [e-mailadres 2] . Vrijdag 25 maart om 08.00 uur belde hij mij op. Hij vroeg of er voor het weekeinde nog iets geleverd kon worden. Niet veel later kwam een man de goederen ophalen. Hij nam voor ongeveer 800 euro aan groente en fruit mee. De volgende morgen, zaterdag 26 maart, stond de man er al weer. Nu zonder afspraak. Hij vertelde dat hij alweer door de groente en fruit heen was en wilde nieuwe. Hij heeft al deze goederen in zijn auto geladen en is weggereden. Ik heb tot op heden, 19 april 2023 nog geen betaling van deze facturen ontvangen.
15.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 12] van 12 juli 2023, pagina’s 237-240, voor zover inhoudende:
Ik ben opgelicht door [alias 3] en [medeverdachte] , de eigenaren van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats 4] . Ik ben de eigenaar van [bedrijf 15] B.V. Op 2 februari 2023 had ik een afspraak met [medeverdachte] en [alias 3] . In het gesprek vertelden ze dat ze een nieuwe klant hadden te weten Tactus. En men zou per dag 1500 maaltijden voor Tactus moeten gaan leveren. Op 2 maart 2023 later had ik een gesprek met [medeverdachte] en [alias 3] in een bedrijfspand. Dit was volgens hen een nieuwe locatie van hun bedrijf. In dit gesprek zij we verder ingegaan op wat men precies nodig hadden op personeelsgebied. Dit waren dus koks, een pizzabakker, bezorgers, kantoorpersoneel en schoonmakers. Uiteindelijk kwam ik op ongeveer 13 personen uit. Twee mensen zijn op 8 maart 2023 begonnen met werkzaamheden voor [bedrijf 2] . Naast de bovenstaande twee personeelsleden vroeg [alias 3] mij ook twee personeelsleden op mijn loonlijst te zetten. Dit waren [naam 4] ( [naam 4] ) en [naam 5] ( [naam 5] ). [alias 3] gaf aan dat zij al vanaf 13 februari 2023 bij hen aan het werk waren. Ik heb hen vervolgens op de loonlijst gezet met terugwerkende kracht en zij zijn over de maand februari 2023 ook uitbetaald. Achteraf bleek dat dit stiefkinderen van [alias 3] waren. En via personeelsleden die door mij bij hen geplaatst waren heb ik gehoord dat zijn geen enkele dag daar hebben gewerkt. De betaling van de factuur bleef uit.
16.
Het procesverbaal van verhoor van getuige [naam 5] opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank op 8 juli 2024, pagina 3, voor zover inhoudende:
Wij werden ingeschreven bij (fonetisch) [bedrijf 15] . (opmerking rechter-commissaris: getuige
bedoelt vermoedelijk [bedrijf 15] ). Wij waren daar ingeschreven als
werknemer. Wij moesten van [alias 3] uren opgeven, die wij vervolgens betaald kregen terwijl
we die uren niet gewerkt hadden.
17.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 13] van 12 juli 2023, pagina’s 252-254, voor zover inhoudende:
Ik doe aangifte van oplichting namens mijn bedrijf [bedrijf 16] . Omstreeks 7 maart 2023 werd ik gebeld door een man die zich voorstelde als [alias 3] van het bedrijf [bedrijf 2] . Hij vertelde mij dat hij een cateringbedrijf had en dat hij nu een extra vestiging in [vestigingsplaats 2] had geopend, dit naast zijn vestiging in [vestigingsplaats 4] . Twee dagen later kreeg ik een mail van [bedrijf 2] . Hierin stond dat hij een feest moest regelen en vroeg of ik daar alvast de drank voor wilde leveren. Ik had reeds onderzoek gedaan naar de reeds verstrekte gegevens zoals, de Kamer van Koophandel gegevens en de website van het bedrijf. Dit zag er allemaal goed uit. Vervolgens heeft hij nog twee bestellingen gedaan. In totaal gaat het over drie bestellingen met een waarde van ongeveer 2000 euro. Toen ik er achter kwam dat ik was opgelicht heb ik direct meerdere keren geprobeerd [alias 3] van [bedrijf 2] te bellen en te mailen. Echter het opgegeven telefoonnummer was reeds afgesloten en op diverse emails werd ook niet meer gereageerd.
[afbeelding]

Voetnoten

1.Hoge Raad 2 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4208.
2.Hoge Raad 30 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:2006.
3.Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:512.