ECLI:NL:RBOVE:2025:1790
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen intrekking bijzondere bijstand
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn recht op bijzondere bijstand over de periode van 1 januari 2023 tot 1 oktober 2023, welke intrekking was gebaseerd op een schending van de inlichtingenplicht. Het college had het bezwaar van eiser op 15 oktober 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft op 18 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn vader, die tevens zijn bewindvoerder was, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan eiser kan worden toegerekend. Eiser had aangevoerd dat hij op vakantie was en niet kon voorzien dat er een tijdgevoelige brief van de gemeente zou aankomen. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gemeente voorafgaand aan zijn vakantie op de hoogte heeft gesteld van zijn afwezigheid. Bovendien had de vader van eiser, als bewindvoerder, de verantwoordelijkheid om de post in de gaten te houden, wat niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft het bestreden besluit in stand. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.