In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van witwassen, diefstal met valse sleutels en oplichting. De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op twee belangrijke punten: de ontvankelijkheid van de benadeelde partij en de combinatie van gevangenisstraf met een taakstraf.
Ten eerste heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de benadeelde partij, ABN AMRO Bank N.V., zich op de juiste wijze heeft gevoegd in het strafproces. De verdediging had aangevoerd dat er geen bewijs was dat de gemachtigde van de bank bevoegd was om namens de bank op te treden. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de gemachtigde, werkzaam als Forensic Expert bij ABN AMRO, bevoegd was om de bank te vertegenwoordigen, aangezien hij het voegingsformulier had ondertekend.
Ten tweede heeft de Hoge Raad de opgelegde straf beoordeeld. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, in combinatie met een taakstraf van 240 uren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat deze combinatie in strijd was met de wet, omdat de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gevangenisstraf meer dan zes maanden bedroeg. De Hoge Raad heeft daarom de gevangenisstraf verminderd tot 19 maanden en 2 weken, met behoud van de voorwaardelijke straf en de taakstraf.
De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de veroordeling van de verdachte in stand blijft, maar de straf is aangepast. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste vertegenwoordiging van benadeelde partijen in strafzaken en de wettelijke beperkingen bij het opleggen van straffen.