ECLI:NL:RBOVE:2025:1838

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
11469785 \ EJ VERZ 24-460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak verzoekt de werkgever, [verzoeker] B.V., om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [verweerder], op grond van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor disfunctioneren, aangezien [verweerder] niet eerder op zijn functioneren is aangesproken en er geen reële kans op verbetering is geboden. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord is geraakt, vooral door de communicatie na de aanstelling van een nieuwe Group CFO, [naam 7]. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2025 en kent [verweerder] een transitievergoeding, een contractuele ontslagvergoeding en een billijke vergoeding toe. De billijke vergoeding bedraagt € 126.360,00, omdat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door niet tijdig en adequaat te reageren op de situatie van [verweerder]. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van verzoeken met betrekking tot de verkoop van aandelen van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11469785 \ EJ VERZ 24-460
Beschikking van 28 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. J.W. Stam,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. M. Egbers.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat er een redelijke grond is voor ontbinding, te weten een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Aan de werknemer wordt naast een transitievergoeding en contractuele ontslagvergoeding een billijke vergoeding toegekend, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op de verkoop van de aandelen van [verweerder] verklaart de kantonrechter zich onbevoegd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties (1-45)
- het verweerschrift, met (voorwaardelijke) tegenverzoeken met producties (1-18)
- de nagekomen producties (46-49) van [verzoeker]
- de nagekomen productie van (19) van [verweerder]
- de herziene versie van het verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 17 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen
zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [verzoeker]
- de pleitaantekeningen van [verweerder].
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] ondersteunt bedrijven, overheden en kennisinstellingen bij het vinden van subsidies, het schrijven en indienen van subsidieaanvragen, het uitvoeren en afhandelen van de administratieve verantwoording en het project- en programmamanagement. De laatste jaren is [verzoeker] zich steeds meer gaan richten op overname van andere ondernemingen binnen haar branche. [verzoeker] heeft ongeveer 200 medewerkers. Directeur van [verzoeker] is [naam 1] (hierna: [naam 1]). [verzoeker] is onderdeel van [bedrijf 1].
2.2.
[verweerder], geboren op [geboortedatum] 1991, is op 1 juli 2018 bij [verzoeker] in dienst getreden als Business Controller. Sinds april 2021 is [verweerder] werkzaam in de functie CFO, tegen een loon van laatstelijk € 6.500,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld. Artikel 4 van de laatste arbeidsovereenkomst bevat de volgende bepaling:
“4.4. If the employment contract is terminated on the initiative of the Empoyer other than for an urgent reason in meaning of article 7:678 BW Dutch Civil Code, the Employer will pay within one month after the determination date and in addition to the statutory transition payment, a contractual severance payment equal to threegross monthly salaries including holiday allowance and fixed expense allowance.”
2.3.
In april 2021 is [bedrijf 1] overgenomen door [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]). [bedrijf 2] is een in [vestigingsplaats 2] gevestigde investeringsmaatschappij. Naast dat [verweerder] met de komst van [bedrijf 2] CFO is geworden, is hij ook mede-aandeelhouder van [bedrijf 1] geworden. Hierbij is hij partij geworden bij het Investment and Shareholders Agreement (ISHA). Daarnaast is hij op 11 mei 2021 statutair bestuurder geworden van [bedrijf 1].
2.4.
Op 31 maart 2022 heeft [verweerder] een functioneringsgesprek - het goede gesprek genaamd - gehad met [naam 1]. [naam 1] heeft hiervan een verslag naar de [verweerder] gestuurd. Hierin staat het volgende:
“Hierbij bevestig ik je dat wij op 31 maart 2022 met elkaar hebben gesproken vanuit de setting van het goede gesprek. We hebben besproken dat het en bewogen jaar is geweest met veel uitdagingen voor het MT maar dat we met recht kunnen zeggen dat we ons hier goed doorheen geslagen hebben en niet alleen als organisatie maar ook als MT zijn gegroeid.
Zelf geef je aan met name de VCP’s een goed initiatief te vinden wat maakt dat de organisatie in beweging is gekomen en in ontwikkeling is. Het afgelopen jaar heb je door alle ontwikkelingen echter wel heel veel ballen hoog moeten houden en was het ook met de bezetting van tijd tot tijd wel een uitdaging om alles rond te krijgen. De integratie van Business Central duurt langer dan verwacht en maakt dat veel zaken nog steeds veel tijd kosten.
Vanuit mijn kant heb ik duidelijk benoemd dat ik van mening ben dat met name de rapportages intern en richting [bedrijf 2] afwezig en/of laat worden opgeleverd. Ik ben van mening dat jij als financieel directeur hierin echt meer zelf zou kunnen / moeten doen. We hebben besproken dat het opnieuw opstarten van de administratie (na [bedrijf 5]), het integreren van [naam 2]/[naam 3] en het managen van je team je veel tijd kost, en dat daar soms ook de prioriteit komt te liggen. Zelf geef je aan dat het aannemen van een business controller veel van druk weg zou nemen en dat die gene dan alle gewenste rapportages kan gaan faciliteren. Persoonlijk denk ik dat dit echt bij jou hoort te liggen maar we hebben ook besproken dat het budget dat jij voor je team hebt voor jou vrij in te delen is dus als jij van mening bent dat je dit moet investeren in een business controller dan is dat aan jou.
Als persoon ben je het afgelopen jaar in je communicatie zeker gegroeid. Je bent je bewuster geworden van je positie in de organisatie en ten opzichte van de teamleiders. Wat voor de organisatie wel van belang is, is dat je proactiever wordt in het aanpakken van zaken die niet goed lopen. Nu geef je wel aan dat iets niet goed gaat maar daar blijft het bij. Je zou nog een volgende stap kunnen zetten door meer sturend op te treden en checkt bij de betreffende teamleider of zaken die niet goed gaan ook worden opgepakt ter verbetering.
Naast die teamdoelen die je hebt gesteld voor jouw team zijn er voor jou persoonlijk het komende jaar ook een aantal doelen: in de eerste plaats zul je minder operationeel moeten gaan doen en meer moeten gaan delegeren om zelf je focus op de strategie te krijgen. Daarnaast moeten we echt met de budgetten aan de slag. Dat heeft dit jaar veel te lang geduurd en zorgt voor onnodige onrust binnen de organisatie. We moeten echt toe naar een realtime inzicht met forecast. Dit maakt het volgens mij ook een stuk makkelijke om de maandelijkse rapportages rond te krijgen. Zoals gezegd staat voorgaande ook allemaal op der rol om in 2022 rond te maken middels diverse implementaties.
Ten slotte aan jou de vraag na te denken over het financiële inzicht rondom de WBSO. Hoe kunnen we daar een meer software achtig karakter aan geven zodat we prognoses kunnen uitdraaien en toekomstige overname organisaties kunnen geven in de steeds hoger wordende waarde van onze WBSO portefeuille.
Verder verloopt alles naar wens, je bent onlangs weer vader geworden en geeft aan dit goed te kunnen combineren met je werkzaamheden. Soms is het druk maar dan trek je tijdig aan de bel en neem ik zaken van je over. Arbeidsvoorwaardelijk gezien hoeven er voor jou nu geen wijzigingen plaats te vinden.
Ga zo door en mocht je ondersteuning nodig hebben dan weet je mij te vinden!”
2.5.
Op 29 augustus 2023 hebben [naam 1] en [verweerder] het volgende “goede gesprek” gehad. Hiervan heeft [verweerder] een verslag gemaakt. In dit verslag, dat niet door [naam 1] is ondertekend, staat onder meer het volgende:
“Afgelopen jaar veel zaken vooruitgang geboekt. [naam 4] is heel tevreden, ook met [naam 5] gisteren nog over gehad en aandeelhouder is ook heel tevreden over het functioneren van [naam 6]. Maar zij constateren wel dat [naam 6] nu tegen een plafond zit. Om door te groeien en door het bedrijf is er besloten een Group CFO aan te stellen. Dit veranderd de rol van [naam 6], hij zal aan de Group CFO gaan rapporteren en mee samen gaan werken. Dit heeft geen impact op salaris, equity bonus etc. van [naam 6].
(…)
De nieuwe Group CFO zorgt ook voor minder druk en verantwoordelijkheid voor [naam 6]. Wat in deze fase van het leven en de druk thuis ook niet verkeerd hoeft uit te pakken.
Ontwikkelpunten:
[naam 6] is veel in detail bezig. Niet zelf doen maar goed team bouwen die voor de details zorgt dat het in orde is. Ook zit de eigenwijsheid zit eigen ontwikkeling in de weg. Daarnaast ligt er ruimte om voelsprieten te ontwikkelen, bijv. wat steakholders willen en dit kunnen leveren in de communicatie oppakken
(…)
Verdere Finance inhoudelijke ontwikkelpunten vind [naam 4] lastig aan te geven. Dit is ook om straks op te pakken met de Group CFO. Om verder en versneld te ontwikkelen als CFO.
(…)
[naam 4] en [naam 6] zijn het erover eens dat Groep CFO helpt in ontwikkeling. Wordt gekeken naar samenwerking wie wat doet. [naam 6] vindt zichzelf niet als financial/accountant, [naam 4] wilde dit wel proberen. [naam 6] zijn CV is altijd analytisch, business oriented en waardecreatie. [naam 6] is geel, in de context van management drives, dat wil zeggen van denken in concepten, analyseren en begrijpen. Als het werk wordt consolideren/eliminaties etc. dat is niet wat mij drijft en zal de energie snel wegvloeien. (…)”
2.6.
In november 2023 is [naam 7] (hierna: [naam 7]) bij [verzoeker] gestart als Group CFO.
2.7.
Per 1 januari 2024 is [verweerder] teruggetreden als statutair bestuurder van [bedrijf 1] en is [naam 7] aangetreden als statutair bestuurder van [bedrijf 1].
2.8.
In december 2023/januari 2024 hebben [naam 7] en [verweerder] gesproken over welke rol [verweerder] zou gaan vervullen in de nieuwe door [naam 7] beoogde organisatiestructuur van [verzoeker]. [verweerder] zag voor zichzelf de functie van “Business Controller Nederland” weggelegd. [naam 7] liet [verweerder] weten hem meer in de rol van Head of FP&A te zien.
2.9.
Op 17 januari 2024 heeft [verweerder] een nieuwe lease-auto besteld, met een leaseperiode van drie jaar.
2.10.
Op 24 januari 2024 heeft [naam 7] een e-mail aan [verweerder] gestuurd, waarin hij onder meer het volgende schrijft:
“We moeten ook jouw functie een betere naam geven. Iets als Head of FP&A, Head of Financial Control. Wil je daarover nadenken zodat we dat volgende week kunnen afhandelen?”
2.11.
Op 26 en 27 januari 2024 heeft een e-mailwisseling tussen [verweerder] en [naam 7] plaatsgevonden, waarbij zij onder andere het volgende aan elkaar berichten:
[verweerder]:
“Zie bijgevoegd de nieuwe cashflow forecast 20240126. Ook bijgevoegd boardpack analyse 2021231. Verschil huidige stand met forecast in board pack eind januari is -800k ipv forecast van 0k euro. Dit komt wel heel dicht bij de grens en risico blijft altijd debiteuren betalingen en inning.
(…)
Graag deze analyse nog tussen ons houden tot we erover eens zijn dat dit de positie is en ik denk dat het goed is dat we met acties gaan communiceren.”
[naam 7]:
“Ik dacht dat je daarstraks een afwijking van 400k meldde maar dat blijkt nu 800k te zijn, begrijp ik dat goed?”
[verweerder]
“Ja, we praten over 700k a 800k minder. Serieus dichtbij de max. capaciteit van wat we kunnen lenen. (…)”
[naam 7]:
“Dat is een uiterst serieuze misser die nooit had mogen voorkomen en die ons fors in de problemen brengt met onze Board. (…)”
Na het weekend waarin dit berichtenverkeer plaatsvond, is gebleken dat, anders dan [verweerder] had bericht, de cashflow geen (grote) afwijking vertoonde.
2.12.
Op 31 januari 2024 deelde [naam 7] in een gesprek aan [verweerder] mee dat het functioneren van [verweerder] niet voldoende is en dat hij moet gaan zoeken naar een baan buiten [verzoeker]. In een gesprek op 12 februari 2024 heeft [naam 7] dit nader aan [verweerder] toegelicht, gevolgd door een e-mail aan [verweerder] van 14 februari 2024, waarin staat:
“Naar aanleiding van de twee gesprekken die wij in de afgelopen weken hebben gevoerd stuur ik je hierbij een vastlegging van hetgeen we hebben besproken. Mijn bevindingen zijn gebaseerd op mijn eigen waarnemingen gedurende de periode 20-11-2023 tot en met heden en zijn dermate ernstig dat snel ingrijpen vanuit (financieel) bestuurlijk oogpunt noodzakelijk is. Dit is een zuiver professionele afweging waarin jij als finance professional wordt gewogen en staat geheel los van de fijne persoon/mens die jij bent.
Finance binnen onze groep functioneert zwaar onder de maat en boekt geen progressie als het gaat om de volgende, meest zwaarwegende, punten:
  • Het aanbrengen van structurele en procesmatige wijzigingen die leiden tot snellere en betrouwbaarder informatieverstrekking binnen de onderneming alsook richting onze aandeelhouder.
  • Het verbeteren van de opzet en kwaliteit van onze maandrapportage die ons in staat stelt om de onderneming beter te besturen.
  • Het negatieve imago dat Finance binnen de onderneming heeft (en dat niet ons imago is) en de hoeveelheid klachten die de business uit omtrent de presentatie van Finance.
  • Het gebrek aan cohesie binnen het Finance Team als geheel.
  • Het ontbreken van initiatieven ten aanzien van automatisering van eenvoudige basis financiële processen teneinde efficiënter te werken.
Aangezien jij als leider verantwoordelijk bent voor het bovenstaande, constateer ik dat jij niet het niveau van Finance Leadership kunt bieden dat onze onderneming in zijn huidige functie nodig heeft. Op basis van mijn waarnemingen kom ik tot de conclusie dat jij dit niveau op korte termijn ook niet kunt bereiken terwijl de onderneming dit met het oog op een goede exit en equity story hard nodig heeft. Om deze reden ga ik op korte termijn over tot het aanstellen van een ervaren interim financial controller die jouw taken gaat overnemen.
Om bovenstaande redenen heb ik aangegeven dat onze wegen wat mij betreft gaan scheiden en heb ik je de volgende opties genoemd:
Je kijkt uit naar een andere baan en neemt ontslag wanneer je een nieuwe arbeidsovereenkomst hebt getekend, waarbij de uiterlijke termijn waarop dit het geval is wat mij betreft op 1 juli 2024 is.
We maken een VSO waarbij de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 juli 2024 zodat jij jouw aanspraken op WW behoudt) en je blijft gewoon werkzaam tot beëindigingsdatum.
Idem als 2, maar dan met vrijstelling van werkzaamheden vanaf het moment dat al jouw werkzaamheden zijn overgedragen aan de interim financial controller.
Graag bespreek ik met jou welke optie voor jou het beste werkt.
Wat mij betreft staan alle wegen open om op een goede en verantwoorde manier uit elkaar te gaan en ik ben uiteraard bereid om je te ondersteunen daar waar mogelijk en gewenst.
PS: voor wat betreft jouw aandelen in de [bedrijf 3] heb ik [naam 8] om advies gevraagd omdat dat buiten mijn verantwoordelijkheidsbereik ligt.”
2.13.
Op 16 februari 2024 hebben [naam 7] en [verweerder] nader met elkaar gesproken. Na dit gesprek heeft [verweerder] een e-mail naar [naam 7] gestuurd, waarin hij onder meer schrijft:
“Zoals vanmorgen in mijn gesprek aangegeven, ben ik ontzettend geschrokken van jouw plotseling initiatief om mijn betrokkenheid bij [bedrijf 4]/[verzoeker] te beëindigen en ook van de wijze waarop dit allemaal gebeurt. Dit heb ik nooit zien aankomen en voel me eerlijk gezegd belazerd en boos.
Mijn laatste beoordelingsgesprek met [naam 4] op 29 augustus 2023 verliep heel positief. [naam 4] gaf daarbij aan dat ook [naam 5] zeer tevreden was en mij graag wilde behouden. In het kader van jouw komst als Group-CFO en jouw presentatie van het concept Finance Plan, hebben wij in december 2023 gesproken over mijn nieuwe rol binnen de finance structuur en mijn ambities en wensen op dat vlak. Daaruit kwam naar voren dat ik graag de rol van Business Control wilde vervullen maar jij mij meer als Financial Controller ziet. Met vertrouwen keek ik uit om vanuit die rol met jou te gaan samenwerken en met jouw coaching mij verder te ontwikkelen met het idee om dat ik na een paar jaar de Group CFO rol kan vervullen. We hebben op 24 januari jl. nog gemaild om mijn functietitel te veranderen naar ‘Head of FP&A’ dan wel ‘Head of financial Control’. Bij geen van die gesprekken is mij te kennen gegeven dat mijn functioneren ondermaats was of onder een vergrootglas lag. Afgelopen jaar heb ik nog een nieuwe leaseauto mogen uitkiezen. Ik keek -kortom – enorm uit naar onze samenwerking en mijn hernieuwde rol binnen [bedrijf 4]/[verzoeker] en had geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het besluit tot mijn ontslag in de lucht hing.
(…)
Voor mij is het een onrechtvaardige situatie en door mijn hoog rechtvaardigheidsgevoel heb ik serieus getwijfeld, maar na lang beraad wil ik je echter ook nogmaals aangeven dat ik – onder de juiste voorwaarden – bereid ben om een serieus aanbod in overweging te nemen.
Een dergelijk serieus aanbod omvat in ieder geval:
1.
een ‘package deal’- waarin wij zowel afspraken over mijn dienstverband als mijn
aandelenpakket maken. Ik ga niet met verschillende partijen in gesprek, mijn gesprekspartner moet voldoende mandaat hebben om afspraken te kunnen maken;
2.
een uitkomst waarbij [verzoeker] zwaar laat meewegen:
dat mijn vertrek is ingegeven door een eenzijdig en ongefundeerd besluit;
dat ik, door als Manager aan te blijven na de overname van [bedrijf 5] en door zelf te investeren in het aandelenkapitaal van [bedrijf 4], een bewezen risico heb genomen en een wezenlijk onderdeel ben (geweest) van het succes van de [bedrijf 1];
in welke positie ik als investeerder zou hebben verkeerd als is tot de geplande Exit aan boord zou blijven, dan wel in welke positie ik zou hebben verkeerd als de Exit op dit moment zou plaatsvinden.
3.
3. zowel voor de gewone aandelen als de Sweet Equity dienen specifieke afspraken
gemaakt te worden.
4.
4. de mogelijkheid om door de voordeur te vertrekken. Ik mag passend afscheid nemen van de organisatie. Partijen maken elkaar (ook achteraf) niet zwart en houden de gemaakte afspraken strikt vertrouwelijk. Zoals vandaag ook besproken, laten we samen een goed verhaal opstellen en binnen [bedrijf 4] communiceren zodat beide partijen tevreden zijn.
5.
5. een budget van € 7.500 euro (vooraf te betalen) om mij in dit traject te laten bijstaan door een adviseur. Dit in plaats van een outplacementtraject, waar ik van af zie. Jij gaf in het gesprek aan dat jij dit niet gebruikelijk vindt, maar voor mij is zo’n traject nieuw en het lijkt me niet meer dan redelijk dat jullie het faciliteren dat ik in deze door jullie gecreëerde situatie wordt bijgestaan.
(…)”
2.14.
Hierna hebben meerdere gesprekken en berichtenwisselingen tussen partijen plaatsgevonden over de voorwaarden voor het beëindigen van het dienstverband van [verweerder]. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.15.
Met ingang van 10 april 2024 is [verweerder] op zijn verzoek - tijdelijk - vrijgesteld van werk. Vanaf dat moment heeft hij geen werkzaamheden meer voor [verzoeker] verricht.
2.16.
Eind 2024 hebben partijen een mediation-traject doorlopen. Dit traject is zonder positief resultaat geëindigd, waarna [verzoeker] deze ontbindingsprocedure heeft opgestart.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt - samengevat - de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, met inachtneming van de opzegtermijn en na verrekening met de proceduretijd, op grond van artikel 7:971b BW jo. artikel 7:669 lid 3 sub d BW, dan wel artikel 7:669 lid 3 sub g BW, dan wel artikel 7:669 lid 3 sub h BW althans artikel 7:669 lid 3 sub i BW, onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding en met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt primair dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] subsidiair - samengevat - om:
II. [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van een transitievergoeding;
III. [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de contractuele ontslagvergoeding;
IV. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond, [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van een billijke vergoeding van € 300.000,00 bruto;
V. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van deze beschikking;
VI. • te verklaren voor recht dat [verweerder] moet worden beschouwd als Good Leaver en
• te verklaren voor recht dat het aanbod van [verzoeker] inhoudende FMV=acquisitieprijs,
heeft te gelden als de Leaver FMV calculation in de zin van artikel 9.9 ISHA,
welke berekening door [verweerder] is betwist;
• [verzoeker] te veroordelen tot binnen één maand na de einddatum aanwijzen van een
onafhankelijke Accountant volgens de procedure en termijnen als genoemd in
artikel 9.10 ISHA, zodat die accountant ter zake de Leaver FMV per de leaver
date een bindend advies kan geven;
Primair en subsidiair:
VII. [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van de opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;
VIII. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
Disfunctioneren
4.3.
De eerste grond waarop [verzoeker] haar verzoek baseert is de ongeschiktheid van [verweerder] tot het verrichten van de bedongen arbeid (de d-grond). Volgens haar volgt het disfunctioneren van [verweerder] uit de volgende handelingen en omstandigheden:
  • late en foutieve cijfers in de board pack communiceren;
  • niet tijdig c.q. onvolledig opvolging geven aan actiepunten;
  • goedkeuring van de jaarrekening van 2022 bleef lange tijd uit en daardoor liepen de kosten voor de accountant significant op;
  • richting de ING Bank financieringsconvenanten bij herhaling te laat aanleveren;
  • het budgetteringsproces om tot een budget 2024 te komen is onvoldoende verlopen en foutief;
  • significante fouten in forecasts;
  • slecht debiteurenbeheer en perikelen rondom Duitse belastingen waardoor acute liquiditeitskrapte dreigde;
  • materiële onjuistheid in een model dat is gebruikt voor een refinanciering met Kartesia;
  • niet of nauwelijks bijdragen aan acquisitie;
  • foutieve en late berekeningen van Earn Out bedragen met betrekking tot overgenomen subsidie adviesbureaus;
  • proces rondom Finance (en WBSO-forecast) niet naar behoren managen;
  • verzuimen om updates van bonussen (tijdig) aan medewerkers te communiceren.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar een groot aantal e-mails van en aan [verweerder] en/of collega’s, de verslagen van de “goede gesprekken” en naar schriftelijke verklaringen van [naam 9] (directielid van [verzoeker]) en [naam 7].
4.4.
[verweerder] betwist dat sprake is van structureel disfunctioneren. Hij weerspreekt dat sprake is van voornoemde omstandigheden en handelingen, dan wel dat (alleen) hij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Daarnaast voert hij aan dat een duidelijke functie-inhoud en functieomschrijving ontbreekt, dat de kritiek op zijn functioneren niet (tijdig) is gedeeld en dat hem geen reële kan op verbetering is geboden.
4.5.
Om een arbeidsovereenkomst te kunnen ontbinden vanwege disfunctioneren ex artikel 7:669 lid 2 sub d BW moet voldaan zijn aan een aantal vereisten. Allereerst moet sprake zijn van achterblijvend functioneren van de werknemer, waarvan een werknemer in kennis moet worden gesteld. Bij beantwoording van de vraag of een werknemer al dan niet geschikt is voor de bedongen arbeid heeft een werkgever een zekere mate van beoordelingsvrijheid. [3] Om tot een ontbinding vanwege disfunctioneren te kunnen komen is echter enkel disfunctioneren niet voldoende. Een werkgever moet een werknemer in voldoende mate in de gelegenheid te stellen om zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid voor de bedongen arbeid mag niet het gevolg zijn van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer. Op welke wijze dat moet staat niet in de wet, maar vaste jurisprudentie is dat het moet gaan om een reële en serieuze verbeterkans. Welke ondersteuning, begeleiding en hulp mag worden verwacht van een werkgever ter verbetering van het functioneren van zijn werknemer en de wijze van vastlegging daarvan, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen diverse factoren een rol spelen, onder meer de aard, inhoud en het niveau van de functie, de aanwezige opleiding en ervaring, aard en mate van ongeschiktheid van de werknemer, de duur van het onvoldoende functioneren, wat er in het verleden is gedaan ter verbetering van dat functioneren, in hoeverre een werknemer open staat voor kritiek en zich inzet voor verbetering. Ook de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever kan een rol spelen. [4]
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van achterblijvend functioneren van [verweerder]. De kantonrechter maakt uit de verslagen van de “goede gesprekken” op dat er weliswaar punten waren waarop [verweerder] zich nader kon ontwikkelen, maar niet dat het functioneren van [verweerder] onvoldoende was, laat staan dermate onvoldoende dat dit een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou kunnen rechtvaardigen. Verder heeft [verweerder] op alle hiervoor in rechtsoverweging 4.3. genoemde handelingen en omstandigheden en de terzake door [verzoeker] overgelegde e-mails en verklaringen van [naam 9] en [naam 7] uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Het had op de weg van [verzoeker] om in reactie daarop nader te onderbouwen waarom volgens haar wel sprake is van achterblijvend functioneren van [verweerder]. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft enkel aan het verweer van [verweerder] de conclusie gekoppeld dat het [verweerder] ontbreekt aan zelfreflectie en dat hij alle verantwoordelijkheid voor zijn handelen buiten zichzelf zoekt. De kantonrechter deelt die conclusie niet. Ook overigens bevat het dossier geen enkele overtuigende aanwijzing dat het ontbreekt aan zelfreflectie bij [verweerder] en dat hij alle verantwoordelijkheid voor zijn handelen buiten zichzelf zoekt. Gelet op het gemotiveerde verweer van [verweerder], is dan ook onvoldoende onderbouwd dat sprake is van disfunctioneren. Geoordeeld wordt dan ook dat daarvan, anders dan door [verzoeker] is gesteld, geen sprake is geweest.
4.7.
Daarnaast blijkt op geen enkele wijze dat [verzoeker] [verweerder] vóór januari 2024 erop heeft gewezen dat zijn functioneren onvoldoende was. Dit volgt niet uit de omstandigheid dat met [verweerder] besproken is dat er een Group CFO zou worden aangesteld. [verweerder] heeft hieruit niet hoeven begrijpen dat hij onvoldoende functioneerde als CFO. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van partijen en uit het verslag van het “goede gesprek” van augustus 2023 dat er een Group CFO zou worden aangenomen met het oog op de verdere toetreding van [verzoeker] op de internationale markt. Onder de hoede van die Group CFO - zo begrijpt de kantonrechter - zou [verweerder] zich verder kunnen ontwikkelen. Ook uit het feit dat [naam 1] in oktober 2023 de dagstart heeft geïnitieerd volgt nog niet dat [verweerder] erop gewezen is dat zijn functioneren onvoldoende was. De kantonrechter kan uit dit initiatief in het geheel niet opmaken dat dit verband houdt met het functioneren van [verweerder]. Evenmin volgt dit niet uit de vele e-mails die [verzoeker] heeft overgelegd. De kantonrechter leest daarin niet méér dan dat [verweerder] herinnerd wordt aan bepaalde zaken of dat hij algemene aanwijzingen krijgt die veelal ook nog meerdere werknemers van [verzoeker] aangaan en die niet specifiek [verweerder] betreffen. De kantonrechter leest hierin niet dat [verweerder] duidelijk en ondubbelzinnig wordt aangesproken op achterblijvend functioneren.
4.8.
Pas op 31 januari 2024 wordt [verzoeker] er door [naam 7] op aangesproken dat hij onvoldoende functioneert. Daarbij geeft [naam 7] echter meteen aan dat dit moet leiden tot het einde van het dienstverband. [verzoeker] heeft [verweerder] hierna geen enkele kans gegeven om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter verwerpt de stelling van [verzoeker] dat zij [verweerder] geen verbetertraject hoefde aan te bieden, omdat het [verweerder] zou ontbreken aan zelfreflectie. De uitzondering waarop [verzoeker] zicht beroept, doet zich slechts voor in een situatie dat het zonneklaar is dat een werknemer niet openstaat voor verbetering van zijn functioneren en een verbetertraject hoe dan ook zinloos zou zijn. [verzoeker] heeft geen enkele omstandigheid aangevoerd die erop wijst dat zich hier zo’n situatie voordoet. De omstandigheid dat [verweerder] zich heeft verweerd tegen de beëindiging van het dienstverband wijst niet in die richting. Bovendien had [verzoeker] op dat moment al volledig ingezet op de beëindiging van het dienstverband en was het aanbieden van een verbetertraject al een gepasseerd station. De conclusie is dan ook dat het aan een serieus en reëel verbetertraject heeft ontbroken.
4.9.
Gelet op het voorgaande is aan geen van de vereisten om de arbeidsovereenkomst te kunnen ontbinden wegens disfunctioneren voldaan. Van een voldragen d-grond is daarom geen sprake.
Verstoorde arbeidsverhouding
4.10.
De tweede grond die [verzoeker] aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, is dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond). Volgens [verzoeker] heeft [verweerder], nadat hij op zijn achterblijvende functioneren was aangesproken, een verwijtende houding aangenomen, waardoor de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam vestoord is geraakt. Tussen partijen is structureel een verschil van inzicht ontstaan over de wijze waarop de functie van [verweerder] uitgevoerd moet worden, waardoor voortzetting van de arbeidsrelatie blijvend onmogelijk is geworden, aldus [verzoeker].
4.11.
[verweerder] betwist dat sprake is van een voldragen g-grond. Voor zover er al sprake is van een verstoring van de arbeidsrelatie, is deze volgens [verweerder] in de hand gewerkt door [naam 7] en [naam 7] is niet langer werkzaam bij [verzoeker]. De relatie met [naam 1] is volgens [verweerder] niet verstoord. Ook wijst hij erop dat er nog geen reële pogingen zijn gedaan om de onderlinge relatie te verbeteren doordat de board ([bedrijf 2]) hieraan in de weg heeft gestaan.
4.12.
De kantonrechter oordeelt dat hier wel sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. De kantonrechter ziet in de correspondentie die na 31 januari 2024 tussen partijen heeft plaatsgevonden, dat partijen steeds meer van elkaar verwijderd zijn geraakt. Dit gaat verder dan dat enkel de relatie met [naam 7] verstoord is geraakt. Ter zitting heeft ook [naam 1], desgevraagd, aangegeven dat hij een nadere samenwerking met [verweerder] niet meer ziet zitten. Ook volgt uit de stellingen van [verweerder] zelf al dat de board een voortzetting met [verweerder] niet meer ziet zitten. De board is weliswaar niet de werkgever van [verzoeker], maar is wel een belangrijke schakel met zeggenschap in de bedrijfsvoering van [verzoeker]. Ook de mediation heeft partijen niet tot elkaar kunnen brengen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding, dat van [verzoeker] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Herplaatsing
4.13.
Gelet op het voorgaande ligt ook herplaatsing niet in de rede. Niet weersproken is dat [verweerder] ook bij een herplaatsing weer te maken krijgt met de directie van [verzoeker], waartoe [naam 1] behoort. Omdat [naam 1] een verdere samenwerking niet meer ziet zitten, ontbreekt de basis voor een herplaatsing.
4.14.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Daarmee komt de kantonrechter niet meer toe aan beoordeling van de overige aangevoerde ontslaggronden. Op de datum van ontbinding en de hoogte van de transitievergoeding gaat de kantonrechter later in. Hierna zal de kantonrechter eerst ingaan op de verzochte contractuele ontslagvergoeding en billijke vergoeding.
Contractuele ontslagvergoeding
4.15.
[verweerder] verzoekt om toekenning van een contractuele ontslagvergoeding van
€ 21.060,00 bruto (3 × € 7.020,00) op grond van artikel 4.4. van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [verweerder] geen aanspraak heeft op deze vergoeding, omdat deze vergoeding was bedoeld om het afbreukrisico bij zijn positie als statutair bestuurder te ondervangen. Door zich niet neer te leggen bij het ontslag, doorkruist [verweerder] volgens [verzoeker] de ratio achter deze compensatie. Subsidiair betoogt [verzoeker] dat de vergoeding betrokken moet worden bij de vraag of [verweerder] afdoende gecompenseerd wordt voor de nadelige gevolgen van de beëindiging van het dienstverband.
4.16.
De kantonrechter overweegt dat in artikel 4.4. van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald dat de werknemer recht heeft op de daarin genoemde vergoeding, als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op initiatief van de werkgever, anders dan in het geval van een dringende reden. Daarvan is hier sprake. De bepaling, die naar het oordeel van de kantonrechter aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, geeft hierin verder geen beperkingen aan. [verzoeker] heeft ook niet toegelicht waaruit opgemaakt kan worden dat aan de bepaling de uitleg moet worden gegeven die zij voor ogen heeft. Het door [verweerder] verzochte bedrag voor drie maandsalarissen inclusief vakantietoeslag is dan ook toewijsbaar. De hierover gevorderde wettelijke rente zal conform artikel 4.4. van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen vanaf een maand na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Billijke vergoeding
4.17.
[verweerder] verzoekt om een billijke vergoeding van € 300.000,00, omdat [verzoeker] volgens haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Daartoe voert hij aan dat [verzoeker] vanaf 31 januari 2024 volslagen onverwacht een ontslagkoers heeft ingeslagen, waarbij zij de belangen van [verweerder] als werknemer en medeaandeelhouder volledig heeft genegeerd en hem vervolgens maanden lang aan het lijntje heeft gehouden door niet tijdig en adequaat te handelen in het correspondentie- en onderhandelingstraject.
4.18.
[verzoeker] verweert zich tegen toekenning van een billijke vergoeding. Zij betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens [verzoeker] heeft zij [verweerder] aangesproken op zijn achterblijvende functioneren en heeft zij hem ondersteuning geboden, onder meer door het invoeren van een dagstart en het binnenhalen van [naam 7], onder wiens vleugels [verweerder] zijn functioneren had kunnen verbeteren. Mocht al een billijke vergoeding worden toegekend, dan moet die vergoeding volgens [verzoeker] worden vastgesteld op nihil.
4.19.
De kantonrechter ziet aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. [5] Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt. Bij de beoordeling of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. [6] De kantonrechter oordeelt dat in dit geval sprake is van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten en licht dat als volgt toe.
4.20.
[verzoeker] heeft vanaf 31 januari 2024 volledig ingezet op de beëindiging van het dienstverband, omdat [verweerder] volgens haar zou disfunctioneren. Zoals hiervoor al is overwogen heeft zij dit gedaan zonder dat zij [verweerder] eerst erop heeft aangesproken dat zijn functioneren volgens haar achterbleef en zonder hem een reële en serieuze verbeterkans te bieden. Daarmee heeft [verzoeker] ernstig verwijtbaar gehandeld en dit handelen heeft ertoe geleid dat de arbeidsverhouding met [verweerder] ernstig en duurzaam vestoord is geraakt. Daarmee is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker].
4.21.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [7] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.22.
De kantonrechter zal een billijke vergoeding toekennen van 18 maandsalarissen (inclusief vakantiegeld), zijnde een bedrag van € 126.360,00 (18 × € 7.020,00). Daartoe is het volgende redengevend.
4.23.
Enerzijds is niet betwist dat [verweerder] van plan was om in ieder geval tot aan het moment dat [bedrijf 2] [verzoeker] zou verkopen bij [verzoeker] werkzaam te blijven. Niet weersproken is dat die verkoop nog twee tot drie jaar op zich laat wachten. [verzoeker] heeft betoogd dat het dienstverband hoe dan ook eerder geëindigd zou zijn, omdat ook een verbetertraject - zou dat wel aangeboden zijn - niet tot een verbetering zou hebben geleid van het functioneren van [verweerder]. De kantonrechter kan die stelling echter niet volgen, omdat elke onderbouwing hiervoor ontbreekt.
4.24.
Anderzijds is [verweerder] nog maar 33 jaar oud en is te verwachten dat hij met zijn cv in de huidige arbeidsmarkt voldoende kansen heeft op een passende baan. Zo is niet weersproken dat er volop vacatures zijn voor de functie van CFO. Ook houdt de kantonrechter er rekening mee dat [verweerder] naast de transitievergoeding ook al een contractuele vergoeding ontvangt. Dat [verweerder], zoals [verzoeker] heeft aangevoerd, al (bijna) een jaar salaris ontvangt zonder daarvoor werkzaamheden uit te voeren, is geen omstandigheid die hier moet leiden tot vermindering van de billijke vergoeding. In het overzicht dat [verweerder] heeft gegeven van de correspondentie na 31 januari 2024, waarvan de juistheid niet weersproken is, is te zien dat de vertraging in de onderhandelingen tussen partijen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vooral komt doordat [verzoeker] herhaaldelijk laat reageert op verzoeken en voorstellen van [verweerder]. Ook had [verzoeker] in deze periode [verweerder] kunnen oproepen om weer werkzaamheden voor haar te verrichten, maar gesteld noch gebleken is dat zij dat heeft gedaan.
4.25.
[verzoeker] zal dus worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 126.360,00. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking.
Datum van ontbinding
4.26.
Op grond van artikel 6:671b lid 9 sub a BW zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 augustus 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, zonder dat de duur van deze procedure daarvan afgetrokken is.
Transitievergoeding
4.27.
Niet ter discussie staat dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding. Uitgaande van het bruto maandsalaris van € 7.397,70 (inclusief vakantiegeld en bonussen), waarvan [verzoeker] heeft aangegeven daarmee in te kunnen stemmen, bedraagt de transitievergoeding per 1 augustus 2025 € 17.473,55 bruto. Op grond van artikel 7:686a lid 1 BW zal de wettelijke rente hierover worden toegewezen vanaf 1 september 2025.
Intrekkingsbevoegdheid
4.28.
[verzoeker] krijgt de gelegenheid om het verzoek binnen de hierna genoemde termijn in te trekken, omdat aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden. [8]
Verkoop aandelen
4.29.
[verweerder] heeft onder VI. een drietal verzoeken ingediend die betrekking hebben op de verkoop van zijn aandelen in Ingnite Group in verband met het einde van zijn arbeidsovereenkomst. [verweerder] baseert zijn verzoeken op de artikelen die zijn opgenomen in hoofdstuk 9 van de ISHA. [verzoeker] heeft naar voren gebracht dat de kantonrechter niet bevoegd is van deze verzoeken kennis te geven, omdat dit volgens haar op grond van artikel 42.1 is voorbehouden aan de rechtbank in Amsterdam.
4.30.
De kantonrechter volgt het standpunt van [verzoeker] dat op grond van artikel 42.1 van ISHA de onderhavige verzoeken voorgelegd moeten worden aan de rechtbank in Amsterdam. De kantonrechter verklaart zich wat betreft deze verzoeken dan ook onbevoegd.
Proceskosten
4.31.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker], omdat [verzoeker] overwegend ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker].
4.32.
Anders dan door [verweerder] is verzocht, ziet de kantonrechter geen aanleiding om [verzoeker] te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Volgens vaste rechtspraak [9] is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan alleen sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. [verzoeker] heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair weliswaar gebaseerd op een onvoldragen ontslaggrond, maar dat rechtvaardigt nog niet de conclusie dat zij vooraf moest begrijpen dat haar verzoek geen van kans van slagen zou hebben. Ook voor het overige zijn geen omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat [verzoeker] misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door [verweerder] in deze procedure te betrekken.
4.33.
De proceskosten zullen gelet op het voorgaande volgens het liquidatietarief worden bepaald. Dit betekent dat de proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
4.34.
Als [verzoeker] het verzoek intrekt, zal [verzoeker] de proceskosten van [verweerder] moeten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 11 april 2025,
Voor het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2025,
5.3.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 17.473,55 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2025, tot aan de dag van de gehele betaling,
5.4.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] een contractuele ontslagvergoeding te betalen van € 21.060,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2025, tot aan de dag van de gehele betaling,
5.5.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] een billijke vergoeding te betalen van € 126.360,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking, tot aan de dag van de gehele betaling,
5.6.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de verzoeken die betrekking hebben op de verkoop van de aandelen van [verweerder] in [bedrijf 1] (de verzoeken onder VI.),
5.7.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, [10]
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af,
Voor het geval [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.10.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] vaststelt op € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder],
5.11.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Decor, ECLI:NL:HR:2018:182, r.o. 3.4.4
4.Ecofys, ECLI:NL:HR:2019:933, ro. 4.1.3
5.Artikel 7:671b lid 9, onder c, BW.
6.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2022:63 (
7.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 juni 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2018:878 (
8.Artikel 7:686a lid 6 BW.
9.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828
10.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.