Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1],
2.
[partij A 2] B.V.,
1.[partij B 1],
2.
[partij B 2] B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties [1] ,
2.Samenvatting
3.De feiten
4.Bevoegdheden
7.Gevolgen van beëindiging - Algemeen
8.Gevolgen van beëindiging - Praktijk
4.Het geschil in conventie en in reconventie
€ 3.285,46 wegens ten onrechte ten laste van [partij A] gebrachte loonkosten van mevrouw [partij B 1] en [partij B] te veroordelen om [partij A] te vrijwaren voor eventuele aanspraken van de Staat der Nederlanden (Belastingdienst) ter zake van een eventuele claim met betrekking tot de auto van de zaak en de bijtellingsregeling, welke aan mevrouw [partij B 1] ten onrechte is uitgekeerd, zoals blijkt uit de overgelegde salarisspecificaties;
€ 125.040,50, althans subsidiair vast laat stellen door een door de rechtbank te benoemen deskundige onder de voorwaarde dat het ten behoeve van [partij A 1] lnvestments op diens onverdeelde aandeel van het bedrijfspand gevestigde hypotheekrecht wordt doorgehaald, althans een zodanige voorziening treft die in goede justitie juist wordt geacht;
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
31 december 2023.
1 april 2024 als peildatum moet gelden.
[partij A 1] van mening is dat de samenwerking feitelijk al eerder is geëindigd, in ieder geval wat betreft de financiële consequenties: die zijn dus nog een voorwerp van discussie”. Gelet op deze passage kan niet worden gezegd dat wat betreft de financiële consequenties (de waardering van de maatschap) [partij A] hebben ingestemd met de peildatum 1 april 2024. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat moet worden uitgegaan van de datum 31 december 2023 als peildatum voor de beëindiging van de maatschap.
Voorraad medicamenten en tandheelkundige verbruiksmaterialen
1 april 2024. [partij A] hebben deze waarde betwist, omdat er ten onrechte wordt uitgegaan van de peildatum van 1 april 2024. Bovendien moet er volgens hen, net als de aan het boekjaar van 2023 voorafgaande jaren, worden uitgegaan van de “inkoopwaarde van de omzet”.
Voorraad dental depots
Waarde inventaris
gedragingen van partijen de rechtbank tot het oordeel leidt dat de feitelijke verhouding tussen partijen is gewijzigd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [partij A] voldoende tijd hebben gehad om te protesteren tegen de wijze van uitvoering van de overeenkomst. Van de zijde van [partij A] is echter pas nadat [partij A 1] in de zomer van 2023 is uitgevallen, geprotesteerd tegen de gelijke kostendeling. Tot aan die tijd hebben [partij A], zoals [partij B] ook hebben aangevoerd, niet geklaagd over de gang van zaken. [partij A] hebben ook niet eerder nakoming gevorderd van hetgeen partijen zijn overeengekomen in de maatschapsovereenkomst. Dit terwijl onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, van [partij A] mocht worden verwacht dat zij zouden protesteren tegen de (concept-)jaarstukken waarin de gewijzigde kostenverdeling feitelijk werd geëffectueerd. Dat [partij A] volledig hebben vertrouwd op de door hen ingeschakelde adviseurs, althans op [partij B], komt voor hun eigen rekening en risico. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat partijen professionele en zakelijke partijen zijn en dat de jaarcijfers niet alleen voor de onderlinge verhouding van partijen, maar ook jegens derden, zoals de Belastingdienst, van belang zijn. Uit het niet-handelen van [partij A] over al die jaren konden [partij B] onder de gegeven omstandigheden dan ook afleiden, althans er gerechtvaardigd op vertrouwen, dat [partij A] instemden met de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de maatschapsovereenkomst. Dat betekent dat er ook voor de jaren 2022 en 2023 uit moet worden gegaan van een gelijke kostenverdeling.
€ 525.000,- moet worden verminderd met de boekwaarde zoals opgenomen in de (stakings)balans, omdat de economische eigendom van het bedrijfspand rust bij de maatschap. [partij A] stellen dat de vergoeding tot overbedeling moet worden vastgesteld op € 262.500,-.
€ 262.500,- aan [partij A 2] onder de voorwaarde dat het ten behoeve van [partij A 1] lnvestments op diens onverdeelde aandeel van het bedrijfspand gevestigde hypotheekrecht wordt doorgehaald.
28 mei 2025voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage, de persoon van de deskundige en de aan hem/haar te stellen vragen;