ECLI:NL:RBOVE:2024:6503

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/08/315299 / HA ZA 24-233
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nietigverklaring van testament wegens geestelijke onbekwaamheid

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 4 december 2024, staat de vraag centraal of het testament van erflaatster, opgemaakt op 23 mei 2022, nietig is. Eiser, die zich beroept op de geestelijke onbekwaamheid van erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament, vordert een verklaring voor recht dat het testament nietig is en dat de afwikkeling van de nalatenschap dient te geschieden volgens het voorlaatste testament van 25 augustus 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet is aangetoond dat erflaatster op het moment van het opmaken van het testament niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eiser worden afgewezen, omdat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en de wilsbekwaamheid van erflaatster niet in twijfel trok. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.726,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/315299 / HA ZA 24-233
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.A. Schuring,
tegen

1.mr. [gedaagde 1] , notaris

en,
2.
Mr. [gedaagde 2] , kandidaat-notaris
die beiden kantoor houden in [vestigingsplaats]
in hun hoedanigheid van vereffenaars in de nalatenschap van [erflaatster] ,
hierna: de vereffenaars
advocaat: mr. R.J.M.H. Orgel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte van de vereffenaars van 15 juli 2024 met productie 5
- de akte van de vereffenaars van 4 oktober 2024 met productie 11
- de akte van [eiser] van 4 oktober 2024 met productie 9
- de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024. Hierbij waren aanwezig:
[eiser] , bijgestaan door mr. MA. Schuring, en de vereffenaars bijgestaan door mr. R.J.M.H. Orgel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

Centraal in deze zaak staat de vraag of een testament van [erflaatster] (hierna: [erflaatster] ) van 23 mei 2022 nietig is, omdat zij op het moment van het opmaken van het testament vanwege een geestelijke stoornis (dementie) niet meer in staat was om haar wil te bepalen. [eiser] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat dit testament nietig is. Hij wil daarmee bereiken dat het testament wordt afgewikkeld volgens het voorlaatste testament, van 25 augustus 2017. In dat testament zijn [eiser] en zijn echtgenote tot enig erfgenamen benoemd. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat [erflaatster] op 23 mei 2022 niet in staat was haar belangen te waarderen en onbekwaam was om haar wil te bepalen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
[erflaatster] is op [geboortedatum] geboren. Zij was gehuwd met de heer [naam 1] . Hij is overleden op [overlijdensdatum 1] . Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
3.2.
[erflaatster] heeft op 25 augustus 2017 een volmacht verleend aan [eiser] in de vorm van een notariële akte, oftewel een levenstestament.
3.3.
[erflaatster] heeft op 25 augustus 2017 ook een testament opgemaakt, waarbij zij [eiser] en zijn echtgenote tot enig erfgenaam heeft benoemd. Op 23 mei 2022 heeft [erflaatster] haar testament herroepen.
3.4.
[erflaatster] kreeg in februari 2019 een WLZ-indicatie met ZZP-5.
3.5.
Bij beschikking van 30 december 2020 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [erflaatster] en is Stichting Doe Mee(r) (hierna: de bewindvoerder) benoemd tot bewindvoerder en mentor. In de beschikking staat, voor zover van belang, net navolgende:
(..) Gelet op het ongemak dat betrokkene duidelijk voelt bij de huidige situatie, acht de kantonrechter het van belang dat een onafhankelijke en professionele bewindvoerder/mentor wordt benoemd om de (niet-) vermogensrechtelijke belangen van betrokkene te behartigen. Door de advocaat van betrokkene worden bovendien feiten en omstandigheden gesteld betreffende de vertegenwoordiging door de heer [eiser] tot op heden, die nader onderzocht moeten worden door een onafhankelijke bewindvoerder.(..)
3.6.
Bij e-mail van 11 maart 2021 heeft de bewindvoerder de notariële volmacht van 25 augustus 2017 herroepen conform artikel 3:72 sub c BW en artikel B van de notariële volmacht. De bewindvoerder heeft [eiser] vervolgens verzocht om rekening en verantwoording af te leggen van het door [eiser] gevoerde beleid.
3.7.
De bewindvoerder heeft een onderzoek verricht en is vervolgens in december 2021 een procedure gestart. De rechtbank heeft in het vonnis van 15 maart 2023 [eiser] o.a. veroordeeld tot betaling aan de curator van € 243.270,33 te vermeerderen met de wettelijke rente. Op 12 juni 2023 is [eiser] tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 10 september 2024 is [eiser] o.a. veroordeeld tot betaling aan de vereffenaars van € 242.944,33, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.8.
Op 13 januari 2022 is [erflaatster] onder curatele gesteld, met benoeming van de bewindvoerder tot curator.
3.9.
Op 12 januari 2022 heeft een bezoek van de rechter en de curator, de heer [curator] van Stichting Doe Mee(r), aan [erflaatster] plaatsgevonden vanwege de wens van [erflaatster] om haar testament te wijzigen. Vervolgens hebben er nog een aantal gesprekken plaatsgevonden tussen de curator, de notaris en [erflaatster] . De notaris heeft een concepttestament opgesteld en dit concept is voorgelegd aan de rechter. De rechter heeft op 6 mei 2022 machtiging verleend voor wijziging van het testament. Het gewijzigde testament is op 23 mei 2022 ondertekend door [erflaatster] .
3.10.
[erflaatster] is op [overlijdensdatum 2] .
3.11.
Bij e-mailbericht van 20 november 2023 heeft mr. [gedaagde 1] , notaris, aan de advocaat van [eiser] het volgende bericht:
(..) Op 12 januari 2022 heeft er een bezoek van de rechter en de heer [curator] aan mevrouw [erflaatster] plaatsgevonden. Dit bezoek had onder meer het doel om te bezien of het mogelijk was het testament van mevrouw [erflaatster] te wijzigen. Deze bespreking en hetgeen is besproken is door de curator en mevrouw [erflaatster] samen (beiden hebben getekend) bevestigd aan de Rechtbank.
Vervolgens heb ik op 24 februari daarna met de curator een bezoek gebracht aan mevrouw [erflaatster] en is ondermeer de wens van mevrouw [erflaatster] om haar testament te wijzigen aan de orde gekomen. Deze bespreking heeft een uur geduurd.
Op 13 april heb ik mevrouw [erflaatster] nogmaals alleen thuis bezocht. Mevrouw kon zich herinneren wie ik was en dat we elkaar eerder hadden gesproken. Bij die gelegenheid heb ik een half uur onder vier ogen met mevrouw gesproken over haar testament en de door haar gewenste wijziging daarvan. Zij herhaalde daarbij hetgeen zij ook bij de bespreking op 24 februari heeft aangegeven. De door haar gewenste wijziging was kort en krachtig.
Naar aanleiding van dit gesprek heb ik een concept van een testament opgesteld. Dit concept is aan de rechter gestuurd met het verzoek het concept te beoordelen en machtiging te verlenen voor de gewenste wijziging.
Deze machtiging is verleend op 6 mei 2022.
Nadat de machtiging door de rechter was verleend heb ik een afspraak gemaakt met mevrouw [erflaatster] voor de ondertekening van het testament op 23 mei. Bij die gelegenheid heb ik haar opnieuw thuis en onder vier ogen gesproken. Deze afspraak duurde ongeveer 40 minuten.
Ze herhaalde haar wens zoals ze die ook in de eerdere gesprekken kenbaar had gemaakt.
Nadat ik mevrouw gevraagd heb mij nogmaals in haar eigen woorden te vertellen wat zij wilde regelen, heb ik de conclusie getrokken dat dit overeenkwam hetgeen in het concept was vermeld.
Vervolgens heb ik de akte met mevrouw doorgesproken en heeft zij het testament ondertekend. Zij hechtte er aan daarbij te vermelden dat zij het testament zelf helemaal had gelezen. Zij heeft daarom het testament ondertekend en voorzien van de handgeschreven mededeling “gelezen”.
Gezien het feit dat haar wensen kort en krachtig waren en zij deze bij alle gelegenheden op dezelfde wijze heeft herhaald was er bij mij geen twijfel over de wilsbekwaamheid ten aanzien van de gemaakte beschikking.”

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat het op 23 mei 2022 door mr. [gedaagde 1] verleden testament nietig is, waardoor [eiser] en zijn echtgenote de enige testamentaire erfgenamen zijn van [erflaatster] ;
II. voor recht verklaart dat de nalatenschap van [erflaatster] dient te worden afgewikkeld conform het testament van 25 augustus 2017 van [erflaatster] .
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het testament van 23 mei 2022 nietig is omdat bij [erflaatster] sprake was van gestoord geestesvermogen en haar wil niet overeenkwam met het testament van 23 mei 2022.
4.3.
De vereffenaars voeren verweer.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [erflaatster] ten tijde van het ondertekenen van het testament op 23 mei 2022 wilsbekwaam of niet was. Indien [erflaatster] op dat moment wilsonbekwaam was in de zin dat zij de gevolgen niet kon overzien, is het testament op grond van artikel 3:34 BW in samenhang met artikel 3:33 BW nietig.
5.2.
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:34 lid 1 BW is vereist dat sprake is van geestvermogens die blijvend of tijdelijk zijn gestoord en dat een met een verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. De bewijslast van de stelling dat [erflaatster] op 23 mei 2022 niet in staat was om haar wil te vormen, rust op [eiser] . Hij moet de voor zijn vordering relevante feiten stellen en bewijzen.
5.3.
Het uitgangspunt is dat [erflaatster] het recht en de vrijheid had om een nieuw testament op te stellen. De rechtbank mag dus achteraf niet te snel aannemen dat zij onbekwaam was om dit te doen. Daarbij komt het feit dat [erflaatster] mogelijk een geestelijke stoornis had, niet automatisch betekent dat het testament ook onder invloed van die stoornis tot stand is gekomen. Een geestelijke stoornis hoeft niet te betekenen dat [erflaatster] de betrokken belangen niet meer kon overzien op het moment van het maken van het testament. Dit hangt af van de aard en zwaarte van de geestesstoornis, maar ook van de aard en de ingrijpendheid van de uiterste wilsbeschikking en de aard en de zwaarte van de daarbij betrokken belangen. [1]
5.4.
Een natuurlijk persoon die onder curatele is gesteld kan een testament laten opmaken of wijzigen. De wettelijke regeling opgenomen in artikel 4:55 BW maakt dat mogelijk, nadat toestemming is verkregen van de kantonrechter. Bij het verlenen van die toestemming zal de kantonrechter zich ervan willen overtuigen of sprake is van een wilsbekwame beslissing van de onder curatele gestelde.
Onderbouwing door [eiser]
5.5.
[eiser] stelt dat het testament nietig is omdat [erflaatster] de inhoud niet heeft kunnen overzien gezien haar geestelijke stoornis. [eiser] stelt daartoe dat de geestelijke gezondheid van [erflaatster] door de jaren heen, vanaf 2017, is verergerd. Volgens [eiser] volgt uit het feit dat [erflaatster] in februari 2019 een WLZ-indicatie met ZZP-5 kreeg dat zij een ernstige vorm van dementie had. Verder stelt [eiser] dat uit de omzetting van het bewind in een ondercuratelestelling volgt dat [erflaatster] niet meer bekwaam was om haar eigen wil te bepalen. Deze omstandigheden hadden volgens [eiser] voor de notaris aanleiding moeten geven om te twijfelen aan de geestesgesteldheid van [erflaatster] . [eiser] verwijt de notaris dan ook dat zij geen arts heeft ingeschakeld ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van [erflaatster] .
Het verweer van de vereffenaars
5.6.
De vereffenaars voeren aan dat er geen sprake was van een direct begunstigde die nauw betrokken was bij de wijziging van het testament. De notaris heeft [erflaatster] ook onder vier ogen gesproken. Verder stellen de vereffenaars dat de wijziging van het testament niet in belangrijke mate en opvallend afwijkt van een patroon van eerdere wilsuitingen. Gelet op de gebeurtenissen met [eiser] en [naam 2] , waarbij [erflaatster] zich volledig geïsoleerd voelde, is het volgens de vereffenaars niet vreemd dat [erflaatster] haar testament wenste te wijzigen. De vereffenaars stellen dat [erflaatster] consequent en duidelijk was in haar wens omtrent haar testament. Ten slotte voeren de vereffenaars aan dat de kantonrechter toestemming heeft gegeven voor het wijzigen van het testament en dat dementie ook niet betekent dat iemand niet meer zijn of haar wil kan bepalen.
Geestesstoornis
5.7.
De vraag of in 2022, ten tijde van het maken van het testament, sprake was van een geestesstoornis bij [erflaatster] moet mede worden beantwoord aan de hand van medische informatie; de vraag of sprake is van een stoornis vergt namelijk een medische beoordeling. [2] [eiser] verwijst allereerst naar een brief van het ZGT van 21 december 2017. De rechtbank stelt vast dat in deze brief enkel staat dat [erflaatster] op dat moment geen dementie had en dat de kans op voortschrijden naar dementie verhoogd is. Hieruit volgt in ieder geval niet dat zij op dat moment een geestesstoornis had. Verder verwijst [eiser] naar de WLZ-indicatie van [erflaatster] . Volgens [eiser] blijkt uit het feit dat [erflaatster] begin 2019 een WLZ-indicatie met ZZP-5 kreeg dat zij intensieve dementiezorg nodig had. De rechtbank overweegt dat deze onderbouwing van [eiser] niet voldoende is. In het besluit wordt vermeld dat uit onderzoek is gebleken dat [erflaatster] ten gevolge van oriëntatie- en geheugenproblemen beperkingen heeft in haar dagelijkse activiteiten en dat zij in aanmerking komt voor het gevraagde zorgprofiel “Beschermd wonen met intensieve dementiezorg”. Er volgt uit de beschikking echter niet dat [erflaatster] daadwerkelijk is gediagnostiseerd met dementie en er wordt ook niet duidelijk welke onderzoeken zijn verricht en wie hierbij aanwezig waren. Er is niet gebleken dat het CIZ indicatiebesluit berust op medisch onderzoek. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat [erflaatster] op dat moment dementie had. Overigens, ook als zij wel leed aan dementie, betekent dat niet automatisch dat zij op 23 mei 2022 wilsonbekwaam was. Dementie is niet gelijk te stellen aan wilsonbekwaamheid. Bepalend is of [erflaatster] door een geestelijke beperking al dan niet in staat is om de gevolgen van een rechtshandeling te overzien. Hoewel de rechtbank het met [eiser] eens is dat [erflaatster] niet zonder reden een WLZ-indicatie met ZZP-5 heeft gekregen, volgt hieruit niet dat zij wilsonbekwaam was. [eiser] stelt verder nog dat kort voor het verlijden van het testament een onderzoek door een VIA-arts heeft plaatsgevonden. Volgens [eiser] blijkt uit het gegeven dat de vereffenaars geen rapport van dit onderzoek in het geding hebben gebracht dat [erflaatster] de gevolgen van haar handelen niet kon overzien. De vereffenaars hebben echter onweersproken gesteld dat zij niet beschikken over het onderzoeksrapport, dat de geheimhouding over medische gegevens ook na het overlijden blijft bestaan en dat uit het inschakelen van een VIA-arts ook niet volgt dat [erflaatster] wilsonbekwaam was voor deze rechthandeling. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat sprake was van geestesstoornis ten tijde van het opmaken van het testament in 2022.
Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening
5.8.
[eiser] stelt dat er meerdere indicaties aanwezig waren die wezen op de wilsonbekwaamheid van [erflaatster] . Volgens [eiser] had de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het stappenplan) moeten toepassen. [eiser] stelt dat de notaris slechts heeft gehandeld vanuit eigen gevoel, de indicatoren heeft genegeerd en heeft nagelaten om een onafhankelijke arts in te schakelen. Als gevolg van dit nalaten, vindt [eiser] , moet het er voor worden gehouden dat de geestvermogens van [erflaatster] ten tijde van het wijzigen van het testament blijvend gestoord zijn geweest.
5.9.
Tegenover de door [eiser] aangevoerde omstandigheden staat de verklaring van de notaris, zoals geciteerd in r.o. 3.11. Uit die verklaring leidt de rechtbank af dat de notaris grondig en zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De notaris heeft onderbouwd dat de indicatoren een algemeen en objectief karakter hebben en dat deze met zich meebrengen dat de notaris de cliënt in beginsel persoonlijk ziet en spreekt. De notaris heeft [erflaatster] meerdere malen persoonlijk gezien en intensief met haar gesproken. De notaris stelt in haar verklaring dat gezien het feit dat de wensen van [erflaatster] kort en krachtig waren en zij deze bij alle gelegenheden op dezelfde wijze heeft herhaald er geen twijfel was over de wilsbekwaamheid ten aanzien van het testament. De verklaring van de notaris overtuigt de rechtbank. De rechtbank ziet in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd geen reden voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de notaris. De vereffenaars voeren verder nog aan dat er geen sprake was van een direct begunstigde die nauw is betrokken bij de wijziging van het testament, dat de wijziging van het testament niet in belangrijke mate en opvallend afwijkt van eerdere wilsuitingen en dat het gelet op de gebeurtenissen met [eiser] en [naam 2] niet vreemd was dat [erflaatster] haar testament wenste te wijzigen. Volgens de vereffenaars was er een logische samenhang tussen de wijziging van het testament en de gebeurtenissen voorafgaand aan het testament. [erflaatster] was consequent en duidelijk in haar wens omtrent het testament. Ten slotte voeren de vereffenaars nog aan dat zowel de notaris, de curator als de kantonrechter met [erflaatster] hebben gesproken en allen tot de conclusie kwamen dat [erflaatster] in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen in verband met de te verrichte rechtshandeling. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de notaris geen aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid van [erflaatster] te twijfelen. In de gegeven omstandigheden kan het de notaris niet worden verweten dat zij geen arts heeft ingeschakeld ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van [erflaatster] .
5.10.
De overige door [eiser] aangedragen omstandigheden, zoals dat [erflaatster] haar financiële belangen in 2017 al niet meer kon overzien, dat zij al jaren de administratie niet meer zelf deed en dat het bewind is omgezet in een ondercuratelestelling, zeggen niets over de vraag of [erflaatster] in mei 2022 haar wil nog kon bepalen, zodat de rechtbank ook daaraan voorbij gaat. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
5.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Vereffenaars. worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.726,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.