ECLI:NL:RBOVE:2025:1391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
C/08/319648 / HA ZA 24-331
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van verbeurde dwangsommen na beslaglegging door JTL Beheer B.V.

In deze zaak is er een geschil tussen JTL Beheer B.V. en een gedaagde partij over de vraag of JTL Beheer heeft voldaan aan een eerdere veroordeling van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze veroordeling, uitgesproken op 10 oktober 2023, hield in dat JTL Beheer binnen drie werkdagen na betekening van het arrest de door haar gelegde beslagen op de eigendommen van de gedaagde moest opheffen. De rechtbank Overijssel oordeelt dat JTL Beheer op 29 november 2023 aan deze veroordeling heeft voldaan, maar dat zij in de periode van 17 oktober tot en met 29 november 2023 dwangsommen heeft verbeurd, omdat de beslagen op de woning en motor van de gedaagde te laat zijn opgeheven. De rechtbank concludeert dat JTL Beheer € 64.500 aan dwangsommen heeft verbeurd, wat leidt tot de afwijzing van de vordering van JTL Beheer. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde partij, die in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/319648 / HA ZA 24-331
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
JTL BEHEER B.V.,
te Oldenzaal,
eisende partij,
hierna te noemen: JTL Beheer,
advocaat: mr. S.L. Geeraths,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. S. Erkel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 5 december 2024 met productie van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 17 december 2024, waarbij partijen (vertegenwoordigd) zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
Tussen partijen is in geschil of JTL Beheer heeft voldaan aan een door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 10 oktober 2023 [1] uitgesproken veroordeling en daaruit voortvloeiend of JTL dwangsommen heeft verbeurd.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beslag niet van rechtswege is vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft JTL aan de in geschil zijnde veroordeling uit het arrest voldaan op 29 november 2023, zodat de conclusie is dat JTL € 64.500,- aan dwangsommen verbeurd is geraakt. Dit betekent dat de vordering van JTL wordt afgewezen. De rechtbank licht hierna haar beslissing toe.

3.De feiten

3.1.
Op 20 mei 2010 heeft JTL Beheer haar aandelen in GLN verkocht aan Bailiff Holding B.V. (hierna: Bailiff), een bedrijf van [gedaagde]. Een gedeelte van € 125.250,00 van de totale koopprijs is JTL Beheer schuldig gebleven en het bedrag is als lening aan Bailiff verstrekt. In januari 2018 heeft Bailiff haar aandelen verkocht aan GLN en heeft [gedaagde] Bailiff geliquideerd. De lening van JTL Beheer is niet terugbetaald. JTL Beheer is een rechtszaak tegen [gedaagde] gestart waarin zij schadevergoeding vorderde, omdat het volgens haar aan [gedaagde] te wijten is dat Bailiff het geleende geld niet kon terugbetalen.
3.2.
Ter verzekering van de door haar gestelde vordering heeft JTL Beheer een drietal conservatoire beslagen laten leggen: (i) op het eigendomsaandeel van [gedaagde] in de woning aan de [adres], (ii) op zijn motor met kenteken [kenteken] en (iii) op de aandelen van [gedaagde] in zijn [bedrijf 1] B.V.
3.3.
Op 20 juli 2022 heeft de rechtbank Overijssel de vordering van JTL Beheer toegewezen. [gedaagde] is in hoger beroep gegaan. Bij arrest van 10 oktober 2023 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) de vordering van JTL Beheer afgewezen. Daarbij heeft het gerechtshof onder meer geoordeeld:
“4.4. veroordeelt JTL in reconventie de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen en door te (doen) halen in de registers, binnen drie werkdagen na betekening van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat JTL daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 150.000;”
3.4.
Op 11 oktober 2023 is het arrest aan JTL Beheer betekend en heeft de advocaat van [gedaagde] haar per e-mail verzocht om de beslagen op te heffen en door te halen, bewijzen daarvan toe te zenden en de proceskosten te betalen. Aldus moesten de beslagen uiterlijk op 16 oktober 2023 worden opgeheven en doorgehaald.
3.5.
Op 11 oktober 2023 heeft de advocaat van JTL Beheer de deurwaarder per e-mail verzocht om uiterlijk binnen drie dagen over te gaan tot opheffing en/of doorhaling van alle gelegde beslagen. Op 14 oktober 2023 heeft JTL Beheer voldaan aan de proceskostenveroordeling.
3.6.
Op 17 oktober 2023 heeft de deurwaarder de beslagen op de woning en de motor opgeheven en doorgehaald door inschrijving daarvan in de openbare registers van het Kadaster en de RDW.
3.7.
Op 17 november 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] JTL Beheer gevraagd naar bewijsstukken van de opheffing van de beslagen en verklaard dat [gedaagde] aanspraak maakt op de verbeurde en nog te verbeuren dwangsommen.
3.8.
Op 22 november 2023 heeft de advocaat van JTL Beheer bijlagen over de beëindiging en doorhaling van de beslagen op de motor en de woning naar de advocaat van [gedaagde] gestuurd.
3.9.
Op 24 november 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] JTL Beheer per email gesommeerd om het beslag op het aandeel in [bedrijf 1] B.V. op te heffen en de aantekening door te laten halen in het aandelenregister.
3.10.
Op diezelfde datum heeft [gedaagde] executoriaal derdenbeslag laten leggen op de bankrekening van JTL Beheer bij de ING Bank. Op 15 december 2023 heeft hij executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de [naam vof] en haar vennoten [naam 1] en [naam 2], [naam 3], [bedrijf 2] B.V. en onder de Ontvanger van de Belastingdienst.
3.11.
Op 29 november 2023 heeft de advocaat van JTL Beheer per e-mail aan de advocaat van [gedaagde] geschreven dat alle beslagen zijn opgeheven en doorgehaald.
3.12.
Nadien hebben (de advocaten van) partijen meermaals gecorrespondeerd over de opheffing en doorhaling van het beslag op de aandelen.
3.13.
Op 2 februari 2024 heeft de deurwaarder van JTL Beheer een aantekening in het aandeelhoudersregister geplaatst dat het beslag op het aandeel als opgeheven kan worden beschouwd.

4.Het geschil

4.1.
JTL Beheer vordert – samengevat – dat de rechtbank zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat geen dwangsommen zijn verbeurd, althans tot een bedrag van € 1.500,00, alsook [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Aan het gevorderde legt JTL – kort samengevat – primair ten grondslag dat het beslag op aandelen door het wijzen van het arrest, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, van rechtswege is vervallen nu de aantekening in het aandeelhoudersregister geen voorwaarde is voor het leggen, opheffen en/of doorhalen van het beslag. Subsidiair stelt JTL dat het [gedaagde] van begin af aan duidelijk moet zijn geweest dat JTL alle beslagen wilde opheffen en daarvoor alle medewerking wilde verlenen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van JTL Beheer, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van JTL Beheer, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van JTL Beheer in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil of JTL heeft voldaan aan de door het gerechtshof in het arrest van 10 oktober 2023 onder randnummer 4.4. uitgesproken veroordeling en daaruit voortvloeiend of JTL dwangsommen heeft verbeurd.
5.2.
In voornoemd arrest is JTL veroordeeld tot het opheffen en het door (doen) halen in de registers van de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen, binnen drie werkdagen na betekening van het arrest. Gelet op rechtsoverweging 3.18. van het arrest ziet die veroordeling op de beslagen op ([gedaagde]’ aandeel in) de woning van [gedaagde], op een motorfiets van [gedaagde] en [gedaagde]’ aandelen in [bedrijf 1].
5.3.
Partijen zijn het er over eens dat de beslagen uiterlijk op 16 oktober 2023 moesten worden opgeheven en doorgehaald. Ook staat vast dat de beslagen op de woning en motorfiets van [gedaagde] op 17 oktober 2023 – één dag te laat – zijn opgeheven en doorgehaald in de betreffende openbare registers. Daardoor is JTL een bedrag aan dwangsommen van € 1.500,00 verschuldigd geraakt, waarvoor zij een bedrag van € 1.609,87 aan [gedaagde] heeft betaald. In deze procedure gaat het specifiek om de vraag of JTL het beslag op [gedaagde]’ aandelen in [bedrijf 1] heeft opgeheven en (doen) doorhalen.
5.4.
Voor de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, is het niet aan de rechtbank om de in het arrest besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. De rechtbank moet zich in dit geval beperken tot het toetsen van de ter uitvoering van het veroordelend arrest verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling. Die inhoud moet door uitleg worden vastgesteld, waarbij de rechtbank het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer dient te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Daarmee is niet de letter van de veroordeling, maar het behaalde resultaat bepalend voor de vraag of er dwangsommen zijn verbeurd. [2] Voor het verbeuren van dwangsommen moet het gaan om handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat die, mede gelet op de gronden waarop de veroordeling werd uitgesproken, inbreuk maken op datgene wat in het arrest is geboden. [3] Bij deze uitleg mogen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden toegepast. [4]
Is het beslag van rechtswege vervallen?
5.5.
JTL heeft primair gesteld dat het beslag op aandelen door het wijzen van het arrest, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, van rechtswege is vervallen nu de aantekening in het aandeelhoudersregister geen voorwaarde is voor het leggen, opheffen en/of doorhalen van het beslag.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] terecht heeft betwist dat het op de aandelen gelegde beslag van rechtswege is vervallen of is opgeheven door het arrest van
10 oktober 2023. Uit de bewoordingen in de veroordeling
“veroordeelt JTL”in het arrest blijkt dat deze geen constitutief, maar een condemnatoir karakter heeft en er daarom voor de uitvoering daarvan een handeling van JTL nodig is. Verder bepaalt artikel 704 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat een beslag pas van rechtswege vervalt wanneer de eis in de hoofdzaak is afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan, aldus na afloop van de (in geval van het arrest) cassatietermijn van drie maanden. De primaire stelling van JTL faalt, zodat de rechtbank hierna het subsidiaire standpunt van JTL beoordeelt.
Het doel van de veroordeling
5.7.
Conservatoir beslag is naar haar aard bedoeld om een waardevol goed te behouden voor beoogde executie door de beslaglegger c.q. schuldeiser. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het doel en de strekking van deze veroordeling tot opheffing en doorhaling van het conservatoir beslag op de aandelen, dan ook de aandelen niet langer behouden blijven voor executie door JTL zodat [gedaagde] weer vrijelijk over zijn eigendom kan beschikken. Dat doel wordt bereikt door opheffing van het beslag. Doorhaling in de registers is in geval van aandelen een louter administratieve (uitvoerings)handeling, die niet noodzakelijk is voor de opheffing van het beslag. Ook geldt dat de aandelen zowel in als buiten beslag vervreemd, bezwaard of onder bewind gesteld kunnen worden.
Is het beslag opgeheven?
5.8.
In geval van een beslag op aandelen geldt dat de opheffing van een beslag een vormvrije rechtshandeling is (artikel 705 Rv). Voor een werkende rechtshandeling is een wil nodig die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en de persoon tot wie deze is gericht, heeft bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW). Aldus moet de wil van JTL tot opheffing van het beslag zich door een verklaring hebben geopenbaard en [bedrijf 1] (van wie [gedaagde] bestuurder en aandeelhouder is) hebben bereikt.
5.9.
Eerst bij e-mail van 29 november 2023 heeft (de advocaat van) JTL aan (de advocaat van) [gedaagde] bericht dat zij in navolging van het e-mailbericht van (de advocaat van) [gedaagde] van 11 oktober 2023 de deurwaarder ‘onverwijld’ heeft verzocht om alle beslagen op te heffen en dat zij daarbij nogmaals de berichten zendt dat alle beslagen zijn doorgehaald. Ook vermeldt (de advocaat van) JTL dat de beslagen op de aandelen reeds bij arrest zijn opgeheven, zodat alle beslagen zijn opgeheven en de dwangsommen niet opeisbaar zijn.
5.10.
Hoewel JTL in dit bericht ten onrechte schrijft dat het beslag op de aandelen bij het arrest zijn opgeheven, blijkt uit deze e-mail voldoende dat JTL de wil heeft tot opheffing van alle beslagen, waaronder het beslag op de aandelen, en dat deze wil [gedaagde] (en daarmee de bestuurder van [bedrijf 1]) eerst op die dag heeft bereikt. Dit handelen is genoeg om te voldoen aan de veroordeling uit het arrest met betrekking tot het beslag op de aandelen. Er is geen sprake van een situatie waarin niet aan redelijke twijfel onderhevig is dat in strijd is gehandeld met het arrest. Daarbij hecht de rechtbank ook waarde aan het feit dat JTL de beslagen op het woonhuis en de motor vrijwel direct heeft opgeheven alsook aan de proceskostenveroordeling uit het arrest heeft voldaan.
5.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het volledig volgen van het standpunt van [gedaagde], namelijk dat JTL het maximum aan dwangsommen van € 150.000,00 heeft verbeurd, zou leiden tot kennelijke onevenredigheid tussen enerzijds het bedrag van de verbeurde dwangsommen en het gewicht van de door de gestelde niet-nakoming van de hoofdveroordeling geschonden belangen van [gedaagde]. Daarbij is ook van belang dat het gerechtshof in haar arrest van 10 oktober 2023 heeft overwogen dat [gedaagde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de beslagen schade heeft geleden. Dat is in deze procedure niet anders geworden.
5.12.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat JTL op 29 november 2023 aan de veroordeling in het arrest tot opheffing en doorhaling van alle beslagen heeft voldaan. Aldus zijn door JTL dwangsommen verbeurd in de periode van 17 oktober tot en met 29 november 2023. Dat zijn 44 dagen maal € 1.500,- is € 66.000,-, minus de reeds door JTL betaalde dwangsom van € 1.500,-. De conclusie is dat JTL € 64.500,- aan dwangsommen verbeurd is geraakt. Dit betekent dat de vordering van JTL moet worden afgewezen.
Proceskosten
5.13.
JTL Beheer is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.726,00
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van JTL Beheer af,
6.2.
veroordeelt JTL Beheer in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als JTL Beheer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt JTL Beheer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Voetnoten

1.Dit arrest is geregistreerd onder nummer 200.316.613.
2.HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1980.
3.HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0431 en HR 15 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9400.
4.HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367.