5.3.De arbeidsvoorwaarden van brandweervrijwilligers bij de veiligheidsregio zijn opgenomen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst Veiligheidsregio’s (hierna: CAR UWO).
6.1.1.De rechtbank is van oordeel dat het dagelijks bestuur terecht is afgeweken van het advies van de commissie om het bezwaar gegrond te verklaren en na zorgvuldig onderzoek een nieuw primair besluit te nemen. Uit het bepaalde in artikel 7:11, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt immers dat, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. Dit betekent dat, als de oorspronkelijke uitkomst geen stand houdt, het bestuursorgaan moet bezien of er aanleiding is voor een andere uitkomst. Zoals de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld in (onder meer) zijn uitspraak van 2 juni 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1201), is zogeheten getrapte besluitvorming niet toegestaan. 6.1.2.In dit geval heeft de commissie geconstateerd dat op meerdere punten pas tijdens de bezwaarfase een onderbouwing en/of motivering is gegeven door het dagelijks bestuur. Het had op de weg van de commissie gelegen om, in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar, te bezien of deze nadere onderbouwing en/of motivering het ontslagbesluit kon dragen en het dagelijks bestuur daaromtrent te adviseren. Dit heeft de commissie nagelaten. Het dagelijks bestuur kon dan ook niet anders dan, met inachtneming van de kritische kanttekeningen van de commissie, deze beoordeling zelf, zonder advies van de commissie, te maken.
6.1.3.Specifiek met betrekking tot het door de commissie geconstateerde bevoegdheids-gebrek overweegt de rechtbank dat de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 13 oktober 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3894) dat een bevoegdheidsgebrek in een besluit in eerste aanleg hersteld kan worden bij een besluit op bezwaar. Het dagelijks bestuur kon het bevoegdheidsgebrek in het onbevoegd genomen besluit in eerste aanleg dan ook bij de beslissing op bezwaar herstellen. 6.2.1.De rechtbank stelt vast dat het dagelijks bestuur in het tot eiser gerichte voornemen tot disciplinair ontslag van 22 december 2022 de volgende gedragingen als redenen hiervoor heeft benoemd:
Ongeveer 6 tot 8 jaar geleden heeft u tegen een toenmalig jeugdlid gezegd dat u hem wel in de kont wilt neuken als hij volwassen is. Dit is zeer grensoverschrijdend gedrag, zeker richting kinderen.
In januari 2021 heeft u een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen vanwege (veel) te hard rijden met een brandweervoertuig zonder dat daar aanleiding voor was.
In oktober 2022 heeft u een waarschuwing gekregen dat u zonder toestemming een voertuig heeft gebruikt, waardoor het voertuig onnodig uit de parate dienst is gehaald. Daarnaast is het voertuig daardoor ernstig bevuild.
Begin november 2022 heeft u via snapchat foutieve berichten gestuurd naar jeugdleden over het stoppen van de jeugdbrandweer wat veel onrust veroorzaakte.
In november 2022 heeft u de heer [naam 5] in een kwaad daglicht gebracht door een collega van de post [gemeente] te vertellen dat de heer [naam 5] slechts een marionet van het management is.
In de afgelopen jaren zijn er meerdere voorvallen geweest waarbij u grof en vulgair taalgebruik heeft gebruikt in het bijzijn van collega’s en jeugdleden, dan wel dat een gesprek escaleerde door uw houding en gedrag.
Als leider van de jeugdbrandweer heeft u in het (recente) verleden ongepaste oefeningen en opdrachten gegeven tijdens oefeningen, zoals het laten lopen in de onderbroek, door een sloot laten gaan of zware oefeningen bij zeer warm weer.
Deze in het voornemen benoemde gedragingen heeft het dagelijks bestuur vervolgens aan het ontslag bij wijze van disciplinaire straf ten grondslag gelegd.
6.2.2.Tijdens de behandeling ter zitting van het beroep heeft mr. Korevaar namens het dagelijks bestuur verklaard dat de twee zwaarste feiten wat het dagelijks bestuur betreft het incident met een toenmalig jeugdlid (gedraging 1) en het versturen van een foutief bericht via snapchat (gedraging 4) zijn. Deze twee gedragingen kunnen het ontslag volgens het dagelijks bestuur zelfstandig dragen.
6.3.1.Artikel 19:38, lid 1, van de CAR-UWO bepaalt dat de vrijwilliger die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan worden gestraft. Artikel 19:38, lid 2, van de CAR-UWO bepaalt dat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het overigens doen of nalaten van iets dat een goed vrijwilliger in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen omvat.
6.3.2.Op grond van het bepaalde in artikel 19:39, aanhef en onder d, kan de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag worden opgelegd.
Welke gedragingen zijn in geschil?
6.4.1.De rechtbank stelt vast dat de gedragingen 2 en 3 tussen partijen niet in geschil zijn. Ook heeft eiser ter zitting erkend dat hij op enig moment in het najaar van 2022 een onjuist snapchatbericht over het stoppen van de jeugdbrandweer heeft verzonden aan een jeugdlid. Wel heeft eiser benadrukt dat slechts sprake was van een enkel bericht, bij wijze van grap.
6.4.2.Eiser ontkent de overige gedragingen die hem verweten worden. Ter zitting heeft hij gesteld dat vrienden van [naam 8] (hierna: [naam 8] ), de leider van de jeugdbrandweer in [gemeente] , geprobeerd hebben om hem in een kwaad daglicht te stellen. Dit omdat eiser ervan wordt verdacht dat hij [naam 8] in de problemen heeft gebracht.
Beoordeling disciplinair ontslag