ECLI:NL:RBOVE:2025:1960

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/08/316531 / HA ZA 24-255
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Europastry voor schade na ontbinding van transportovereenkomst

In deze zaak heeft de curator van een gefailleerde transportonderneming, [gefailleerde] B.V., vorderingen ingesteld tegen Europastry Central Europe B.V. De curator stelt dat Europastry haar verplichtingen uit een overeenkomst niet is nagekomen, wat heeft geleid tot schade voor de gefailleerde. De overeenkomst, die in januari 2020 werd gesloten, betrof afspraken over de belettering van opleggers en de uitvoering van transporten. De gefailleerde heeft de overeenkomst ontbonden, omdat zij meent dat de afspraken niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen tekortkoming van Europastry is en heeft de vorderingen van de curator afgewezen. De rechtbank concludeert dat de curator onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de uitleg van de overeenkomst niet de door de curator voorgestane exclusiviteit en groei van ritten ondersteunt. De rechtbank heeft de curator veroordeeld in de proceskosten, omdat hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/316531 / HA ZA 24-255
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
mr. PETER WEENINK Q.Q.,
kantoorhoudende te Enschede,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gefailleerde] B.V., laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats] , (hierna te noemen: [gefailleerde] ),
eisende partij,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. A.D. Kamta,
tegen
EUROPASTRY CENTRAL EUROPE B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Europastry,
advocaat: mr. S. Erkel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties.
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de aanvullende producties (38 tot en met 47) van de curator,
- de mondelinge behandeling van 11 december 2024, waarbij partijen (vertegenwoordigd) zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij zij ook gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
In 2019 en 2020 hebben [gefailleerde] , Europastry en Sintrex Transport Service B.V. (hierna: Sintrex), afspraken gemaakt over de belettering van drie opleggers van [gefailleerde] en de uitvoering van transportritten voor Europastry. Deze afspraken zijn uiteindelijk vastgelegd in een overeenkomst in januari 2020. [gefailleerde] heeft deze overeenkomst ontbonden omdat volgens haar de daarin vastgelegde afspraken niet zijn nagekomen. [gefailleerde] is in juli 2023 failliet verklaard.
2.2.
De curator vindt dat Europastry haar afspraken niet is nagekomen en vordert daarom verklaringen voor recht die inhouden dat Europastry aansprakelijk is voor de schade die [gefailleerde] heeft geleden als gevolg van de wanprestatie en ontbinding en dat de omvang van de schade wordt opgemaakt bij staat. De rechtbank is na uitleg van de tussen [gefailleerde] , Europastry en Sintrex gemaakte afspraken van oordeel dat geen sprake is van een tekortkoming van Europastry. Dat betekent dat de vorderingen van de curator worden afgewezen. De rechtbank licht hierna haar beslissing toe.

3.De feiten

3.1.
[gefailleerde] , opgericht in 2018, is een in Nederland gevestigd transportbedrijf gespecialiseerd in het koel- en vriestransport.
3.2.
Europastry is een onderdeel van een van oorsprong Spaans concern. Zij is gespecialiseerd in het produceren van diepvriesdeegwaren.
3.3.
Sintrex is een expediteur/transportbemiddelaar.
3.4.
Vanaf 2018 is [gefailleerde] , via Sintrex, ritten gaan uitvoeren voor Europastry.
3.5.
In september 2019 hebben [gefailleerde] , Europastry en Sintrex afspraken gemaakt, die in januari 2020 op een aantal punten zijn gewijzigd. In de herziene versie van het contract dat [gefailleerde] , Europastry en Sintrex op 27 januari 2020 hebben ondertekend is, voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…) partijen [1] komen, per 1 september 2019 het volgende overeen:
  • [gefailleerde] stelt in eerste instantie 3 witte opleggers ter beschikking aan EP voor de belettering
  • (…)
  • EP levert logo, kleurnummers, en wensen per email aan
  • STS zal opdracht verstrekken om de trailers aan de 2 zijkanten te beplakken zoals EP dat wil en de achterkant wordt in overleg met [gefailleerde] voorzien van tekst en logo's van STS en [gefailleerde]
  • EP Schrijft Signpost Oldenzaal voor als beletteraar. (in 2e instantie)
  • Kosten voor belettering zullen door STS en [gefailleerde] gelijkmatig worden verdeeld.
  • Dit contract heeft een geldigheid van 5 Jaar, ingaande dag na belettering van een oplegger.
  • Een evt. schade aan de trailer waardoor de belettering wordt beschadigd wordt door [gefailleerde] gedragen en zsm hersteld
  • Als tegenprestatie garandeert EP de komende 5 jaar een groeiend aantal ritten in vergelijking met peildatum 01.08.2019.
  • Prijsniveau van de ritten blijft gelijk, maar kan wel jaarlijks worden geïndexeerd ivm marktsituatie en fluctuerende dieseltarief
  • STS krijgt bij de verdeling van de ritten (FTL) in binnen en buitenland de eerste keuze, en daarbij kan [gefailleerde] worden aangemerkt als "huisvervoerder"
  • Communicatie inzake tarieven, afspraken en ritten verloopt van STS aan EP en vv
  • Indien STS de ritten niet kan onderbrengen, kan EP ermee de markt op.
  • Uitzondering zijn alle ritten op EXW / FCA basis
  • Containertrucking en evt zeevracht staan bulten dit contract, maar worden ook zoveel mogelijk aan STS gegund, alsook de douaneformaliteiten.
  • STS mag, Indien [gefailleerde] niet alle ritten zelf kan rijden, ook derden inschakelen
  • De opleggers met reclame van EP, mogen ook voor andere opdrachtgevers worden ingezet.
  • (…)
  • Mocht STS en [gefailleerde] onverhoopt de onderlinge samenwerking beëindigen, of de opleggers worden om een andere reden van de hand gedaan en/of rijden niet meer voor EP, dan zal de belettering worden verwijdert.
(…)”
3.6.
Vanaf eind 2021 is [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) ook ingeschakeld door Europastry voor het uitvoeren van transportritten.
3.7.
Tussen partijen is vanaf eind 2021 op diverse momenten gecorrespondeerd en gesproken over de samenwerking van Europastry met [bedrijf] en hoe deze zich verhoudt tot de afspraken die in 2019/2020 zijn gemaakt tussen [gefailleerde] , Europastry en Sintrex.
3.8.
[gefailleerde] heeft op een gegeven moment juridische bijstand ingeschakeld. De toenmalige gemachtigde van [gefailleerde] heeft Europastry en Sintrex bij e-mailbericht van 10 januari 2023 in gebreke gesteld, verzocht om de overeenkomst na te komen en om de misgelopen winst over 2022 van € 32.500,00 te vergoeden. Vervolgens heeft er op
30 januari 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen [gefailleerde] , Europastry en Sintrex.
3.9.
Omdat er volgens [gefailleerde] na dat gesprek geen verbetering optrad heeft de toenmalige gemachtigde van [gefailleerde] bij e-mailbericht van 11 april 2023 aan Europastry en Sintrex een uitkoopvoorstel (voor een bedrag van € 193.879,-) gedaan. Voor het geval Europastry en Sintrex niet met dit bedrag akkoord gaan, worden zij opnieuw in gebreke gesteld en gesommeerd om de overeenkomst voor de resterende looptijd na te komen en de misgelopen winst over 2022 te vergoeden.
3.10.
Bij e-mailbericht van 12 mei 2023 heeft de toenmalige gemachtigde van [gefailleerde] , aan Europastry en Sintrex meegedeeld dat [gefailleerde] de overeenkomst ontbindt, omdat er niet op een bevredigende manier gehoor is gegeven aan de eerdere verzoeken.
Daarnaast wordt meegedeeld dat [gefailleerde] aanspraak maakt op, een nog te berekenen, schadevergoeding.
3.11.
Vervolgens hebben [gefailleerde] , Europastry en Sintrex geprobeerd om een minnelijke regeling te treffen. Dit is niet gelukt.
3.12.
Op 26 juli 2023 is [gefailleerde] failliet verklaard met benoeming van mr. Weenink als curator.

4.Het geschil

4.1.
De curator vordert - samengevat weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Europastry aansprakelijk is voor de schade die [gefailleerde] heeft geleden als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de duurovereenkomst en de ontbinding van deze (duur)overeenkomst, en dat de omvang van deze schade nader wordt opgemaakt bij staat, met veroordeling van Europastry in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten.
4.2.
Europastry voert verweer. Europastry concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de curator, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de curator, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de curator in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.3.
Op de stellingen van de curator en Europastry wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak gaat (in de kern) over de vraag of Europastry de afspraken uit de overeenkomst heeft geschonden.
Het standpunt van de curator
5.2.
Volgens de curator is Europastry de duurovereenkomst niet nagekomen. Op grond van de duurovereenkomst werd [gefailleerde] aangemerkt als “huisvervoerder” van Europastry. Deze term wordt gebruikt om langdurige, exclusieve relatie aan te duiden waarbij sprake is van een voorkeurspositie en er doorgaans exclusief voor de andere partij wordt gewerkt. Het impliceert volgens de curator ook dat de vervoerder bij voorkeur niet voor directe concurrenten werkt. In de context van de overeenkomst betekent dit dat de huisvervoerder de eerste keuze krijgt voor ritten, prioriteit heeft boven andere vervoerders en verwacht wordt een belangrijke rol te spelen in het transportproces, waarbij het aantal ritten of opdrachten in de loop der tijd kan toenemen. Vóór de komst van de heer [naam] , de nieuwe logistics manager bij Europastry (hierna: [naam] ), gaven [gefailleerde] en Europastry op deze manier invulling aan de overeenkomst wat ook uitdrukkelijk de bedoeling was van hen. Sinds de komst van [naam] kreeg [gefailleerde] niet meer de eerste keuze voor de ritten en kon zij niet meer zelfstandig inplannen. De passage “groeiend aantal ritten” betekent dat elk jaar het aantal ritten zou toenemen in lijn met de groei van Europastry. Voor de komst van [naam] werd op deze wijze gewerkt: met de toename van het aantal ritten werden meer wagens ingezet en groeide de omzet van [gefailleerde] mee met de groei van Europastry. [gefailleerde] had dan ook een extra wagen gekocht in verband met de beoogde groei. Door het inschakelen van [bedrijf] , die vervolgens de eerste keuze in ritten kreeg, nam begin 2022 het aantal ritten van [gefailleerde] drastisch af met een omzetverlies voor de periode 2022 tot en met 2023 als gevolg, aldus de curator.
Het standpunt van Europastry
5.3.
Europastry betwist dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Er is volgens haar geen exclusiviteit overeengekomen en daar is ook niet over gesproken. De term “huisvervoerder” betekent ook geen exclusiviteit. Het is enkel een begrip dat door vervoerders wel eens wordt gebezigd vanuit marketingoogmerk om een naam van een klant aan haar te kunnen verbinden. In de overeenkomst staat ook niet dat [gefailleerde] de eerste keuze zou krijgen in alle ritten in het binnen- en buitenland. Er staat alleen dat Sintrex bij de verdeling van de FTL-ritten de eerste keuze zou krijgen. Sintrex is ook de partij die aan Europastry factureerde en de prijzen aan Europastry communiceerde. Als Europastry deze afspraak niet zou nakomen, zou dat alleen een tekortkoming tegenover Sintrex opleveren, maar niet tegenover [gefailleerde] . De afspraak zag ook alleen op FTL-ritten. Dat lag ook voor de hand. Uit de door [gefailleerde] overgelegde productie 38 blijkt dat [gefailleerde] in 2018 gemiddeld meer dan 100 FTL-ritten per maand reed en slechts enkele tot geen groupage ritten/combi-ritten (hierna: combi-ritten). Europastry heeft Sintrex altijd de eerste keuze in FTL-ritten gegeven. [bedrijf] reed namelijk alleen combi-ritten, aldus Europastry. Nadat [bedrijf] vanaf 2022 één combi-rit per dag ging rijden, bleef [gefailleerde] nog steeds meer combi-ritten per week rijden dan in 2019. Wat betreft de afspraak over het groeiend aantal ritten in vergelijking met de peildatum 1 augustus 2019 stelt Europastry dat deze afspraak enkel zag op een tegenprestatie voor de belettering op drie opleggers van [gefailleerde] voor een bedrag van ongeveer € 6.000,- (inclusief btw). Het gaat verder om de vergelijking met 1 augustus 2019. Dat de ritten jaar op jaar zouden moeten groeien dan wel dat afgesproken zou zijn de ritten moesten doorgroeien tot een bepaald aantal ritten is niet gesteld, laat staan onderbouwd door [gefailleerde] . Een dergelijke afspraak dan wel een afspraak over exclusiviteit heeft Europastry ook niet willen maken en dat heeft [gefailleerde] redelijkerwijs ook niet zo hebben kunnen begrijpen, zeker niet in ruil voor enkel de kosten van de belettering die deels zijn gedragen door Sintrex. Het aantal ritten van [gefailleerde] is in 2021 tot en met 2023 substantieel toegenomen in vergelijking met 1 augustus 2019, wat wel blijkt uit het feit dat de omzet meer dan verdubbeld is. [gefailleerde] heeft ook niet gesteld hoeveel ritten er op 1 augustus 2019 zijn gereden en daartoe ook geen stukken overgelegd. Evenmin heeft [gefailleerde] onderbouwd gesteld dat het aantal ritten in vergelijking met 1 augustus 2019 is afgenomen. [gefailleerde] stelt enkel dat haar omzet is gedaald, maar Europastry heeft [gefailleerde] geen omzetgarantie gegeven. Bovendien heeft [gefailleerde] ook veel ritten geweigerd.
Uitleg van de overeenkomst door de rechtbank
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag wat [gefailleerde] , Europastry en Sintrex onderling zijn overeengekomen moet worden beantwoord via uitleg aan de hand van de in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde Haviltex-maatstaf. [2] Deze maatstaf komt er kort gezegd op neer dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet alleen de tekst van belang is, maar het aankomt op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle feiten en omstandigheden van het geval van belang, zoals de verklaringen en gedragingen van partijen over en weer en wat zij daaruit redelijkerwijs mochten afleiden.
Ook geldt dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst steeds van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, en dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. [3] Daarnaast speelt bij de uitleg ook een rol hoe partijen na het sluiten van de overeenkomst feitelijk hebben gehandeld. [4]
Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
De tekst van de overeenkomst
5.5.
Uit de bewoordingen van de in de overeenkomst opgenomen bepalingen, in het bijzonder die onder het negende, elfde, dertiende en zestiendeopsommingsteken, ook in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat Sintrex het recht heeft van de eerste keuze bij de verdeling van de door Europastry aangeboden ritten, dat dit recht zich beperkt tot de FTL-ritten en dat Sintrex in eerste instantie [gefailleerde] zal benaderen voor de uitvoering van deze ritten. Als [gefailleerde] niet in staat is om deze ritten zelf te rijden, mag Sintrex ook derden inschakelen en Europastry mag de ritten elders onderbrengen als Sintrex de ritten niet kan onderbrengen. Verder garandeert Europastry als tegenprestatie voor de belettering van de opleggers van [gefailleerde] (met het logo en dergelijke van Europastry) en de daarmee gepaard gaande kosten die worden gedragen door Sintrex en [gefailleerde] gedurende de looptijd van de overeenkomst (van vijf jaar) een groeiend aantal ritten ten opzichte van de peildatum 1 augustus 2019. Tenslotte volgt uit de bepalingen dat de opleggers met de reclame van Europastry door [gefailleerde] ook voor andere opdrachtgevers mogen worden ingezet.
5.6.
De curator heeft betoogd dat er een andere uitleg moet worden gegeven aan de tekst van de overeenkomst en wijst daarbij vooral op de onderdelen “huisvervoerder”, “eerste keuze” en “groeiend aantal ritten”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator daarvoor echter onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht.
Exclusiviteit: “recht van eerste keuze” en “huisvervoerder”
5.7.
Ten eerste heeft de curator onvoldoende aanknopingspunten aangedragen waaruit volgt dat [gefailleerde] en Europastry exclusiviteit op de door de curator voorgestane wijze hebben afgesproken of dat redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat volgt immers niet uit de tekst van de overeenkomst en de curator heeft ook niet concreet aangevoerd dat partijen dit naar elkaar hebben uitgesproken of dat er omstandigheden zijn waaruit moet worden afgeleid dat zij dit van elkaar mochten verwachten. Anders dan de curator meent kan dit niet uit het enkele gebruik van de term “huisvervoerder” worden afgeleid. Daarbij is ook relevant dat het recht van “eerste keuze” gelet op de overeenkomst aan Sintrex toekomt en niet aan [gefailleerde] .
De stelling van de curator dat Sintrex slechts als tussenpersoon heeft gefungeerd om te bereiken dat de betalingen eerder zouden worden verricht omdat Europastry van oorsprong gevestigd is in Spanje, kan hem niet baten. Uit de overeenkomst en de feitelijke gang van zaken blijkt immers dat Sintrex ook een (financieel) belang heeft bij de afspraken die zijn gemaakt. Zo heeft Sintrex ook bijgedragen in de kosten van de belettering van de opleggers. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank al dat Sintrex niet als een tussenpersoon in de door de curator bedoelde zin kan worden beschouwd. Ook indien ervan zou worden uitgegaan dat [gefailleerde] moet worden gelijkgesteld met Sintrex kan er niet aan voorbij worden gegaan dat uit de overeenkomst duidelijk volgt dat de eerste keuze alleen ziet op FTL-ritten en niet op alle ritten. Ook in dat geval kan daarom niet worden geconcludeerd dat Europastry en [gefailleerde] een dermate vergaande exclusiviteit zijn overeengekomen als de curator stelt, dan wel dat Europastry deze bepaling uit de overeenkomst heeft geschonden.
5.8.
De wijze waarop partijen invulling hebben gegeven aan de overeenkomst biedt evenmin voldoende aanknopingspunten om de curator te volgen in zijn standpunt dat partijen hebben afgesproken dat [gefailleerde] de exclusieve vervoerder van Europastry was, dan wel de eerste keuze kreeg in de verdeling van alle ritten in binnen- en buitenland.
De curator heeft stukken in het geding gebracht waaruit volgens hem blijkt dat [gefailleerde] zowel FTL- als combi-ritten reed. Op zichzelf staat niet ter discussie dat [gefailleerde] ook combi-ritten reed voor Europastry. Dit betekent echter nog niet dat deze ritten ook onderdeel uitmaakten van de overeenkomst. Dit enkele gegeven rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat partijen de bedoeling hebben gehad dat Europastry ook de combi-ritten ter eerste keuze aan [gefailleerde] /Sintrex zou aanbieden. Dat [gefailleerde] en Europastry deze bedoeling wel hebben gehad en dus een vergaande mate van exclusiviteit voor ogen hebben gehad, vindt onvoldoende steun in hetgeen de curator heeft aangevoerd. Dat in de overeenkomst de term “huisvervoerder” wordt vermeld, werpt geen ander licht op de zaak. Deze term kan niet los worden gezien van de overige bepalingen in de overeenkomst. Aan deze term kan dan ook niet een zodanig exclusief karakter worden ontleend zoals [gefailleerde] voorstaat. Ten slotte volgt uit de belettering op de vrachtwagens evenmin dat partijen de bedoeling hebben gehad om [gefailleerde] de exclusieve vervoerder van Europastry te laten zijn. Dit geldt temeer nu niet in geschil is dat partijen hebben afgesproken [gefailleerde] haar beletterde opleggers ook mocht inzetten voor andere opdrachtgevers en dat [gefailleerde] dat ook heeft gedaan.
“Groeiend aantal ritten”
5.9.
Met inachtneming van het hiervoor overwogene heeft de curator naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat [gefailleerde] de bepaling waarin de term “groeiend aantal ritten” zo mocht begrijpen dat het aantal ritten elk jaar zou toenemen in lijn met de groei van Europastry en in vergelijking met het jaar daarvoor, laat staan dat Europastry dat ook zo heeft opgevat en niet anders kon begrijpen. De tekst is immers duidelijk dat het gaat om een groeiend aantal ritten
ten opzichte van de peildatum 1 augustus 2019.De curator neemt in dit verband met name stellingen in die samenhangen met en voortbouwen op de hiervoor al verworpen ruime uitleg ter zake de in de ogen van [gefailleerde] overeengekomen (vergaande) exclusiviteit. Andere concrete aanwijzingen waaruit zou (kunnen) blijken dat Europastry beoogd heeft om een jaarlijks groeiend aantal ritten (ten opzichte van het voorliggende jaar) te garanderen, zijn van de zijde van de curator niet (voldoende) gesteld. Europastry heeft er, naar het oordeel van de rechtbank ook terecht op gewezen dat zij een dergelijke afspraak of garantie ook niet kon geven omdat de groei van haar bedrijf en daarmee het aantal ritten altijd afhankelijk is van toekomstige onzekere factoren en dat zij ook nooit gewild en bedoeld heeft om zich ertoe te verbinden dat haar omzet en het aantal ritten niet op enig moment minder zou mogen zijn dan het jaar ervoor. De uitleg die [gefailleerde] (nu) voorstaat zou naar het oordeel van de rechtbank wel tot deze onaannemelijke gevolgen leiden. Bovendien volgt uit de overeenkomst dat de afspraak over het groeiend aantal ritten is opgenomen als tegenprestatie voor de kosten van de belettering. Aangezien deze kosten ongeveer € 6.000,00 inclusief btw bedragen, rechtvaardigen deze niet de verstrekkende uitleg van de curator. [gefailleerde] mocht dat in redelijkheid ook niet verwachten.
5.10.
Het vorengaande betekent dat, de curator niet wordt gevolgd in de door hem voorgestane uitleg van de overeenkomst en dat de rechtbank de overeenkomst uitlegt zoals in r.o. 5.5 is geformuleerd.
Geen tekortkoming
5.11.
Gelet op die uitleg van de inhoud van de overeenkomst kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Europastry. Europastry heeft dit ook gemotiveerd betwist. Dat Europastry aan Sintrex niet de eerste keuze zou hebben gegeven bij de verdeling van FTL-ritten en dat Sintrex deze FTL ritten niet aan [gefailleerde] zou hebben aangeboden, is niet onderbouwd gesteld door de curator. Bovendien is Sintrex geen partij bij deze procedure en had de curator Sintrex moeten aanspreken in het geval Sintrex de FTL-ritten niet aan [gefailleerde] zou hebben aangeboden. Dat heeft de curator niet gedaan. Ook indien zou worden uitgegaan van de situatie dat [gefailleerde] gelijk zou moeten worden gesteld met Sintrex, is de rechtbank van oordeel dat de curator, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Europastry, onvoldoende concreet en onderbouwd heeft gesteld dat [gefailleerde] na de aanstelling van [naam] , niet meer de eerste keuze kreeg in FTL-ritten. Dat kan ook niet uit de overgelegde stukken worden afgeleid. Er zijn weliswaar diverse overzichten overgelegd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de FTL-ritten niet meer naar [gefailleerde] , maar naar een of meerdere andere vervoerders gingen. Bovendien blijkt uit de overzichten niet dat deze enkel betrekking hebben op FTL-ritten.
5.12.
Daarnaast heeft de curator ook onvoldoende concreet onderbouwd gesteld dat er geen sprake is geweest van een groeiend aantal ritten ten opzichte van de peildatum
1 augustus 2019. Daarbij acht de rechtbank van belang dat, zoals ook door Europastry naar voren is gebracht, niet duidelijk is wat het aantal gereden ritten was op de in de overeenkomst genoemde peildatum. Bovendien heeft Europastry in dit verband ook terecht gewezen op de omzet die [gefailleerde] heeft behaald in de jaren na het sluiten van de overeenkomst. In randnummer 2.23 van de dagvaarding is een tabel opgenomen van de omzet van [gefailleerde] over de jaren 2018 tot en met 2023 en een kolom omzet toegespitst op de klant Europastry. Daaruit blijkt dat de omzet in de jaren 2020, 2021 en 2022 substantieel hoger lag dan in het jaar 2019. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de omzet een belangrijke indicatie dat sprake is geweest van een groeiend aantal ritten voor [gefailleerde] in de jaren 2020, 2021 en 2022. Aan het jaar 2023 kan naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie worden verbonden dat daarvan geen sprake is geweest, reeds omdat [gefailleerde] in juli 2023 failliet is verklaard.
Slotsom
5.13.
De slotsom is dan ook dat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Dat betekent dat de vorderingen van de curator worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
De curator is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Europastry worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00
5.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt de curator tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken door
mr. U. van Houten op 2 april 2025.

Voetnoten

1.[gefailleerde] wordt in deze overeenkomst aangeduid met [gefailleerde] , Europastry met EP en Sintrex met STS.
2.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635.
3.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493.
4.HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP2651.