ECLI:NL:RBOVE:2024:3536

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/08/306819 / HA ZA 23-452
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst tot levering van een tiny house en de gevolgen daarvan

In deze zaak hebben partij A en partij B een overeenkomst gesloten voor de levering van een tiny house. Partij A stelt dat deugdelijke oplevering van het tiny house is uitgebleven en heeft de overeenkomst ontbonden. Hij vordert in conventie een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, terugbetaling van betaalde bedragen en schadevergoeding. Partij B verzet zich tegen de ontbinding en vordert in reconventie opheffing van de door partij A gelegde beslagen en een verklaring voor recht dat het beslag onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en wijst de vorderingen van partij A in conventie grotendeels toe, terwijl de vorderingen van partij B in reconventie worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat partij A op goede gronden de overeenkomst heeft ontbonden, omdat partij B niet tijdig of behoorlijk heeft geleverd. De rechtbank kent partij A een bedrag toe van € 61.647,75, inclusief schadevergoeding en proceskosten, en wijst de vorderingen van partij B af.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/306819 / HA ZA 23-452
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs,
tegen
[partij B], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [bedrijf 1] ,
advocaat: mr. H.J. Koop.

1.Samenvatting

1.1.
[partij A] en [bedrijf 1] hebben een overeenkomst gesloten, waarbij [bedrijf 1] zich heeft verplicht tot levering van een tiny house aan [partij A] . [partij A] stelt dat deugdelijke oplevering van het tiny house is uitgebleven en dat hij de overeenkomst heeft ontbonden. Hij vordert in conventie onder meer een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, terugbetaling van de door hem betaalde bedragen en betaling van schadevergoeding. [bedrijf 1] voert verweer. Hij vordert in reconventie opheffing van de door [partij A] gelegde beslagen en een verklaring voor recht dat het gelegde beslag onrechtmatig is en dat [partij A] aansprakelijk is voor de schade die hij daardoor heeft geleden.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en wijst de vorderingen van [partij A] in conventie grotendeels toe. De vorderingen van [bedrijf 1] in reconventie worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen namens [partij A]
- de spreekaantekeningen namens [bedrijf 1] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen [partij A] en [bedrijf 1] is op 13 april 2023 een overeenkomst gesloten, waarbij [bedrijf 1] zich verplichtte tot levering op 15 april 2023 van een zogeheten ‘tiny house’ tegen betaling van € 70.813,- inclusief btw. Afgesproken is dat betaling gefaseerd zou plaatsvinden; [partij A] heeft aan [bedrijf 1] twee termijnen van gezamenlijk € 56.468,90 betaald. De overeenkomst bepaalt verder:
Tevens als volgt besproken en bevestigd:
[…]
-boeteclausule: elke te late dag €125,- (vanaf d.d. 15.04.2023 opleverdatum ( Buitenkant ) vervolgens een aantal extra dagen voor de binnenkant.
[…]
Artikel 2. Overdracht en levering
2.1.
De overdracht en levering van Tiny House door verkoper aan koper geschiedt door afgifte van de sleutels aan koper.
De overdracht en levering van het product geschiedt uiterlijk op 15 april 2023.
2.3.
Ingeval de levering niet tijdig of niet behoorlijk geschiedt, heeft koper de keuze de overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden dan wel er aanspraak op te maken dat de overeenkomst alsnog terstond door verkoper wordt nagekomen, één en ander onverminderd de rechten van de koper op schadevergoeding wegens niet tijdige levering. De schadevergoeding bedraagt €125,- per te laat geleverde dag.”
3.2.
Op 15 april 2023 constateerde [partij A] dat de buitenzijde van het tiny house nog niet gereed was. Op 16 april 2023 hebben partijen afgesproken dat de opleverdatum (voor de buitenkant) zal worden verplaatst naar 21 april 2023. [bedrijf 1] heeft dat per email bevestigd.
3.3.
Op 22 april 2023 heeft door [partij A] en, namens [bedrijf 1] , een zekere heer [naam 1] een beoordeling plaatsgevonden. Geconstateerd werd dat het tiny house nog niet gereed was en dat er verschillende gebreken waren.
3.4.
Op 25 april 2023 heeft vervolgens overleg plaatsgevonden tussen [naam 1] en de heer [naam 2] , beiden optredend namens [bedrijf 1] , en [partij A] . [partij A] heeft een lijst met onvolkomenheden op diezelfde dag per e-mail gezonden aan [bedrijf 1] , met de uitnodiging nader in overleg te treden. Afgesproken werd de oplevertermijn (voor de buitenkant) opnieuw uit te stellen tot 4 mei 2023 18.00 uur. Voorts is afgesproken dat bij de resterende werkzaamheden een Nederlands sprekende en bouwkundig onderlegde voorman aanwezig zou zijn. Bij e-mail van 29 april 2023 heeft [partij A] als uiterste termijn voor oplevering 5 mei 2023 18.00 uur gesteld. Achtergrond van deze termijn is dat op de camping in het campingseizoen (van 5 mei tot 1 november) geen bouwwerkzaamheden mochten plaatsvinden.
3.5.
In de ochtend van 1 mei 2023 zijn de werkzaamheden hervat. Een Nederlands sprekende en bouwkundig onderlegde voorman was daarbij niet aanwezig. In de middag was [naam 1] aanwezig, vergezeld door een zekere heer [naam 3] . [naam 3] bevestigde de door [partij A] genoemde gebreken en constateerde daarnaast een aantal andere gebreken.
3.6.
Bij brief van 17 mei 2023 heeft [partij A] aan [bedrijf 1] meegedeeld dat hij de overeenkomst zal ontbinden indien [bedrijf 1] weigert om voor 1 juni een aantal aanvullende bepalingen toe te voegen aan de overeenkomst en te voldoen aan een aantal andere eisen. De door [partij A] voorgestelde aanvullende bepalingen houden in:
[Afbeelding]
De overige door [partij A] genoemde eisen houden in:
[Afbeelding]
3.7.
[bedrijf 1] heeft hierop bij e-mail van 24 mei 2023 gereageerd. [bedrijf 1] stemde niet in met de voorwaarde dat [naam 3] als opzichter zou optreden en stemde niet in met de voorwaarde dat [partij A] of [naam 3] bemoeienis hebben met de planning en de wijze waarop wordt gebouwd. Ten aanzien van de eisen werd aangegeven dat de overdracht van spullen op 1 juni 2023 niet haalbaar is, maar op een later moment wel, en dat het aan [bedrijf 1] is om al dan niet te kiezen voor het verwijderen van kozijnen en het inkorten van de Keralit delen.
3.8.
Bij e-mail van 17 juni 2023 heeft [partij A] laten weten dat hij graag van de toezegging van [bedrijf 1] om de spullen over te dragen gebruikmaakt. Ten aanzien van de andere punten heeft hij bericht dat hij zijn juridische adviseur zal raadplegen.
3.9.
Vervolgens heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [partij A] Top Expertise BV ingeschakeld om onderzoek te laten doen naar de oorzaak en omvang van de gebreken en de eventuele herstelmogelijkheden. Volgens Top Expertise vertoont het in aanbouw zijnde chalet constructief, bouwkundig en bouwfysisch in de gehele buitenschil ernstige gebreken. Herstel is mogelijk, maar de kosten daarvan zullen de economische waarde van het chalet ruimschoots overstijgen.
3.10.
Bij brief van 27 september 2023 bericht [partij A] aan [bedrijf 1] dat hij de overeenkomst ontbindt. Hij maakt daarbij aanspraak op (terug)betaling van een bedrag van € 57.698,90, vermeerderd met een bedrag van € 7.425,- aan schadevergoeding indien het eerste bedrag niet vóór 15 oktober 2023 is betaald en het gebouwde niet vóór 1 november 2023 is verwijderd van de kavel.
3.11.
Bij brief van 5 november 2023 heeft [bedrijf 1] zich tegen de ontbinding verzet.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert – samengevat –:
1. primair:
a. een verklaring voor recht dat de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden op 27 september 2023 dan wel een andere door de rechtbank te bepalen datum,
subsidiair:
b. (gedeeltelijke) ontbinding van de aannemingsovereenkomst door de rechtbank;
2. veroordeling van [bedrijf 1] tot betaling van € 64.770,05 aan [partij A] , vermeerderd met rente daarover vanaf 27 september 2023;
3. veroordeling van [bedrijf 1] in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, waaronder de nakosten en de beslagkosten.
4.2.
[bedrijf 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij A] , met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[bedrijf 1] vordert – samengevat –:
opheffing door de rechtbank van de door [partij A] gelegde beslagen dan wel veroordeling van [partij A] tot het doen opheffen van de beslagen op straffe van verbeurte van dwangsommen indien hij daartoe niet binnen 24 uur na betekening van dit vonnis overgaat;
een verklaring voor recht dat de door [partij A] gelegde beslagen onrechtmatig zijn en dat hij aansprakelijk is voor de door [bedrijf 1] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
4.5.
[partij A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijf 1] , met veroordeling van [bedrijf 1] in de proceskosten.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Mocht [partij A] de overeenkomst ontbinden?
5.1.
[partij A] heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • i) hij volgens de overeenkomst tot ontbinding mag overgaan als geen tijdige of behoorlijke oplevering plaatsvindt,
  • ii) hij meerdere keren [bedrijf 1] de gelegenheid heeft geboden om alsnog deugdelijk op te leveren, maar dat (deugdelijke) levering is uitgebleven,
  • iii) hij bij brief van 17 mei 2023 heeft meegedeeld tot ontbinding over te gaan indien niet [bedrijf 1] niet zou instemmen met opname van een aantal nieuwe voorwaarden in de overeenkomst of niet zou instemmen met de in die brief genoemde (andere) eisen en
  • iv) [bedrijf 1] bij brief van 24 mei 2023 niet akkoord is gegaan met de die voorwaarden en eisen,
zodat hij bij brief van 27 september 2023 op goede gronden de overeenkomst heeft kunnen ontbinden.
5.2.
Volgens [bedrijf 1] mocht [partij A] de overeenkomst niet ontbinden omdat [partij A] volgens hem heeft ingestemd om de werkzaamheden tot 1 november 2023 op te schorten, [bedrijf 1] bij brief van 24 mei 2023 heeft bevestigd de herstelwerkzaamheden met ingang van 1 november 2023 te zullen gaan uitvoeren en dus (‘op hoofdlijnen’) een aanpassing van de overeenkomst is overeengekomen.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het antwoord op de vraag of een (aanpassing van de) overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid (zie bijvoorbeeld HR 17 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1889, NJ 2022/254)).
Gelet op deze maatstaf kan [bedrijf 1] niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de overeenkomst is aangepast. Blijkens de overeenkomst van 13 april 2023 mocht [partij A] ontbinden indien niet tijdig of behoorlijk zou worden opgeleverd. Nadat [partij A] al twee keer had ingestemd om de opleverdatum te verplaatsen en ook na die laatste datum (5 mei 2023) nog geen oplevering had plaatsgevonden, heeft [partij A] bij brief van 17 mei 2023 meegedeeld dat hij de overeenkomst zal ontbinden indien [bedrijf 1] niet bereid is tot aanpassing van de overeenkomst op de in die brief voorgestelde wijze of indien [bedrijf 1] zich niet aan de (andere) eisen conformeert. Aangezien [partij A] gelet op het uitblijven van levering op 5 mei 2023 hoe dan ook mocht ontbinden, stond het hem vrij om in de brief van 17 mei 2023 aan een eventuele toekomstige ontbinding nadere voorwaarden te stellen. Vastgesteld moet worden dat in reactie daarop [bedrijf 1] met twee voorwaarden niet heeft ingestemd. [bedrijf 1] mocht er dus niet van uitgaan dat [partij A] de overeenkomst vervolgens niet (alsnog) zou ontbinden. Bij brief van 27 september 2023 heeft [partij A] vervolgens de ontbinding ingeroepen. Uit dit samenstel van mededelingen van [partij A] kon [bedrijf 1] naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat de overeenkomst was aangepast op een wijze zoals door [bedrijf 1] beoogd.
5.4.
[partij A] heeft dus op rechtsgeldige wijze de ontbinding ingeroepen, zodat hij [bedrijf 1] niet meer in de gelegenheid hoefde te stellen om tot herstel over te gaan. De (primair gevorderde) verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden per 27 september 2023 zal dan ook worden toegewezen.
Welk bedrag moet [bedrijf 1] betalen aan [partij A] ?
5.5.
Op grond van artikel 6:271 Burgerlijk Wetboek (BW) leidt de ontbinding, voor zover de overeenkomst al is nagekomen, tot ongedaanmakingsverbintenissen. Door [partij A] gesteld en door [bedrijf 1] niet weersproken is dat [partij A] aan [bedrijf 1] uit hoofde van de overeenkomst al een bedrag van € 56.468,90 heeft betaald. [bedrijf 1] is dus gehouden tot terugbetaling van dat bedrag.
5.6.
[partij A] maakt ook aanspraak op betaling van een bedrag van € 1.500,- dat hij aan een andere vennootschap, [bedrijf 2] B.V. heeft betaald, zonder aan te geven op welke grond [bedrijf 1] gehouden is dit bedrag aan [partij A] te betalen. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
5.7.
Voorts maakt [partij A] aanspraak op een bedrag van € 2.051,15 aan stageld en contributie van de camping. Hij stelt dat, omdat [bedrijf 1] het tiny house niet (tijdig) heeft geleverd, hij gedurende het seizoen 2023 geen gebruik heeft kunnen maken van zijn staanplaats. Volgens [bedrijf 1] is deze schadepost niet toerekenbaar aan hem.
De rechtbank volgt [bedrijf 1] hierin niet. Vaste rechtspraak is dat een benadeelde zijn vermogensschade bestaande uit zijn tevergeefs gemaakte kosten kan verhalen op zijn wederpartij, indien hij door wanprestatie van deze wederpartij het beoogde immateriële voordeel waarvoor de kosten zijn gemaakt niet heeft kunnen verwezenlijken. [1] Voldoende vast is komen te staan dat, indien [bedrijf 1] de overeenkomst deugdelijk zou zijn nagekomen, [partij A] het tiny house in het campingseizoen 2023 zou hebben kunnen gebruiken, maar dat hij dat gebruik heeft moeten missen als gevolg van de wanprestatie van [bedrijf 1] . Een toelichting om welke reden deze kosten niet aan [bedrijf 1] toerekenbaar zouden zijn, heeft [bedrijf 1] niet gegeven. Bij deze stand van zaken zijn de kosten die samenhangen met de huur van de kavel op de camping en de contributiekosten over het jaar 2023 toewijsbaar.
5.8.
Daarnaast maakt [partij A] aanspraak op € 1.750,- ter zake van 14 dagen boete overeenkomstig artikel 2.3 van de overeenkomst. Een specifiek verweer tegen deze post heeft [bedrijf 1] niet gevoerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, aangezien de voorwaarden waaronder deze boete verschuldigd raakt, zijn ingetreden.
5.9.
[partij A] stelt verder dat hij een schadepost heeft van € 500,- in verband met door [bedrijf 1] veroorzaakte schade aan een houten terrastafel en twee tuinstoelen. [bedrijf 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van onherstelbare schade. Het zou gaan om stucwerk dat op de meubelen is achtergebleven en dat kan verwijderd worden. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft [partij A] zijn stelling dat de schade aan het tuinmeubilair moet worden begroot op € 500,- onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd, zodat deze schadepost zal worden afgewezen.
5.10.
Voorts stelt [partij A] dat hij vijf vrije dagen heeft moeten opnemen om het bouwproces te controleren en te begeleiden. Als ZZP’er heeft hij, zo stelt hij, daardoor inkomsten moeten missen die hij uit coulance begroot op € 500,- per dag, dus in totaal € 2.500,-. [bedrijf 1] heeft deze schadepost bestreden.
De rechtbank zal deze schadepost afwijzen. Uit de overeenkomst vloeit geen verplichting voort om het bouwproces te controleren of te begeleiden. Evenmin is gebleken dat deze kosten noodzakelijk waren om tot een goede uitvoering van de overeenkomst te komen dan wel – bij tekortschieten van [bedrijf 1] – de schade te beperken. Daar komt bij dat uit de toelichting op de vordering en de onderbouwing daarvan niet kan worden afgeleid dat [partij A] als gevolg van zijn aanwezigheid bij het bouwproces ten minste een bedrag van € 500,- per dag aan inkomsten heeft gederfd.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [bedrijf 1] aan [partij A] als hoofdsom een bedrag van (€ 56.468,90 + € 1.750,- + € 2.051,15 = ) € 60.270,05 moet betalen.
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.13.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.422,70 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.377,70 bij € 60.270,05 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 1.377,70 toe.
5.14.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
60.270,05
- buitengerechtelijke incassokosten
1.377,70
+
totaal
61.647,75
- betalingen
0,00
-/-
totaal
61.647,75
5.15.
[partij A] vordert [bedrijf 1] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.285,02 voor kosten deurwaardersexploten, € 314,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt × € 1.214,00), totaal € 2.813,02.
5.16.
[bedrijf 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
987,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
3.683,86
in reconventie
5.17.
Uit de beslissingen in conventie vloeit voort dat [partij A] op deugdelijke gronden beslag heeft gelegd. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het beslag op te heffen. Ook bestaat geen aanleiding om [partij A] te veroordelen tot vergoeding van schade die [bedrijf 1] als gevolg van de beslaglegging zou hebben geleden. De vorderingen in reconventie zullen dus worden afgewezen.
5.18.
[bedrijf 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.214,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 1.214,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.353,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de aannemingsovereenkomst tussen [partij A] en [bedrijf 1] rechtsgeldig is ontbonden op 27 september 2023,
6.2.
veroordeelt [bedrijf 1] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 61.647,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 60.270,05, met ingang van 15 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [bedrijf 1] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.813,02,
6.4.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 3.683,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [bedrijf 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart de veroordelingen onder 6.2, 6.3, en 6.4 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [bedrijf 1] af,
6.8.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [bedrijf 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. van Diggele op 3 juli 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 28‑01‑2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460 en Hoge Raad, 05‑12‑2008, ECLI:NL:HR:2008:BF1042.