Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
St. Faunabeheereenheid Overijssel(vergunninghouder) uit Deventer (hierna: FBE).
1.Samenvatting
2.Inleiding; feiten en procesverloop
- Het doden van reegeiten, geitkalveren en bokkalveren met het geweer van 1 januari tot 1 april, voor de duur van het Faunabeheerplan Overijssel 2024-2029 (hierna: het Faunabeheerplan);
- Het doden van reebokken met het geweer van 1 april tot 1 oktober, voor de duur van het Faunabeheerplan;
- Het doden van zieke of gebrekkige reeën met het geweer voor de duur van het Faunabeheerplan; en,
- Het college besluit met een vergunningvoorschrift toe te staan dat het geweer gebruikt kan worden voor de bovenstaande handelingen van een uur voor zonsopkomst tot een uur na zondondergang;
- Het college besluit met een vergunningvoorschrift toe te staan dat het geweer gebruikt kan worden voor de bovenstaande handelingen in een gebied met een kleiner dan 40 hectare aaneengesloten oppervlakte.
3.Beoordeling door de voorzieningenrechter
zelfde beheer- en werkplannen van de WBE’s vaststelt of goedkeurt. Er is daarmee geen sprake van uitbesteding aan een faunabeheereenheid. Verder is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat met de genoemde voorschriften in het bestreden besluit het gebruik van de omgevingsvergunning voldoende is gewaarborgd. Ieder jaar dienen de Reewildwerkplannen aan het college te worden voorgelegd. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, heeft het college dan ook steeds de ruimte om het werkplan van een WBE af te wijzen. Het college heeft toegelicht dat getoetst wordt aan dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die gelden voor de omgevingsvergunning. Verder weegt de voorzieningenrechter mee dat het college op zitting heeft verduidelijkt dat het grootste gedeelte van de 32 Reewildbeheerplannen al voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor hen beschikbaar was en dat zij zich daarop bij het te nemen besluit ook hebben gebaseerd. Het betoog van de stichtingen faalt daarom.