ECLI:NL:GHDHA:2020:1721

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
200.242.359/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging testament van 104-jarige erflaatster en herleving van eerder testament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geldigheid van een testament dat op 13 augustus 2015 door een 104-jarige erflaatster was opgemaakt. De erflaatster was onder curatele gesteld vanwege dementie en had eerder, in 2012, een testament laten opstellen. Het hof oordeelde dat de erflaatster op het moment van het passeren van het testament niet in staat was om haar wil te bepalen en de juridische gevolgen van haar testament te overzien. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris en de curator onvoldoende zorgvuldigheid hebben betracht bij het opstellen en passeren van het testament. De getuigenverklaringen wezen op een gebrek aan inzicht in de geestestoestand van de erflaatster en de rol van de curator en notaris in het proces. Het hof heeft het testament van 2015 vernietigd en verklaard dat het eerdere testament van 1 mei 2012, opgemaakt voor notaris [naam 10], weer van kracht is. De geïntimeerde is veroordeeld tot het verlenen van volledige medewerking aan de afwikkeling van de nalatenschap conform het eerdere testament. Tevens is de geïntimeerde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.242.359/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/536794/ HA ZA 17-797

Arrest van 4 augustus 2020

Inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
hierna te noemen: appellant,
advocaat: mr. A.B. Sluijs te Den Haag,
tegen
[A. BV] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
hierna te noemen: geïntimeerde,
advocaat: mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.

Het verdere verloop van het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 30 juli 2019.
Appellant heeft op 10 september 2019 een akte genomen.
Geïntimeerde heeft eveneens op 10 september 2019 een akte genomen.
Op 3 en 4 februari 2020 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden aan de zijde van geïntimeerde.
Op 10 maart 2020 heeft appellant een memorie na enquête genomen.
Geïntimeerde heeft op 10 maart 2020 een memorie na getuigenverhoor genomen. Tevens heeft geïntimeerde een groot aantal producties in het geding gebracht.
Bij akte van 24 maart 2020 heeft appellant gereageerd op de door geïntimeerde in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben vervolgens hun stukken gefourneerd en arrest gevraagd.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

1. In het tussenarrest van 30 juli 2019 heeft het hof aan geïntimeerde een bewijsopdracht verstrekt, geïntimeerde diende te bewijzen met alle middelen rechtens in het bijzonder door het horen van getuigen:
De geestestoestand van erflaatster was zodanig – op het moment van het opgeven van haar wil – dat zij zelfstandig kon formuleren dat haar nalatenschap zou vererven naar een fonds of een stichting welk fonds of stichting dat geld gedurende 25 jaar ter beschikking zou stellen aan twee doelen zoals geformuleerd in het testament van erflaatster van 13 augustus 2015 waarbij het fonds of de stichting zelf kon bepalen om welke bedragen het zou gaan en er geen verhouding is aangegeven waarin de beide doelen betaald worden. Zij heeft daarbij tevens kunnen afwegen de financiële en fiscale gevolgen van haar keuze.
De geestestoestand van erflaatster was tijdens het gesprek met de kantonrechter zodanig dat zij zelfstandig kon formuleren dat haar nalatenschap zou vererven naar een fonds of een stichting welk fonds of stichting dat geld gedurende 25 jaar ter beschikking zou stellen aan twee doelen zoals geformuleerd in het testament van erflaatster van 13 augustus 2015 waarbij het fonds of de stichting zelf kon bepalen om welke bedragen het zou gaan en er geen verhouding is aangegeven waarin de beide doelen betaald worden. Zij heeft daarbij tevens kunnen afwegen de financiële en fiscale gevolgen van haar keuze.
De geestestoestand van erflaatster was op het moment van het passeren van het testament zodanig dat zij zelfstandig kon formuleren dat haar nalatenschap zou vererven naar een fonds of een stichting welk fonds of stichting dat geld gedurende 25 jaar ter beschikking zou stellen aan twee doelen zoals geformuleerd in het testament van erflaatster van 13 augustus 2015 waarbij het fonds of de stichting zelf kon bepalen om welke bedragen het zou gaan en er geen verhouding is aangegeven waarin de beide doelen betaald worden. Zij heeft daarbij tevens kunnen afwegen de financiële en fiscale gevolgen van haar keuze.
2. Tevens heeft het hof aan partijen verzocht een afschrift in het geding te brengen van het testament van erflaatster.

Testament erflaatster

3. Het hof heeft kunnen vaststellen - aan de hand van de in het geding gebrachte kopie van het testament dat is uitgegeven als afschrift - dat het testament op dertien augustus 2015 door erflaatster is ondertekend.

Zorgvuldigheid rond het opstellen en passeren van het testament

4. In rechtsoverweging 48 tot en met 51 van het tussenarrest van 30 juli 2019 heeft het hof reeds overwogen dat de curator van erflaatster een zeer actieve rol heeft gehad bij het wijzigen van het testament van erflaatster.
5. Erflaatster was onder curatele gesteld vanwege dementie, de curator was haar wettelijke vertegenwoordiger. Dat de curator controleert of erflaatster een testament heeft past binnen de taak van een curator. De curator kan dan het contact leggen met een notaris en als zij weet dat erflaatster een notaris heeft legt de curator het contact met de huisnotaris van de betrokkene. De curator kan aan de notaris een opgave doen van het vermogen van erflaatster en in algemene zin informatie verstrekken. Vervolgens is het de taak van de notaris om te onderzoeken wat de wil is van de erflater of erflaatster die onder curatele is gesteld.
6. Het behoort tot de kernverantwoordelijkheid van de notaris om in te staan voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van de erflater of erflaatster. De notaris moet zich er in het kader van zijn zorgplicht van vergewissen dat een erflater of erflaatster zelfstandig, zonder beïnvloeding door derden, in staat is zijn of haar rechtens relevante wil te vormen en dat de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen testament daarmee in overeenstemming zijn. Dit brengt naar het oordeel van het hof met zich mee dat de notaris in ieder geval de testateur of testatrice alleen moet hebben gesproken bij het opgeven van zijn of haar wil en dat de notaris alleen moet zijn met de testateur of testatrice – zonodig in aanwezigheid van de getuigen – bij het passeren van het testament.
7. Het testament is een eenzijdige, herroepelijke en vormgebonden (hoogstpersoonlijke) rechtshandeling. Naar het oordeel van het hof wordt de notaris niet van voornoemde zorgplicht ontslagen als de erflaatster of erflater verzoekt om een derde bij het gesprek aanwezig te laten zijn. De notaris moet dan ook alleen met erflaatster of erflater, dus zonder aanwezigheid van derden, gesproken hebben. Ook wanneer derden niet actief aan het gesprek deelnemen of wanneer het een grote ruimte betreft behoren de derden niet in dezelfde ruimte te verblijven als de notaris. De notaris moet ook acht slaan op het risico van (non-verbale) beïnvloeding door derden. Een uitzondering kan worden gemaakt als het betreft een professionele adviseur van erflater of erflaatster zoals een fiscalist of accountant, zij het slechts in de beginfase van het opstellen van het testament. Echter deze adviseurs dienen ook niet aanwezig te zijn bij het passeren van het testament. In het onderhavige geval is de curator bij alle relevante gesprekken aanwezig geweest en wordt deze gezien als een derde die niet aanwezig behoort te zijn bij het opgeven van de wil alsmede bij het passeren van het testament. De curator wordt niet gezien als een professionele adviseur en ook al is de curator de wettelijke vertegenwoordiger, deze vertegenwoordigt erflater in beginsel niet bij het maken van een uiterste wil gezien dat de rechtshandeling hoogstpersoonlijk is. Art. 4:55 lid 2 Burgerlijk Wetboek maakt dat niet anders.

Wilsbekwaamheid en de juridische wil

8. Geïntimeerde geeft in zijn memorie na getuigenverhoor gesteld dat het hof de lat voor de wilsbekwaamheid in deze zaak veel te hoog heeft gelegd. Het criterium is volgens geïntimeerde of erflaatster zelfstandig kon bepalen over de bestemming van haar vermogen, niet of zij alle juridische en fiscale gevolgen van haar testament kon doorgronden. De vraag of erflaatster als gevolg van een geestelijke stoornis wilsonbekwaam was mag niet beoordeeld worden aan de hand van de inhoud van het testament. In de visie van geïntimeerde is het hof van een onjuiste grondslag uitgegaan bij de beantwoording van de vraag of erflaatster al dan niet wilsbekwaam is.
9. Appellant maakt in zijn akte van 24 maart 2020 bezwaar tegen de pagina`s 1 tot en met 4 waarbij geïntimeerde onder meer stelt dat het hof van een verkeerde grondslag is uitgegaan.
10. Het hof is van oordeel dat het van een juiste grondslag is uitgegaan. Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van een wil nietig geacht (art. 3:34 lid 2). Wil en verklaring zijn derhalve essentieel om te concluderen tot een rechtshandeling. De wil moet op rechtsgevolg zijn gericht en die verklaring moet zijn geopenbaard.
11. In art. 3:34 lid 1 BW wordt uitgegaan van iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord. Als zo iemand iets verklaart geldt het wettelijke vermoeden: Een met de verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken indien de stoornis a) een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette of b) indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan.
12. Naar het oordeel van het hof moet van geval tot geval worden beoordeeld of de stoornis een redelijke waardering van betrokken belangen belette en welke invloed de stoornis heeft of kan hebben op de verklaring (zo ook art. 4:55 lid 3 BW). De aard van de rechtshandeling en daarmee verband houdende rechtsgevolgen zijn derhalve van belang met betrekking tot de beoordeling van de vraag of de betrokkene de gevolgen heeft kunnen overzien in de context van zijn of haar geestestoestand. Naarmate de complexiteit toeneemt, dient nauwkeuriger beoordeeld te worden of de betrokkene, in dit geval een wegens dementie onder curatele gestelde vrouw van 104 jaar, het ook daadwerkelijk heeft begrepen.
13. In het privaatrecht staat de juridische wil centraal, in die zin dat het recht bepaalt of voldaan is aan het wilsvereiste van art. 3:33 BW.
14. Er mag door artsen vooraf of achteraf van alles en nog wat worden gevonden van de psychische toestand van een persoon, de uitkomst is niet noodzakelijk bepalend voor het antwoord op de vraag of de persoon handelings(on)bekwaam is en of rechtsgevolgen zijn verbonden aan de door hem of haar gestelde rechtshandeling.
15. In het privaatrecht is de juridische wil terdege te onderscheiden van wil in medische en psychologische zin. Bevindingen van medici en psychologen omtrent de wilsbekwaamheid dienen tegen die achtergrond te worden beoordeeld.
16. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om vast te stellen of de testateur zijn of haar wil kan bepalen, dat wil zeggen of de wil van de testateur gericht is op juridische gevolgen en als dat het geval is of de testateur de rechtsgevolgen van zijn of haar vast te leggen wil kan overzien. Het gaat dus om de juridische wil van erflaatster op het moment van het passeren van het testament (art. 4:55 lid 3 BW). Om tot een testament te kunnen komen, stelt de notaris ook vast of de testateur zijn of haar wil kan bepalen bij de bespreking waarin de testateur zijn of haar uiterste wil opgeeft aan die de notaris. Als de notaris heeft vastgesteld dat de testateur zijn of haar wil kan bepalen, vertaalt de notaris de wil van de testateur naar een concepttekst van de uiterste wil.
17. Het feit dat de kantonrechter toestemming heeft verleend aan de onder curatele gestelde om bij testament over haar nalatenschap te beschikken, ontslaat de notaris niet van zijn verplichting om te onderzoeken of erflaatster haar wil kan bepalen en dat zij de rechtsgevolgen van haar handelen kan overzien.
18. In het kader van het onderzoek van de kantonrechter had de kantonrechter dienen te onderzoeken: a) de omvang van het vermogen van erflaatster, b) de wijze van afwikkeling van het vermogen van erflaatster, c) de rol van [A. BV] als executeur van erflaatster alsmede als oprichter van de stichting met betrekking tot het vermogen van erflaatster d) de inhoud van de statuten van de stichting. Uit het getuigenverhoor van de kantonrechter is komen vast te staan dat zij op het moment van het gesprek met erflaatster geen inzicht had in het vermogen van erflaatster. Ook had zij geen inzicht in de statuten van de stichting die nog opgericht zou gaan worden noch had zij inzicht op welke wijze het aanzienlijke vermogen de komende 25 jaar zou worden beheerd. Tijdens het gesprek met erflaatster had zij niet de beschikking over het financiële dossier van erflaatster terwijl zij daar wel over had kunnen beschikken. Dit volgt uit de getuigenverklaring van de curator bij het hof die jaarlijks rekening en verantwoording moest afleggen met betrekking tot de financiën van erflaatster.
19. Met betrekking tot het stappenplan van de notaris verwijst het hof naar hetgeen het hof in het tussenarrest van 30 juli 2019 in rechtsoverweging 53 tot en met 54 heeft geoordeeld.
20. Naar het oordeel van het hof mogen de rechtsgevolgen van de wilsverklaring van erflaatster meewegen als het handelen van de notaris aan de rechter wordt voorgelegd. Het in 2015 gepasseerde testament week sterk af van het testament dat in 2012 is gepasseerd. In het tussenarrest van 30 juli 2019 heeft het hof al de opmerkelijke gang van zaken weergeven waaronder het testament van erflater in 2015 is gepasseerd: a) erflaatster was onder curatele gesteld vanwege dementie, b) erflaatster was 104 jaar en voor haar verzorging afhankelijk van de curator c) erflaatster had al in 2012 een testament gepasseerd bij een andere notaris, d) de curator heeft het initiatief genomen tot aanpassing van het testament van erflaatster uit 2012, e) de curator heeft de [naam 1] van [A. BV] benaderd voor het veranderen van het testament van erflaatster, e) de [naam 1] heeft vervolgens contact gelegd met notaris [naam 2] voor het aanpassen van het testament van erflaatster, f) de [naam 1] en notaris [naam 2] hebben erflaatster bezocht in aanwezigheid van de curator, g) door de [naam 1] is een tekstvoorstel gedaan voor een deel van het testament van erflaatster, h) [A. BV] is executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van erflaatster, i) [A. BV] heeft als executeur-afwikkelingsbewindvoerder na het overlijden van erflaatster de stichting opgericht die het beheer kreeg over het vermogen van erflaatster, j) [A. BV] had en heeft de volledige controle over het vermogen van erflaatster, k) het testament en de uitvoering van de wil is dermate complex dat erflaatster dit mede door haar psychische en lichamelijke situatie niet zelf heeft kunnen bedenken. De advocaat van geïntimeerde heeft dit in die zin erkend.
21. Uit het tussenarrest van 30 juli 2019 volgt dat het hof van een juiste bewijslastverdeling is uitgegaan. Op appellant rust de stelplicht en bewijslast of erflaatster haar wil kon bepalen bij het passeren van het testament. Op basis van hetgeen appellant in appel had gesteld en heeft bewezen is het hof voorshands tot het oordeel gekomen dat erflaatster haar wil zoals verwoord in het testament van 2015 niet kon bepalen en heeft het hof geïntimeerde toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.

Producties die bij memorie na getuigenverhoor in het geding zijn gebracht

22. Door geïntimeerde zijn bij memorie na getuigenverhoor nog een groot aantal stukken in het geding gebracht.
23. Appellant heeft hierop nog schriftelijk kunnen reageren. Appellant wijst erop dat geïntimeerde de voormalige huisarts niet als getuige heeft opgeroepen. Voorts betwist appellant dat op basis van deze getuigenverklaring kan worden aangenomen dat erflaatster over een zodanige geestestoestand beschikte dat zij de rechtsgevolgen van haar testament uit 2015 kon overzien.
24. Het hof zal hierna nog op dit schriftelijk bewijs ingaan. De overige bij memorie na getuigenverhoor overgelegde producties acht het hof niet relevant voor het onderhavige oordeel.

Getuigenverhoor

25. De vragen en controlevragen voor de getuigen zijn opgesteld door de drie raadsheren die bij de onderhavige zaak zijn betrokken. De vragen zijn geformuleerd in het kader van de waarheidsvinding.
26. Het is de wettelijke plicht van de getuigen om naar waarheid op de vragen te antwoorden.
27. De curator heeft verzocht om tijdens het getuigenverhoor een schriftelijke verklaring in het geding te brengen. Dit is door het hof geweigerd. Het is niet aan de getuige om tijdens het getuigenverhoor een eigen schriftelijke verklaring aan het hof te overleggen hoe in zijn of haar beleving de gang van zaken is geweest.
28. De getuigen hebben zich niet laten bijstaan door een advocaat en het hof vond het in het kader van het getuigenverhoor onwenselijk dat een toehoorder – de adviseur van de oud-notaris – op de publieke tribune zich wenste te mengen in het getuigenverhoor van de oud-notaris. Het hof heeft dan ook niet toegestaan dat gedurende het getuigenverhoor overleg tussen de getuigen en deze toehoorder plaatsvond.
29. Dat de toewijzing van de verzoeken van appellant door het hof mogelijk juridische consequenties kan hebben voor sommige door het hof gehoorde getuigen omdat zij mogelijk een eigen belang hebben bij de afwikkeling van het geschil tussen appellant en geïntimeerde, doet niet af aan het feit dat het aan het hof is om die vragen aan de getuigen te stellen die noodzakelijk zijn in het kader van de waarheidsvinding. Dat sommige getuigen een aantal van de vragen van het hof als onaangenaam ervaren, doet niet af aan de taak van het hof in deze.

Bewijsopdracht

30. Op maandag 3 februari 2020 zijn als getuigen gehoord: a) notaris [naam 3] , die het testament heeft gepasseerd, b) [naam 4] , notarisklerk verbonden aan het notariskantoor [naam notariskantoor] en getuige bij het passeren van het testament van erflaatster, c) [naam 2] , voormalig notaris die de gesprekken met erflaatster heeft gevoerd inzake de aanpassing van haar testament, d) [naam 12] , de kantonrechter die destijds met erflaatster heeft gesproken en de toestemming voor het maken van de uiterste wilsbeschikkingen aan erflaatster verleende.
31. Op dinsdag 4 februari 2020 zijn als getuigen gehoord: a) [naam 5] , de onafhankelijke arts die met erflaatster heeft gesproken, b) [naam 6] , de curator van erflaatster, c) [naam 7] , kandidaat-notaris en verbonden aan het notariskantoor [naam notariskantoor] en getuige bij het passeren van het testament van erflaatster.

Getuige [naam notariskantoor]

32. Het hof overweegt als volgt. Bij de beoordeling van deze getuigenverklaring weegt tevens mee dat getuige [naam notariskantoor] als notaris mogelijk een eigen belang heeft bij het verloop van het geschil tussen appellant en geïntimeerde. Deze getuige heeft zich met betrekking tot een groot aantal belangrijke vragen van het hof - inzake de waarheidsvinding - beroepen op zijn verschoningsrecht als notaris.
33. Deze getuige heeft onder meer verklaard of uit zijn verklaring volgt:
  • Ik heb op 3 of 4 augustus 2015 tezamen met oud-notaris [naam 2] een bespreking gehad met erflaatster. Ik heb niet actief deelgenomen aan het gesprek. Ik was op dat moment als toegevoegd notaris in dienst bij [naam 2] .
  • Ik kende erflaatster niet.
  • Ik kan niets verklaren over hetgeen notaris [naam 2] met erflaatster tijdens het bezoek aan erflaatster met erflaatster heeft besproken aangezien ik mij op mijn verschoningsrecht beroep.
  • Ik doe een beroep op mijn verschoningsrecht of aan erflaatster is uitgelegd dat er nog een stichting moest worden opgericht.
  • Ik heb geen besprekingsverslag aan erflaatster toegestuurd met betrekking tot de bespreking die op 3 of 4 augustus 2015 heeft plaatsgevonden.
  • Ik heb niet het concept testament met erflaatster besproken.
  • Ik heb het testament besproken bij het passeren van het testament.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht met betrekking tot de vraag of erflaatster heeft begrepen dat de [naam 1] ( [A. BV] ) zowel als executeur optrad als wel als bestuurder in de stichting.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht met betrekking tot de vraag of aan erflaatster uitleg is gegeven over de inhoud van de stichting.
  • Ik kon de statuten van de stichting niet uitleggen aan erflaatster omdat die er niet waren.
  • Er is bewust voor gekozen om de statuten van de stichting niet in het testament op te nemen omdat het dan voor erflaatster te ingewikkeld en te complex werd om het te volgen.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht inzake de vragen die ik aan erflaatster heb gesteld en de antwoorden die ik van haar heb verkregen met betrekking tot het financieel beheer van haar vermogen na haar overlijden.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of erflaatster heeft begrepen dat er aanzienlijke bedragen zouden gaan naar [A. BV] .
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of ik al dan niet met erflaatster heb gesproken over de AMBI-status van de op te richten stichting.
  • Ik vond erflaatster bij mijn eerste ontmoeting verrassend helder gezien haar leeftijd. Erflaatster kon naar mijn idee lezen.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht wat notaris [naam 2] met erflaatster heeft besproken tijdens de ontmoeting op 3 en 4 augustus 2015.
  • Ik vond erflaatster op het moment van het passeren van het testament net zo helder als toen ik erflaatster voor het eerst ontmoette. Volgens mij leed erflaatster niet aan dementie.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht met betrekking tot de vragen die tijdens het passeren van het testament aan erflaatster zijn gesteld.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht hoe ik bij het passeren van het testament heb vastgesteld of erflaatster wilsbekwaam was. Het hof verwijst naar vraag 30.
  • Ik heb het testament van erflaatster uit 2012 niet gezien.
  • Naar mijn idee heeft erflaatster het testament gelezen. Op de vraag van het hof hoe ik dat weet doe ik een beroep op mijn verschoningsrecht.
  • De curator van erflaatster was bij het passeren van het testament aanwezig.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht met betrekking tot de vragen die ik aan erflaatster heb gesteld of zij de gevolgen van haar testament overzag.
34. Op basis van de verklaring van deze getuige kan het hof niet vaststellen of erflaatster bij het opgeven van haar wil en het passeren van het testament in een geestestoestand verkeerde waarbij zij haar wil heeft kunnen bepalen zoals geformuleerd in het testament. Dit wordt mede veroorzaakt door het beroep dat deze getuige doet op zijn verschoningsrecht. Het hof heeft geen inzage in hoe de notaris is gekomen tot de conclusie dat erflaatster haar wil kon bepalen op het moment van het maken van de uiterste wil en tijdens de bespreking waarin de erflaatster haar wil opgaf. Bij het gesprek van 3 of 4 augustus 2015 is deze getuige aanwezig geweest maar heeft deze getuige niet het woord gevoerd en alleen toegehoord. Deze getuige geeft ook geen inzicht in welke vragen notaris [naam 2] aan erflaatster heeft gesteld met betrekking tot haar wil en haar nalatenschap. Uit de verklaring van deze getuige volgt dat niet met erflaatster is gesproken over de statuten van de op te richten stichting, zowel niet tijdens de bespreking waarin zij haar wil op gaf als tijdens het passeren van haar testament. Deze getuige weet niet of erflaatster al dan niet voor het passeren van het testament een concept testament thuis gestuurd heeft verkregen. Deze getuige denkt dat de 104-jarige erflaatster kan lezen, maar geeft geen inzicht hoe hij dat heeft vastgesteld tijdens het passeren van het testament. Uit de verklaring van deze getuige volgt eveneens dat de curator bij het passeren van het testament aanwezig was. De getuige geeft geen inzicht in de vragen die hij heeft gesteld aan erflaatster om te controleren of erflaatster op het moment van het passeren van het testament heeft begrepen wat de juridische gevolgen waren van haar testament. Ook geeft hij geen inzicht in welke zin hij het stappenplan heeft gevolgd, hetgeen hij in algemene bewoordingen in de inleiding van het testament heeft vermeld. De getuige geeft zelf aan dat hij bewust de statuten van de stichting niet in het testament heeft opgenomen omdat het testament voor erflaatster te ingewikkeld zou worden. Uit deze passage uit het getuigenverhoor volgt naar het oordeel van het hof dat de wil van erflaatster dus geen betrekking heeft op de statuten van de stichting en
daarmee mogelijk op het oprichten van een stichting zelf, terwijl de stichting een belangrijke schakel is in de uitwerking van het testament. Het feit dat deze getuige erflaatster helder vindt en volgens zijn zegge niet lijdend aan dementie geeft geen inzicht in de geestestoestand op het moment van het opgeven van haar wil alsmede op het moment van het passeren van het testament. Op basis van deze getuigenverklaring kan het hof niet vaststellen of erflaatster haar juridische wil heeft kunnen vormen.

Getuige [naam 2]

35. Getuige [naam 2] was in 2015 notaris op het kantoor waar [naam notariskantoor] hem later opvolgde en heeft op verzoek van de [naam 1] ( [A. BV] ) een bezoek aan erflaatster gebracht in verband met het aanpassen van het testament van erflaatster. Deze getuige was bij het eerste bezoek vergezeld van de [naam 1] en bij het tweede bezoek was deze getuige vergezeld van zijn collega tevens toegevoegd notaris de heer [naam notariskantoor] . Ook deze getuige doet ten aanzien van een groot aantal vragen van het hof een beroep op zijn verschoningsrecht. Ook voor deze getuige geldt dat toewijzing van de verzoeken van appellant mogelijk juridisch consequenties kan hebben omdat hij mogelijk een eigen belang heeft bij het verloop van de procedure tussen appellant en geïntimeerde. Deze getuige vond erflaatster helder en opgewekt.
Voorts heeft deze getuige verklaard of volgt uit zijn verklaring:
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht ten aanzien van wat ik besproken heb met erflaatster inzake haar uiterste wil.
  • Ik heb niet het concept testament met haar besproken.
  • De inhoud van het testament bevat de weerslag van wat ik met haar heb besproken.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of ik de concept statuten van de stichting met erflaatster heb besproken.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of ik met erflaatster heb besproken dat er aanzienlijke bedragen uit de nalatenschap van erflaatster naar [A. BV] kunnen gaan.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of ik met erflaatster heb besproken dat [naam 8] ( [A. BV] ) en zijn dochter – die zitting had in het bestuur van de stichting – de controle hebben over het vermogen van erflaatster.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht of ik de kosten van [naam 8] ( [A. BV] ) met erflaatster heb besproken.
  • Ik doe vaker zaken met [naam 8] / [A. BV] ; deze komt vaker voor als executeur in testamenten die ik passeerde.
  • Ik was niet aanwezig bij het passeren van het testament van erflaatster.
  • Ik had geen kennis van of zij een eerder testament had en zo ja wat er in stond.
  • Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht met betrekking tot hetgeen ik met erflaatster heb besproken.
  • Ik heb met betrekking tot het testament van erflaatster contact gehad met de curator. De reden daarvoor was dat zij, als curator, de wettelijke vertegenwoordiger was van erflaatster.
  • Volgens mij is het concept testament gemaakt om aan de kantonrechter te kunnen overleggen.
  • Ik weet niet of erflaatster kon lezen of schijven; ik heb haar wel gevraagd of ze een handtekening kon zetten.
36. Deze getuige kan niets verklaren over de geestestoestand van erflaatster op het moment van het passeren van het testament aangezien hij daarbij niet aanwezig was. Deze getuige kan dus ook niet bepalen of erflaatster op het moment van het passeren van het testament haar juridische wil kon bepalen en dus kon vaststellen wat de gevolgen waren van haar rechtshandeling. De getuige geeft geen inzicht in wat hij met erflaatster heeft besproken bij het opgeven van haar uiterste wil. Het feit dat het testament een weerslag is van hetgeen hij met erflaatster heeft besproken geeft geen antwoord op de vraag of erflaatster met al haar beperkingen van een 104-jarige de gevolgen van haar handelen kon overzien.
Deze getuige weet niet of erflaatster kon lezen of schrijven. Het feit dat erflaatster een uitstekende indruk op deze getuige heeft gemaakt geeft geen antwoord op de vraag wat de geestestoestand van erflaatster was op het moment dat hij haar bezocht en of zij de rechtsgevolgen kon overzien van hetgeen de getuige haar tijdens het gesprek heeft medegedeeld. Deze getuige heeft niet het concept testament besproken met erflaatster. Hij heeft dus niet gecontroleerd of het testament daadwerkelijk de wil van erflaatster bevatte. Ook de collega notaris van deze getuige – ten overstaan van wie het testament is gepasseerd – heeft eveneens niet voor het passeren van het testament dit met erflaatster besproken.

Getuige [naam 4]

37. Getuige [naam 4] is verbonden als notarisklerk aan het kantoor van mr. [naam notariskantoor] . Uit haar verklaring volgt dat zij niet het concept testament heeft gemaakt. Zij was bij het passeren van het testament aanwezig aangezien de kantonrechter de eis van getuigen had gesteld. Als getuige heeft zij geobserveerd. Deze getuige bevestigt dat de curator bij het passeren van het testament aanwezig was. Deze getuige kan niets uit eigen wetenschap verklaren met betrekking tot de punten 1 en 2 van de bewijsopdracht.
Deze getuige verklaart verder of uit haar verklaring volgt:
  • Ik ben alleen aanwezig geweest bij het passeren. Ik ben geen medisch expert. Ik vond haar helder. Dat baseer ik op bepaalde opmerkingen die zij tijdens het gesprek maakte.
  • Ik heb geen vragen aan haar gesteld.
  • Ik wist dat zij onder curatele gesteld was vanwege dementie. Ik kreeg de indruk dat zij het begreep.
  • Zij heeft kenbaar gemaakt dat zij heel graag wou dat er geld ging naar het lokale park en de muziekvereniging. En met name heeft zij gesproken over het bankje dat er in het park moest komen.
  • Tijdens het passeren is er gesproken over een fonds. Of er over een stichting is gesproken weet ik niet.
  • Of de financiële gevolgen met haar zijn besproken weet ik niet.
38. Het hof hecht aan deze getuigenverklaring een beperkte waarde. Deze getuige heeft niet rechtstreeks vragen aan erflaatster gesteld en is ook niet met haar in een gesprek geraakt op basis waarvan zij vragen en controlevragen had kunnen stellen met betrekking tot de geestestoestand van erflaatster. Deze getuige heeft alleen geobserveerd. Wel volgt uit deze verklaring dat erflaatster het belangrijk vond dat er een bankje kwam in het park. Naar het oordeel van het hof is met het plaatsen van een bankje in een park niet een bedrag gemoeid van vele honderdduizenden euro`s. Ook volgt uit deze verklaring dat erflaatster het belangrijk vond dat er geld ging naar de muziekvereniging. In het testament staat echter dat er geld beschikbaar moest worden gesteld aan Nationale Vereniging [naam 9] . Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen of dit ook de wens is geweest van erflaatster nu zij bij het passeren van het testament uitsluitend over een bankje heeft gesproken en de muziekverening. Uit deze verklaring volgt naar het oordeel van het hof wel dat het geestesvermogen van erflaatster beperkt was, zij geeft slechts in eenvoudige bewoordingen aan wat zij wil, maar zij maakt geen koppeling van haar vermogen en de vertaling naar de kosten van het bankje in het park. Ook deze getuige weet niet of het concept testament aan erflaatster is toegestuurd. Het hof acht het van essentieel belang dat bij een onder curatele gestelde persoon voor het passeren van het testament het concept wordt toegestuurd en besproken door degene die het testament passeert, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Dat een testament van een onder curatele gestelde eerst wordt besproken bij het passeren acht het hof te laat, uitzonderingen daargelaten.

Getuige [naam 7]

39. Ook getuige [naam 7] is in dienst bij notaris [naam notariskantoor] . Zij is kandidaat-notaris. Zij heeft niet het testament van erflaatster opgesteld. Zij is slechts aanwezig geweest bij het passeren van het testament van erflaatster. Door deze getuige is onder meer verklaard:
  • Ik heb geen vragen aan erflaatster gesteld.
  • Ik wist niet dat erflaatster onder curatele was gesteld vanwege dementie.
  • Ik weet niet of het concept testament aan erflaatster is toegestuurd.
  • Uit de referentie boven het testament waar staat GS-KA kan ik afleiden dat [voornaam 1] [naam 2] en [voornaam 2] [naam notariskantoor] erbij betrokken zijn geweest bij het maken van het concept van het testament.
  • Ik weet niet of erflaatster wist dat er nog een stichting moest worden opgericht.
40. Deze getuigenverklaring heeft slechts een beperkte waarde. Deze getuige heeft eveneens geen rechtstreeks contact gehad met erflaatster om haar geestestoestand te kunnen vaststellen, zoals zij zelf stelt was er slechts sprake van algemene beleefheden en smalltalk. Wat het hof is opgevallen is dat van de vier getuigen die werkzaam zijn of zijn geweest op het notariskantoor niemand weet of en door wie er een concept testament is verstuurd aan erflaatster. Voorts kan geen van deze getuigen herinneren wie binnen het notariskantoor het testament heeft geredigeerd. Van een redelijk handelend notaris mag naar het oordeel van het hof worden verlangd dat de notaris in ieder geval een zorgvuldige dossieradministratie heeft. Duidelijk moet zijn dat het testament onder de supervisie van de notaris of kandidaat-notaris is geredigeerd en wie verder betrokken zijn geweest bij het testament.

Getuige [naam 6]

41. Getuige [naam 6] was de curator van erflaatster. Deze getuige heeft onder meer verklaard:
  • Mijn taakuitvoering moet zoveel mogelijk in lijn liggen met de wens van de onder curatele gestelde. Ik vervul niet iedere wens. Ik trek wel zoveel mogelijk op met degene die onder curatele staat.
  • Ik heb niet kunnen vaststellen aan welke vorm van dementie erflaatster leed.
  • Erflaatster was afhankelijk voor het klaarzetten van eten en drinken.
  • Het eerste contact dat ik met erflaatster had, was samen met de casemanager van de GGZ. Ik merkte dat erflaatster naar de casemanager terughoudend was. Dit was omdat hij in zijn verhaal begon over een moment waarop zij eventueel uit haar huis zou worden geplaatst. De angst om uit huis te worden geplaatst was merkbaar. Voor haar was belangrijk dat zij in haar huis kon blijven.
  • Ik zag als knelpunt voor erflaatster dat er te weinig zorg was.
  • Het contact tussen erflaatster en mij was prettig. Zij had ook vertrouwen in mij.
  • Ik wist wat er op haar bankrekening stond omdat wij het beheer over de bankrekening voerden. Dat was volgens mij meer dan twee ton.
  • Ik vond het belangrijk om te weten wat haar wensen waren bij haar overlijden.
  • Ik wist van het bestaan van de neef in Canada.
  • Erflaatster wenste haar geld over haar neef en het park te verdelen. Ik heb haar gezegd dat 200.000 euro veel was voor een bankje in het park.
  • Zij vroeg mij of ik het aan haar (testament erflaatster 2012) kon voorlezen en dat deed ik. In het testament stond dat haar neef de enige erfgenaam was.
  • Erflaatster kon zich niet herinneren dat zij in 2012 een testament had gepasseerd bij notaris [naam 10] .
  • Ik heb [A. BV] benaderd vanwege de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Ik heb contact gehad met [naam 11] . Toen heb ik op verzoek van erflaatster [A. BV] uitgenodigd voor een kennismaking. Toen kwam [naam 8] en hij had een notaris meegenomen, [naam 2] . Ik heb notaris [naam 2] niet uitgenodigd. Ik kende notaris [naam 2] ook niet. Ik vond het vreemd dat de notaris mee kwam.
  • Erflaatster had mij aangegeven dat [A. BV] (maar dat weet ik niet zeker) had gebeld en dat [naam 2] mee zou komen.
  • Ik zat bij het gesprek tussen [naam 8] , [naam 2] , en erflaatster. [naam 8] legde aan erflaatster uit wat een executeur deed. Dat werd niet uitgelegd door [naam 2] . [naam 2] gaf aan welke opties er waren om het geld gespreid te doneren aan het park. Die opties kan ik mij niet meer herinneren.
  • Ik heb het concept-testament van notaris [naam 2] gekregen. Ik weet niet of er een begeleidende brief bij was.
  • Ik heb het testament aan erflaatster voorgelezen. Ik begreep niet wat ik voorlas ik vond het ingewikkeld. Ook erflaatster heeft het niet begrepen. Wat ik niet begreep heb ik voorgehouden aan erflaatster.
  • Ik heb het concept testament doorgestuurd aan de kantonrechter. Ik heb geen contact gehad met de kantonrechter over de inhoud van het testament.
  • Ik was in de ruimte aanwezig waar de kantonrechter aanwezig was, maar ik heb mij wel van het gesprek afzijdig gehouden.
  • Ik heb brieven naar de kantonrechter geschreven over de bijzonderheden in de situatie van erflaatster.
  • Ik heb zelf een brief geschreven van het verzoek tot wijziging van het testament aan de kantonrechter. Erflaatster heeft de brief getekend.
  • De kantonrechter had kunnen weten wat het vermogen was van erflaatster.
  • Toen het testament gepasseerd werd ben ik mee geweest met erflaatster naar de notaris. Ik was bij het passeren van het testament aanwezig. Ik vond dat niet vreemd omdat ik dacht dat dat zo hoorde. Later hoorde ik dat de notaris mij had moeten wegsturen.
  • Ik kan mij niet herinneren dat de notaris toen iets heeft uitgelegd m.b.t de stichting.
  • Er is door erflaatster niet om een toelichting gevraagd. Ook door mij is niet om een toelichting gevraagd.
  • Ik weet niet uit eigen wetenschap of erflaatster contact heeft gehad met [naam notariskantoor] .
  • Wat erflaatster wilde was dat het geld ten goede kwam aan het park. Het is niet haar bedoeling geweest dat het geld ongecontroleerd beheerd zou worden, daar heeft zij niks over gezegd. Zij wilde dat het goed besteed werd en dat het park er jaren profijt van zou hebben. Ik kan mij niet herinneren dat er gesproken is over controle van de geldstroom. Ik heb niet gedacht over de controle van de geldstroom.
  • Ik heb geen terugkoppeling gegeven naar de notaris na het concept testament.
42. Deze getuige heeft niet kunnen vaststellen dat erflaatster leed aan dementie terwijl erflaatster op basis van dementie onder curatele is gesteld. Uit de getuigenverklaring volgt echter wel dat erflaatster zich zaken niet kan herinneren zoals het feit dat zij reeds in 2012 bij notaris [naam 10] een testament had gepasseerd. Wel volgt uit de verklaring van deze getuige dat erflaatster wat haar verzorging betreft afhankelijk was van hetgeen de curator voor haar regelde. Voorts volgt uit de verklaring dat deze getuige een zeer actieve rol heeft gehad voor het aanpassen van het testament voor erflaatster. Het is de curator geweest die contact heeft opgenomen met [A. BV] voor het aanpassen van het testament van erflaatster. Het hof vindt dit opmerkelijk aangezien een testament – behalve in specifieke noodsituaties – alleen gepasseerd kan worden ten overstaan van een notaris. Voorts vindt het hof het opmerkelijk dat notaris [naam 2] zonder daartoe te zijn uitgenodigd door de getuige dan wel de erflaatster een bezoek brengt aan erflaatster.
De getuige is bij de gesprekken tussen de notaris en erflaatster aanwezig geweest. Zelfs bij het passeren van het testament was zij aanwezig hetgeen deze getuige achteraf bezien ook opmerkelijk vond.
Uit haar verklaring volgt dat zij het concept testament wel aan erflaatster heeft voorgelezen maar zij begreep niet wat zij voorlas omdat het zo ingewikkeld was. Als deze getuige, zijnde de wettelijke vertegenwoordiger van erflaatster, niet begreep wat zij voorlas acht het hof het aannemelijk dat de honderdvierjarige erflaatster die wegens dementie onder curatele was gesteld het concept testament ook niet heeft begrepen. De erflaatster heeft volgens de verklaring van deze getuige ook tegen haar gezegd dat zij de inhoud niet begreep.
Deze getuige geeft naar het oordeel van het hof onvoldoende informatie over de geestestoestand van erflaatster op de momenten: a) van opgave van haar uiterste wil, b) tijdens het gesprek met de kantonrechter, c) het passeren van het testament. Dat erflaatster bij het passeren van het testament blij was zegt niets over de capaciteit van haar geestestoestand maar over haar welzijn. Dat de sfeer goed was en erflaatster graag koffie dronk geeft ook niet aan of haar juridisch wil verwoord is in het testament. Deze getuige geeft enig inzicht in de wensen die erflaatster met betrekking tot haar nalatenschap had, een wens die met name was gericht op de begunstiging van het park in Sassenheim.

De getuige [naam 5] en schriftelijke verklaring voormalig huisarts

43. De getuige [naam 5] is arts en heeft met erflaatster gesproken met betrekking tot haar geestestoestand. De getuige was werkzaam bij SCIO. De getuige heeft in het kader van de voorbereiding van het getuigenverhoor bij SCIO om haar rapport gevraagd – dat zij destijds had opgesteld – maar dat rapport was niet meer aanwezig. De notaris heeft de aanvraag gedaan voor de rapportage. De notaris heeft aan deze getuige niet aangegeven dat het ging om een complex testament.
Door de getuige is voorts verklaard of uit haar verklaring volgt:
  • Wat er beoordeeld wordt is of mevrouw kan overzien wat zij na haar overlijden met haar geld wil doen en aan wie zij dat wil nalaten, meer in grote lijnen dus.
  • Bij die wilsbekwaamheidsbeoordeling wordt getoetst of iemand kan begrijpen wat diegene wil doen met zijn/haar geld na het overlijden.
  • Voor een groot deel van het gesprek was de curator erbij. Dat was [naam 6] .
  • Ik kan hier geen diagnose vertellen.
  • Bij wilsbekwaamheid vraag ik altijd of de persoon weet waarom zij daar zit.
  • Ik neem een Mini Mental State Examination op. Een aantal dingen kon zij niet door slechtziendheid.
  • Bij lezen scoorde zij onder normaal.
  • Erflaatster kon de notariële akte niet lezen. Kunnen lezen en kunnen begrijpen zijn twee verschillende dingen.
  • Op de vraag van het hof: Kon zij de juridische complexiteit begrijpen? Ik lees u een passage voor: ‘’omvang executele … daarover te voorzien’ is het antwoord van de getuige: Ik heb niet getoetst of zij dit zou kunnen begrijpen. Ik denk dat de inhoud dan getoetst moet worden bij iedereen door de notaris. Die stelt de voorwaarden op.
  • Ik wist dat zij dementie had. Het feit dat je dat hebt betekent niet dat je per definitie niet wilsbekwaam bent.
  • Zij kon een goed gesprek voeren. Het was een levendige vrouw met gevoel voor humor.
  • Ik weet dat de wijzigingen van het testament in overleg met de curator zijn gestart. Ik weet niet in hoeverre er sprake is van beïnvloeding.
44. Deze getuige kan als arts geen diagnose verstrekken met betrekking tot erflaatster. Uit de getuigenverklaring volgt dat erflaatster in grote lijnen zaken kon aangeven. Het hof is van oordeel dat het onderzoek door de getuigendeskundige betrekking heeft op de algemene geestestoestand van erflaatster. Zij verklaart ook: “Ik heb niet getoetst of zij dit zou kunnen begrijpen. Ik denk dat de inhoud dan getoetst moet worden bij iedereen door de notaris. Die stelt de voorwaarden op. Die moet toetsen of de mensen begrijpen hoe het zit.”.
Dat erflaatster een gesprek kon voeren en levendig was geeft geen antwoord op de vraag of haar geestestoestand op het moment van het passeren van het testament zodanig was dat zij begreep wat zij ging ondertekenen.
Vaststaat naar het oordeel van het hof dat erflaatster het testament niet zelf kon lezen en vaststaat op basis van de getuigenverklaring van de curator dat zij grotendeels of geheel ook niet begreep wat in het testament stond. De notaris ten overstaan van wie het testament is gepasseerd weet niet of een concept testament aan erflaatster is verstuurd. Eerst bij het passeren is het testament en de inhoud daarvan aan de orde gesteld, en daarvan vindt deze deskundige dat het de verantwoordelijkheid van de notaris is om te toetsen of erflaatster het testament ook heeft begrepen. Het hof is van oordeel dat de eindverantwoordelijkheid inzake het toetsen of erflaatster het testament heeft begrepen bij de notaris ligt. De notaris toetst uiteindelijk of de juridische wil van erflaatster is verwoord in het testament.
45. Ook de schriftelijke verklaring van de voormalige huisarts van erflaatster acht het hof volstrekt onvoldoende om te kunnen vaststellen of erflaatster op het moment van het passeren van het testament de rechtsgevolgen van haar handelen kon overzien

Getuige [naam 12]

46. Getuige [naam 12] is de kantonrechter die erflaatster heeft gehoord. Deze getuige heeft onder meer verklaard of uit haar verklaring volgt:
  • De curator heeft niet actief deelgenomen aan het gesprek. Zij heeft hier en daar een woord toegevoegd als erflaatster er niet op kwam.
  • Ik kende de omvang van haar vermogen niet.
  • Ik heb het concept testament gezien. Ik vond het geen vreemd testament dus ik heb niet met haar besproken dat het eventueel merkwaardig was. Ik heb geen controlevragen gesteld aan haar.
  • Ik heb niet met haar besproken dat na haar overlijden nog een stichting moest worden opgericht.
  • Ik heb niet de concept statuten van de stichting ontvangen.
  • Of de wil van erflaatster gericht was op de situatie dat [naam 8] controle had over haar geld weet ik niet.
  • Ik vond het een broze oude dame. Verder heeft zij in haar eigen bewoordingen uit kunnen leggen wat zij wilde dus ik had er vertrouwen in dat zij begreep waar zij mee bezig was.
47. Het hof is van oordeel dat het gesprek van de kantonrechter met erflaatster erg algemeen is geweest waarbij de kantonrechter geen controlevragen heeft gesteld met betrekking tot de rechtsgevolgen van het testament van erflaatster. De kantonrechter heeft het concept testament niet met erflaatster besproken terwijl de kantonrechter diens oordeel dient te vormen aan de hand van het concept van het testament. De kantonrechter was niet op de hoogte van het aanzienlijke vermogen van erflaatster terwijl de curator heeft verklaard dat zij dit wel had kunnen zijn omdat de curator een beschrijving van het vermogen van erflaatster aan de rechtbank heeft moeten verstrekken en die beschrijving in het dossier van de kantonrechter aanwezig was. De kantonrechter heeft niet getoetst of erflaatster heeft begrepen dat er na haar overlijden nog een stichting moest worden opgericht en dat er geen duidelijke controle zou zijn op de wijze waarop over haar vermogen zou worden beschikt mede bezien de verwevenheid tussen [A. BV] en de stichting. Met betrekking tot de geestestoestand geeft deze getuige aan dat er sprake was van een broze oude dame. Gezien het beperkte onderzoek van de kantonrechter naar de specifieke situatie van erflaatster kan volgens het hof onvoldoende aan het oordeel en de toestemming van de kantonrechter worden afgeleid dat erflaatster wist waarmee zij bezig was.

Conclusie

48. In het tussenarrest van 30 juli 2019 heeft het hof al duidelijk aangegeven dat het hof de gang van zaken rond het testament van erflaatster zeer zorgelijk vindt. Uit de getuigenverhoren is gebleken dat de notarissen niet bekend waren met het eerdere testament van erflaatster en derhalve erflaatster niet hebben kunnen wijzen op de gevolgen die het wijzigen van haar testament met zich bracht ten opzichte van haar eerdere testament. Erflaatster was mede door haar curator op de hoogte dat zij een testament maakte in 2012 zodat de notaris door een vraag aan erflaatster dan wel aan de curator beschikking had kunnen verkrijgen over een kopie of afschrift van dat eerdere testament. Juist met betrekking tot kwetsbaren in onze maatschappij dient door de notaris zeer zorgvuldig met hun belangen te worden omgegaan. Erflaatster was een afhankelijke vrouw van 104 jaar oud met een ernstige visuele handicap. Deze feiten stonden te lezen in de medische verklaring die de notaris heeft aangevraagd bij een onafhankelijk arts en die hij aan het testament hechtte maar uit de getuigenverhoren is niet af te leiden dat beide notarissen zich erom hebben bekommerd of erflaatster het concept van het testament kon lezen of niet en ook niet of zij erflaatster zonder de aanwezigheid van de curator hebben gesproken over haar uiterste wil.
Gezien het hof hiervoor heeft overwogen is geïntimeerde niet geslaagd in de bewijsopdracht.
De door geïntimeerde naar voren gebrachte getuigen hebben naar het oordeel van het hof bevestigd wat het hof al in zijn tussenarrest van 30 juli 2019 heeft geoordeeld.
49. Het bestreden vonnis dient derhalve te worden vernietigd en de vordering van appellant kan worden toegewezen. Het hof zal geen dwangsom opleggen aan geïntimeerde aangezien het hof ervan uit gaat dat geïntimeerde uitvoering zal geven aan dit arrest.

Proceskosten

50. Gezien het feit dat geïntimeerde in het ongelijk wordt gesteld zal zij in de proceskosten worden veroordeeld zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 11 april 2018 en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de uiterste wilsbeschikking, opgemaakt op 13 augustus 2015 door [naam erflaatster] , overleden op 23 april 2017, nietig is;
verklaart voor recht dat de nalatenschap van erflaatster dient te worden afgewikkeld conform het testament van 1 mei 2012 verleden voor notaris [naam 10] te [plaats] ;
veroordeelt geïntimeerde om binnen zes weken na het eerste verzoek van appellant volledige medewerking te verlenen aan het doen van een volledige schriftelijke opgave van en afdracht aan appellant van de volledige nalatenschap van erflaatster;
veroordeelt geïntimeerde in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, door het hof begroot op € 34.296,- als volgt:
eerste aanleg:
- € 1.545,- griffierecht,
- € 5.000,- salaris advocaat
hoger beroep:
- € 318,- griffierecht,
- € 27.433,- salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E. Sutorius-van Hees, A.N. Labohm, L.A.G.M. van der Geld, en is ondertekend en uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2020 in aanwezigheid van de griffier.