ECLI:NL:RBOVE:2025:2252

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
ak_25_120
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek van eiser met Somalische nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiser, die de Somalische nationaliteit heeft en geboren is in Saoedi-Arabië, heeft op 4 april 2023 een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Dit verzoek werd afgewezen omdat eiser niet kon aantonen dat hij over een gelegaliseerde geboorteakte beschikte, wat essentieel is voor de vaststelling van zijn identiteit. De staatssecretaris heeft het besluit om het verzoek af te wijzen gehandhaafd in een bestreden besluit van 6 september 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, maar dit beroep werd uiteindelijk doorverwezen naar de Rechtbank Overijssel, waar het onder zaaknummer ZWO 25/120 is geregistreerd.

Tijdens de zitting op 14 maart 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert, ondanks zijn claims dat hij geen geboorteakte kan verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er gerede twijfel bestaat over de identiteit van eiser, vooral gezien de inconsistenties in zijn verklaringen en het ontbreken van bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/120

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: mr. L. Sinoo)
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (hierna: de staatssecretaris).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om Nederlander te worden, zijn naturalisatieverzoek.
1.1.
De staatssecretaris heeft het verzoek om naturalisatie met het besluit van 4 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 september 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
Eiser heeft op 12 oktober 2023 bij de rechtbank Midden-Nederland beroep ingesteld. Het beroep is door die rechtbank geregistreerd onder zaaknummer UTR 23/5984.
De rechtbank Midden-Nederland heeft een mondelinge behandeling ter zitting gepland voor 24 december 2024. Bij aanvang van de zitting is partijen meegedeeld dat niet eerder is onderkend dat niet de rechtbank Midden-Nederland, maar de rechtbank Overijssel, de bevoegde rechtbank is, omdat eiser in Zwolle woont. Eiser is gevraagd of hij wenst dat het beroep alsnog wordt doorgezonden naar de bevoegde rechtbank, dan wel dat de rechtbank Midden-Nederland zijn beroep behandelt. Eisers gemachtigde heeft meegedeeld dat eiser wenst dat het beroep wordt verwezen naar de rechtbank Overijssel.
1.3.
Met de brief van 2 januari 2025 is het beroep van eiser doorgezonden naar deze rechtbank. Deze rechtbank heeft dit beroep geregistreerd onder zaaknummer ZWO 25/120.
1.4.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.A.L.A. van Ittersum. Verder was L. Sharif-Hashem (tolk Somalisch) ter zitting aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren in [geboorteplaats], Saoedi-Arabië (hierna: SA). Daar heeft hij ook langere tijd gewoond. Hij is - naar zijn zeggen - op enig moment door de autoriteiten van SA gedeporteerd naar Somalië. Hij is vervolgens uit Somalië gevlucht naar (uiteindelijk) Nederland. Aan eiser is een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend. Eiser staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Deze inschrijving is niet gebaseerd op een gelegaliseerde geboorteakte maar op de verleende asielvergunning.
3. Eiser heeft op 26 april 2022 een verzoek om (mede)naturalisatie bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) van het ministerie van Justitie en Veiligheid ingediend.
4. Met de brief van 1 november 2022, herhaald met de brief van 2 december 2022, heeft de staatssecretaris eiser in de gelegenheid gesteld zijn geboorteakte over te leggen. Verder is aangegeven dat eiser eventueel een beroep op bewijsnood kan doen. Daarbij moet eiser duidelijk maken welke acties hij heeft ondernomen om aan documenten te komen.
Een medewerker van Vluchtelingenwerk Oost-Nederland heeft met de brief van 27 maart 2023 aan de staatsecretaris meegedeeld dat eiser alles heeft gedaan wat in zijn macht ligt om aan de vereiste geboorteakte te komen, maar dat dit niet is gelukt. Hierbij is verwezen naar een gevoerd telefoongesprek met de Saoedische ambassade, e-mails die zijn verzonden aan deze ambassade en het via e-mail benaderen van drie Saoedische advocaten(kantoren). Eiser beroept zich op bewijsnood.
5. De staatssecretaris heeft het naturalisatieverzoek met het primaire besluit van 4 april 2023 afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie. De reden hiervoor is dat er twijfel bestaat over eisers identiteit. Eiser heeft deze twijfel niet weggenomen. Het beroep op bewijsnood is afgewezen.
6. Met het bestreden besluit van 6 september 2023 heeft de staatssecretaris het primaire besluit gehandhaafd. De staatssecretaris heeft zich hierbij, wat betreft het beroep op bewijsnood, op de navolgende standpunten gesteld.
- Eiser is geboren in SA en heeft een groot deel van zijn leven daar gewoond. Hierdoor is het aannemelijk dat hij aan een geboorteakte kan komen. Dat eiser niet naar SA kan afreizen omdat hij destijds gedeporteerd zou zijn uit SA, is niet met bewijsstukken onderbouwd.
- Eiser heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat hij een verzoek bij de daartoe aangewezen Saoedische autoriteiten heeft ingediend tot afgifte van een geboorteakte. De enkele stelling dat dit onmogelijk, is onvoldoende om bewijsnood aan te nemen.
- Een advocaat is bereid gevonden om voor eiser een geboorteakte te verkrijgen. Dat deze een, volgens eiser, te hoog honorarium vraagt, is geen reden voor het aannemen van bewijsnood. Diens stelling dat alleen al een geboorteakte 3.000 dollar kost, is niet aangetoond met een verklaring van de Saoedische autoriteiten. Verder is niet aangetoond dat er geen andere advocaten zijn die deze opdracht zouden willen uitvoeren.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiser terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het toetsingskader?
10. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is en dat de staatssecretaris dan ook bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van een verzoeker te verlangen. Dat betekent dat de identiteit en de nationaliteit van een verzoeker buiten twijfel moeten zijn. Daarbij volgt uit de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) en de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding RWN) dat het aan een verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat het aan de staatssecretaris is om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, overweging 5.1.
11. Als er sprake is van twijfel over de gestelde identiteit en/of nationaliteit, mag de staatssecretaris van de verzoeker verlangen dat hij deze twijfel aan zijn identiteit en/of nationaliteit wegneemt door het overleggen van documenten.
Dat is ten eerste anders als de verzoeker in bewijsnood verkeert. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:401, overweging 5.2.
Ten tweede is dit anders als het in het individuele geval onevenredig is dat de staatssecretaris vasthoudt aan het documentvereiste, neergelegd in paragraaf 3.5.6 van de Handleiding RWN, met het beleid voor artikel 7 van de RWN. De staatsecretaris kan van dit beleid afwijken met toepassing van het evenredigheidsbeginsel, bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, of artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3326, overweging 7.2.
12. Aan eiser is een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend. Asielhouders zijn in beginsel vrijgesteld van het overleggen van documenten. Omdat eiser is geboren in SA, hij de Somalische nationaliteit heeft en hij is gevlucht uit Somalië, is hij niet vrijgesteld van het overleggen van een geboorteregistratiebewijs/geboorteakte. Dit staat in de Handleiding RWN, paragraaf 3.5.2 bij artikel 7.

Bestaat er gerede twijfel over de identiteit van eiser?

13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er gerede twijfel bestaat over de identiteit van eiser. Uit het rapport van eerste gehoor blijkt dat eiser verschillende namen gebruikte en dat hij Nederland is binnengekomen op een echt bevonden Tsjaads paspoort. Op dit paspoort staat een andere voor- en achternaam dan de voor- en achternaam die eiser tijdens het eerste gehoor heeft meegedeeld. De voor- en achternaam die uiteindelijk in de BRP zijn opgenomen op basis van de aan eiser verleende asielvergunning, wijken af van die eerder gebruikte namen. Omdat eiser geen geboorteakte heeft overgelegd waaruit onomstotelijk zijn identiteit volgt, bestaat deze twijfel voort. De rechtbank stelt vast dat eiser het standpunt van de staatssecretaris - dat hij gerede twijfels heeft bij eisers identiteit - ook niet heeft bestreden.
Heeft eiser aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert?
14. Eiser stelt dat hij de gerede twijfel over zijn identiteit niet kan wegnemen omdat hij in bewijsnood verkeert. De staatssecretaris heeft volgens eiser ten onrechte zijn beroep op bewijsnood afgewezen. Hiertoe heeft eiser een primaire beroepsgrond en drie subsidiaire beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank zal hierna eerst de primaire beroepsgrond bespreken. Als deze niet slaagt, komt de rechtbank toe aan bespreking van de subsidiaire beroepsgronden.
15. Eiser heeft primair aangevoerd dat zijn geboorte in SA nimmer is geregistreerd, en dat het onmogelijk is om een niet-bestaande geboorteakte te verkrijgen. Alle daarop gerichte acties, zoals zelf afreizen naar SA of het inschakelen van derden, zoals Saoedische advocaten, heeft dan ook geen enkele zin. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn geboorte niet is geregistreerd heeft eiser aangevoerd dat zijn ouders vluchtelingen waren die illegaal in SA verbleven.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
16.1.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de staatssecretaris, neergelegd in het verweerschrift, dat wat eiser in dit kader heeft aangevoerd niet overeenstemt met wat eiser tijdens het eerste gehoor tijdens de eerste asielprocedure heeft aangevoerd. Eiser heeft op pagina 2 van dat gehoor verklaard dat hij in SA staat geregistreerd en dat hij en zijn vader naar Somalië zijn gedeporteerd omdat hun verblijfsvergunning voor SA was verlopen. Dit impliceert dat het verblijf van eiser en zijn vader in SA een legale status had. Deze legale status wordt verder onderschreven door eisers verklaringen over dat zijn vader jaren in SA heeft gewerkt, hij gedurende zes jaar naar school is geweest in SA en dat hij gedurende een korte periode in SA heeft gewerkt. Bovendien heeft eiser op pagina 15 verklaard dat hij een geboorteakte had maar deze is kwijtgeraakt.
16.2.
Gelet op de eigen verklaringen van eiser kan niet staande worden gehouden dat de geboorte van eiser in SA nimmer is geregistreerd. De primaire beroepsgrond slaagt niet.
17. Eiser heeft subsidiair ten eerste aangevoerd dat het voor hem onmogelijk is om af te reizen naar SA om zelf de vereiste geboorteakte te verkrijgen. De reden hiervoor is dat hij niet de Saoedische nationaliteit heeft en dus een visum nodig heeft om SA binnen te komen. Hij heeft geprobeerd een visum te verkrijgen maar dit is niet gelukt. Hierbij speelt mee dat het hele gezin op een gegeven moment door de Saoedische autoriteiten is gedeporteerd naar Somalië. Zijn Somalische herkomst en zijn vluchtrelaas (inclusief deportatie) zijn nimmer betwist door de staatssecretaris. Op basis van dit vluchtrelaas heeft hij een verblijfs-vergunning asiel gekregen. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd waarom aan de door hem afgelegde verklaringen nu opeens wordt getwijfeld. Uit het door hem overgelegde krantenbericht blijkt dat gedeporteerde personen enkel worden toegelaten tot SA voor Hajj en Umrah.
18. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
18.1.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de staatssecretaris dat eiser enkel stelt dat hij en zijn vader door de Saoedische autoriteiten zijn gedeporteerd naar Somalië maar dat hij deze stelling niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. Verder volgt uit het eerste gehoor, pagina 17, dat eiser eerst van Somalië naar SA is gevlogen, daar vier maanden is gebleven, en vervolgens vanuit SA naar Nederland is gevlogen. Deze vlucht naar en het verblijf in SA verdraagt zich zonder nadere onderbouwing, die hier ontbreekt, niet met de gestelde deportatie. Ook heeft de staatssecretaris in het verweerschrift een toelichting gegeven op de besluitvorming op de verschillende asielverzoeken van eiser. De eerste twee verzoeken zijn afgewezen. Het derde asielverzoek van eiser is ingewilligd omdat zijn dochter, die in 2014 in Nederland is geboren, in Somalië een reëel risico liep op besnijdenis. De asielvergunning is niet verleend op basis van een persoonlijke vrees en de door eiser gestelde deportatie is nooit beoordeeld op geloofwaardigheid. Van een niet gemotiveerde omslag in de beoordeling van eisers verklaringen is dan ook geen sprake.
18.2.
De stelling dat eiser heeft geprobeerd om een visum voor SA te krijgen maar dat dit hem niet is gelukt, is niet onderbouwd met bewijstukken. Zo heeft eiser geen verklaring van de Saoedische ambassade overgelegd waarin staat dat hij geen visum of laissez-passer krijgt. Uit de door eiser overgelegde krantenartikelen kan niet worden geconcludeerd dat hij in geen geval toegang tot SA zou kunnen krijgen.
18.3.
Gelet hierop onderschrijft de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris dat eiser niet heeft aangetoond dat het voor hem onmogelijk is om zelf af te reizen naar SA.
19. Eiser heeft subsidiair ten tweede aangevoerd dat hij diverse advocaten via e-mail heeft benaderd om de vereiste geboorteakte voor hem te regelen maar dat er slechts één advocaat heeft gereageerd. Die advocaat hanteert een dermate hoog honorarium dat eerder aan oplichting moet worden gedacht dan aan een daadwerkelijk aanbod tot juridische dienstverlening.
20. De staatssecretaris heeft hierover in zijn verweerschrift opgemerkt dat eiser (maar) drie advocaten heeft benaderd en dat één advocaat heeft aangegeven deze dienstverlening voor eiser te willen uitvoeren. Het is dus mogelijk om via een Saoedische advocaat de vereiste geboorteakte te verkrijgen. Eiser heeft niet onderzocht of er wellicht andere advocaten/instanties zijn die deze dienstverlening voor een lager bedrag willen uitvoeren. Eiser heeft daarom niet aangetoond dat het onmogelijk is om via derden de vereiste geboorteakte te verkrijgen.
21. De rechtbank onderschrijft deze weerlegging en de daarop gebaseerde conclusie.
22. Eiser heeft subsidiair ten derde aangevoerd dat in het bestreden besluit niet (meer) aan hem wordt tegengeworpen dat het hem niet is gelukt om via de Saoedische ambassade een geboorteakte te verkrijgen. Dit betekent dat de staatssecretaris het eens is met het door hem hierover in zijn bezwaarschrift ingenomen standpunt dat de Saoedische autoriteiten, evenals de Nederlandse autoriteiten, niet bemiddelen voor niet-onderdanen.
23. De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond is gebaseerd op een verkeerde lezing van het bestreden besluit van 6 september 2023. Op pagina 2, 5e alinea, staat het volgende:
“In mijn besluit van 4 april 2023 (…). Ik neem dat besluit hier over. Uw bezwaar leidt niet tot een ander besluit. In aanvulling op het bestreden besluit leg ik het volgende uit.”Uit de term ‘in aanvulling’ volgt dat het gestelde in het primaire besluit onverkort wordt gehandhaafd, ook als hierop niet expliciet wordt ingegaan in de daarop volgende tekst in het bestreden besluit.
In het primaire besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een verzoek om afgifte van een geboorteakte bij de daartoe aangewezen Saoedische autoriteiten heeft ingediend, en welke persoonsgegevens eiser van hemzelf en zijn ouders heeft doorgegeven. Ook is niet aangetoond door middel van een gemotiveerde verklaring van die autoriteiten dat eiser niet in het bezit kan worden gesteld van een geboorteakte, aldus de staatssecretaris.
In het verweerschrift heeft de staatsecretaris hieraan toegevoegd dat eiser twee mails heeft overlegd waarin vluchtelingenwerk aan de Saoedische ambassade heeft verzocht om een afspraak en om een bevestiging dat de geboorteakte niet meer kan worden gekregen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de staatssecretaris dat volgens de rechtspraak het enkel aanschrijven van de autoriteiten van een land ontoereikend is voor het aannemen van bewijsnood. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2330, overweging 5.1.
24. Samenvattend oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood is. De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Moest de staatsecretaris van het beleid afwijken?
25. In het aanvullende beroepschrift van 13 december 2024 heeft eiser verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12378. Eiser heeft ter zitting meegedeeld dat hij hiermee bedoelt dat het vasthouden aan de eis - dat hij een gelegaliseerde geboorteakte moet overleggen - onevenredig is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser ter zitting aangevoerd dat hij al geregistreerd staat in de BRP en dat een geboorteakte enkel ondersteunend is voor wat al is geregistreerd. Verder heeft eiser aangegeven dat hij al 7 jaar bezig is en al 7 jaar in onzekerheid zit. Het heeft erg lang geduurd voordat hij uiteindelijk een verblijfsvergunning asiel kreeg en de IND doet nu weer moeilijk. Dit heeft gevolgen voor zijn psychische gesteldheid.
26. De rechtbank is van oordeel dat het eisen van het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte door eiser niet onevenredig is en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Met het verlangen van een gelegaliseerde geboorteakte is het zwaarwegende belang gemoeid dat het Nederlanderschap alleen wordt toegekend aan een persoon van wie de identiteit onomstotelijk vaststaat. Eisers identiteit staat niet onomstotelijk vast. Het moeten overleggen van een geboorteakte geldt voor iedereen in een vergelijkbare situatie als eiser die Nederlander wil worden, en geldt niet alleen voor hem. Dat hij al 7 jaar bezig is om Nederlander te worden blijkt niet uit de stukken. Eiser is bovendien niet illegaal in Nederland dus van de gestelde onzekere periode van 7 jaren kan geen sprake zijn. Ook is het voor eiser niet onmogelijk om in de toekomst alsnog Nederlander te worden, mits hij de juiste documenten overlegt. Er is ook geen bijzonder schrijnende of anderszins onevenredige situatie die aanleiding vormt om af te wijken van het beleid uit de Handleiding RWN of voor toepassing van de hardheidsclausule van artikel 10 van de RWN.
Heeft de staatssecretaris de hoorplicht geschonden?
27. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord. Ter zitting heeft eiser desgevraagd meegedeeld dat hij tijdens de hoorzitting had willen verwijzen naar pagina 20 van het eerste gehoor. Daar staat dat hij heeft gezegd dat zijn vader een verblijfsvergunning in SA had, maar hij niet. Dat hij dit heeft willen aanvoeren volgt uit zijn bezwaarschrift, waarin hij onder 2. heeft aangevoerd dat hij illegaal in SA verbleef en gedeporteerd is. Door in de beslissing op bezwaar te verwijzen naar het eerste gehoor heeft de staatssecretaris de motivering uitgebreid, zonder dat hij hierop heeft kunnen reageren.
28. De rechtbank overweegt hierover dat uit vaste rechtspraak volgt dat de in artikel 7:3 van de Awb genoemde gronden restrictief moeten worden toegepast. Van het horen mag slechts bij uitzondering met toepassing van sub b van genoemd artikel worden afgezien, namelijk indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De beslissing om van het horen af te zien, moet bovendien worden genomen op grond van hetgeen in het bezwaarschrift is gesteld. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1365, overweging 5.
Eiser heeft in de gronden van bezwaar, onder punt 2, aangevoerd dat hij ‘in het verleden als illegale vreemdeling verwijderd is van het Saoedische grondgebied’. Dit ter onderbouwing van zijn bezwaargrond dat het voor hem onmogelijk is om zelf naar SA af te reizen en hij dus in bewijsnood verkeert. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift niet (expliciet) aangevoerd dat hij niet is geregistreerd in SA en dat hij geen geboorteakte heeft. De staatssecretaris is in het bestreden besluit ingegaan op deze gestelde bewijsnood en heeft hierbij niet verwezen naar het eerste gehoor. Van een uitbreiding van de motivering van het primaire besluit in het bestreden besluit, zoals eiser stelt, is geen sprake.
Eerst in het verweerschrift is de staatssecretaris uitvoerig ingegaan op de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het eerste gehoor. Dit verweerschrift is een reactie op de primaire beroepsgrond van eiser dat hij nooit aan een geboorteakte kan komen omdat zijn geboorte in SA niet is geregistreerd. Dit is geen uitbreiding van de motivering van het primaire besluit, maar ‘enkel’ een reactie op wat eiser in zijn beroepschrift heeft aangevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de staatsecretaris terecht het bezwaarschrift kennelijk ongegrond heeft verklaard en vanwege die reden mocht afzien van de hoorplicht in de bezwaarprocedure.
Conclusie en gevolgen
29. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers verzoek tot naturalisatie in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
(…)
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is (…).
Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)
Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
(…)
e. nationaliteit of nationaliteiten;
(…)
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Artikel 7
Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten
Paragraaf 3.5.1. Algemeen
Het verzoek om naturalisatie moet zoveel mogelijk worden ondersteund door (bewijs)stukken. (…). Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verzoeker of optant om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker of optant met de door hem overgelegde stukken zijn aangetoond. (…).
Paragraaf 3.5.2. Buitenlands reisdocument/aantonen bezit vreemde nationaliteit
Algemeen
De verzoeker moet een geldig buitenlands reisdocument overleggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. (…).
Asielgerechtigden en/of staatlozen
Als de verzoeker niet in het bezit is van een geldig buitenlands reisdocument en houder is van een verblijfsvergunning asiel, of staatloos is, mag hij óf een (Nederlands) vluchtelingenpaspoort óf een (Nederlands) vreemdelingenpaspoort overleggen. (…). De reden waarom van asielgerechtigden niet mag worden vereist een geldig paspoort te tonen is dat deze personen niet naar de overheid van hun land van herkomst mogen worden verwezen voor het overleggen van buitenlandse bewijsstukken. (…).
Geen vrijstelling overleggen documenten bij asielgerechtigden en/of staatlozen
Asielgerechtigden en/of staatlozen wordt in beginsel geen vrijstelling verleend voor het overleggen van documenten, als er sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:
(…).
• de asielgerechtigde verzoeker is geboren in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft en waaruit hij is gevlucht. Een geboorteregistratiebewijs/geboorteakte mag in dat geval verlangd worden, als dat is opgemaakt.
Er kunnen echter omstandigheden zijn om een verzoeker toch vrijstelling van het overleggen van documenten te verlenen, ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan.
Paragraaf 3.5.6. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
–Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
–Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
–Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
Artikel 4:84 Awb
Indien er geen bewijsnood wordt aangenomen dan kan beoordeeld worden of de zaak ingewilligd kan worden met toepassing van artikel 4:84 Awb. Dit houdt in dat er bezien wordt in hoeverre het in het individuele geval bij reguliere vergunninghouders wegens bijzondere omstandigheden onredelijk is om vast te houden aan de hierbovenstaande beleidsregels.