ECLI:NL:RBOVE:2024:2187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
ak_23_2454
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de ingangsdatum van de toeslag op grond van de Toeslagenwet en de rechtszekerheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de wijziging van de ingangsdatum van haar toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) beoordeeld. Eiseres had aanvankelijk een toeslag toegekend gekregen met ingang van 1 mei 2022, maar het Uwv herzag dit besluit en stelde de ingangsdatum vast op 1 augustus 2022. Eiseres was van mening dat deze wijziging in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat zij recht had op de toeslag vanaf 12 januari 2022, gezien haar bijzondere omstandigheden door ziekte.

De rechtbank oordeelt dat de wijziging van de ingangsdatum geen herstel van een fout is, maar een herziening van het eerdere besluit. De rechtbank stelt vast dat het Uwv niet in staat was om de wijziging van de ingangsdatum met terugwerkende kracht te rechtvaardigen, aangezien eiseres niet redelijkerwijs kon weten dat er een mogelijkheid van herziening bestond. De rechtbank concludeert dat de herziening in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en vernietigt het bestreden besluit. Eiseres krijgt gelijk en het Uwv moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij de toeslag aan eiseres alsnog vanaf 12 januari 2022 moet worden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2454

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv),
gemachtigde: E.H van den Brink.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van de ingangsdatum van haar toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).
1.1.
Met het besluit van 5 september 2023 heeft het Uwv de eerder toegekende toeslag van eiseres herzien. De ingangsdatum 1 mei 2022 is gewijzigd naar 1 augustus 2022. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven, waarbij het Uwv heeft vermeld dat de toeslag niet is herzien maar is vastgesteld en toegekend en dat de eerder verleende toeslag is komen te vervallen.
1.2.
Eiseres heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan de besluitvorming vooraf ging
4.1.
Eiseres ontving van haar ex-werkgever een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres heeft op 27 juli 2023 een toeslag op haar ZW-uitkering aangevraagd, omdat haar gezinsinkomen vanaf 12 januari 2022 door ziekte is gedaald. Het Uwv heeft deze aanvraag op 1 augustus 2023 ontvangen. Met een besluit van 30 augustus 2023 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 1 mei 2022 een toeslag toegekend.
4.2.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt Uwv
5. Met het besluit van 30 augustus 2023 heeft het Uwv aan eiseres een toeslag toegekend met ingang van 1 mei 2022. Met het besluit van 5 september 2023 heeft het Uwv de toeslag van eiseres herzien en deze vanaf 1 augustus 2022 toegekend.
5.1.
Het Uwv stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het de toeslag van eiseres vanaf 1 mei 2022 niet heeft herzien, maar deze heeft toegekend en vastgesteld vanaf 1 augustus 2022. Volgens het Uwv is met het besluit van 5 september 2023 een fout hersteld en is hiermee het besluit van 30 augustus 2023 vervallen.
5.2.
Het Uwv is van mening dat het recht op toeslag niet kan worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag werd ingediend. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres ontvangen op 1 augustus 2023. Hierdoor kan de toeslag niet eerder dan vanaf 1 augustus 2022 worden vastgesteld. Van een geldige reden of een bijzondere situatie om hiervan af te wijken is volgens het Uwv geen sprake.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de toeslag vanaf een eerdere datum moet worden toegekend.
6.1.
Volgens eiseres werd in een eerder stadium gemeld dat het inkomen voor
1 augustus 2022 niet kon worden vastgesteld. Eiseres vindt het vreemd dat nu een andere reden wordt genoemd.
6.2.
Eiseres is van mening dat het Uwv de ingangsdatum van de toeslag ten onrechte heeft gewijzigd van 1 mei 2022 naar 1 augustus 2022.
6.3.
Eiseres stelt verder dat in haar situatie sprake is van een bijzonder geval en dat het recht op toeslag daarom eerder moet ingaan dan op 1 augustus 2022. Eiseres heeft de aanvraag om toeslag op 1 augustus 2023 gedaan, nadat een medewerker van de gemeente Steenwijkerland haar op dit recht heeft gewezen. Eiseres heeft zich zo laat bij de gemeente gemeld door haar ziektebeeld. Na eerst hersteld te zijn van borstkanker, kreeg zij te horen dat mogelijk sprake was van schildklierkanker. Na een eerste operatieve ingreep is eind 2021 uiteindelijk de gehele schildklier verwijderd. Medicijnen die eiseres in verband daarmee nodig had sloegen niet aan, waardoor eiseres heel ziek was. Dit had lichamelijk en vooral mentaal impact op eiseres. Zij had psychisch en fysiek niet het vermogen om haar zaken goed te regelen. Het voelt voor eiseres zeer onrechtvaardig dat ze nu te laat zou zijn met haar aanvraag.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
7. Artikel 11, eerste lid, van de TW bepaalt dat het Uwv op aanvraag vaststelt of recht op toeslag bestaat.
Artikel 11, zevende lid, van de TW bepaalt dat het recht op toeslag niet kan worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om toeslag werd ingediend. Het Uwv is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de vorige zin.
Artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder b, van de TW bepaalt, voor zover hier van belang, dat het Uwv een besluit tot toekenning van toeslag herziet of intrekt indien de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Wat beoordeelt de rechtbank
8.1.
Eiseres begrijpt uit het besluit van 5 september 2023 dat de toeslag niet over een periode voor 1 augustus 2022 kan worden toegekend, omdat haar inkomen van voor die datum niet kan worden vastgesteld. Zo is het besluit echter niet bedoeld. Het Uwv beoogt, zo begrijpt de rechtbank, in het besluit te melden dat het gelet op artikel 11, zevende lid, van de TW niet is toegestaan de toeslag vast te stellen over perioden voor 1 augustus 2022.
8.2.
De rechtbank stelt daarmee vast dat het geschil niet ziet op de hoogte van de toeslag. Partijen verschillen (slechts) van mening over de ingangsdatum. De rechtbank zal dan ook beoordelen of het Uwv de toeslag terecht met ingang van 1 augustus 2022 heeft toegekend.
Herstel van een fout of herziening?
8.3.
Met het besluit van 30 augustus 2023 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 1 mei 2022 toeslag toegekend. Met het besluit van 5 september 2023 is de ingangsdatum van de toeslag gewijzigd van 1 mei 2022 naar 1 augustus 2022. Anders dan het Uwv meent is de rechtbank van oordeel dat het besluit van 5 september 2023 geen herstel is van een fout, maar een herziening van het besluit van 30 augustus 2023. De rechtbank licht dit als volgt toe.
8.3.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] komt aan een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toe een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en ook overigens geen sprake is van strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel. Wordt een beroep gedaan op een fout dan zal buiten twijfel moeten staan, en dus ook voor de betrokkene redelijkerwijs kenbaar moeten zijn geweest, dat het oorspronkelijke besluit, in dit geval het besluit van 30 augustus 2023, door een door het bestuursorgaan gemaakte fout onjuist was.
8.3.2.
Uit artikel 11, zevende lid, van de TW volgt dat het Uwv in bijzondere gevallen kan afwijken van de regel dat de toeslag niet eerder kan ingaan dan een jaar voordat de aanvraag daartoe is ingediend. Eiseres heeft haar aanvraag om toeslag ingediend op 1 augustus 2023 en daarin vermeld dat haar inkomen vanaf 12 januari 2022 is gedaald, doordat zij ziek is geworden. Vervolgens heeft het Uwv met het besluit van 30 augustus 2023 aan eiseres vanaf 1 mei 2022 toeslag toegekend. Het Uwv heeft met dit besluit de toeslag dus met ingang van een eerdere datum toegekend, dan volgens de hoofdregel is toegestaan. Omdat het Uwv hiertoe in bijzondere gevallen bevoegd is en eiseres in haar aanvraag bijzondere omstandigheden heeft genoemd, kon eiseres ervan uitgaan dat het Uwv toepassing had gegeven aan de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de regel dat de toeslag niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum. Daarom is de rechtbank van oordeel dat niet buiten twijfel stond en voor eiseres niet redelijkerwijs kenbaar was dat het besluit van 30 augustus 2023 door een door het Uwv gemaakte fout onjuist was. Dat het tijdsverloop tussen het besluit van 30 augustus 2023 en dat van 5 september 2023 kort was en dat het Uwv de toeslag nog niet aan eiseres had uitbetaald doet daaraan niet af. Het Uwv was immers bevoegd om het besluit van 30 augustus 2023 te nemen en eiseres kon er daarom van uitgaan dat de toeslag vanaf 1 mei 2022 zou worden uitbetaald.
8.3.3.
De conclusie is dus dat met het besluit van 5 september 2023, dat is gehandhaafd met het bestreden besluit, het besluit van 30 augustus 2023 is herzien.
Kan de herziening in stand blijven?
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de herziening, waarmee de ingangsdatum van de toeslag is gewijzigd van 1 mei 2022 naar 1 augustus 2022, niet in stand kan blijven. De rechtbank legt dit als volgt uit.
8.4.1.
Volgens vaste rechtspraak [2] is intrekking of herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht in het algemeen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit geldt ook voor het recht op toeslag. In uitzonderingsgevallen is van strijd met dit beginsel geen sprake, waarbij gedacht kan worden aan gevallen waarin de betrokkene wist, althans redelijkerwijs behoorde te weten dat hij ernstig rekening diende te houden met de mogelijkheid van intrekking of herziening.
8.4.2.
Met de herziening van 5 september 2023, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft het Uwv de ingangsdatum gewijzigd van 1 mei 2022 naar 1 augustus 2022. Hier is dus sprake van terugwerkende kracht. Uit wat in 8.3.2. is overwogen volgt dat eiseres niet wist en ook niet redelijkerwijs behoorde te weten dat zij ernstig rekening diende te houden met de mogelijkheid van herziening van de met het besluit van 30 augustus 2023 toegekende toeslag vanaf 1 mei 2022. Zij kon ervan uitgaan dat het Uwv toepassing had gegeven aan zijn bevoegdheid om in afwijking van de hoofdregel de uitkering over de periode voor
1 augustus 2022 te verstrekken en dat de toeslag haar dus terecht per 1 mei 2022 was toegekend. Daarom is de herziening met terugwerkende kracht in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en kan deze niet in stand blijven. Het beroep is reeds om die reden gegrond.
Met welke ingangsdatum moet de toeslag worden toegekend?
8.5.
Vervolgens zal de rechtbank dienen te beoordelen of het Uwv voor de periode
12 januari 2022 tot en met 30 april 2022 terecht geen toeslag aan eiseres heeft toegekend. Daarbij draait het om de vraag of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een bijzonder geval en dus of het Uwv terecht vasthoudt aan de regel dat het niet mogelijk is om toeslag toe te kennen over perioden gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om toeslag werd ingediend. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
8.5.1.
Eiseres heeft de toeslag aangevraagd vanaf 12 januari 2022, omdat op die datum haar inkomen door ziekte is gedaald. In haar beroepschrift en tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat bij haar eind 2021 de schildklier is verwijderd en dat medicijnen die zij in verband daarmee nodig had niet aansloegen. Daardoor was zij ernstig ziek en kon zij niet meer voor zichzelf zorgen. Het Uwv heeft dit niet weersproken.
8.5.2.
De rechtbank ziet in die omstandigheden een bijzonder geval en is van oordeel dat dit aanleiding had moeten zijn om de toeslag aan eiseres vanaf 12 januari 2022 toe te kennen. Gelet op het feit dat bij eiseres eind 2021 de gehele schildklier is verwijderd en dat zij daarvan ernstig ziek was, acht de rechtbank het aannemelijk dat zij vanaf januari 2022 haar administratie niet op orde heeft kunnen houden en kan de rechtbank begrijpen dat eiseres primair bezig was met haar ziekte en herstel. De rechtbank verwijst in dit verband, naar analogie, naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van
30 januari 2024, [3] waarbij het CBb onder meer heeft geoordeeld dat een ernstige ziekte aan de zijde van de indiener van een bezwaar of beroepsschrift reden kan zijn om een termijnoverschrijding van een bezwaar- of beroepstermijn verschoonbaar in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te achten. Aangezien de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen in bezwaar en beroep, (mede) wordt beoordeeld aan de hand van
bijzondere omstandighedendie de indiener betreffen [4] , bevat artikel 6:11 Awb in zoverre overeenkomsten met artikel 11 lid 7, tweede zin, TW die eveneens een bevoegdheid geeft om van de termijn van de eerste zin bij
bijzondere omstandighedenaf te wijken. In zoverre is de uitspraak van het CBb dus ook naar analogie toepasbaar.
8.5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat het Uwv eiseres ten onrechte tegenwerpt dat zij voor het eerder indienen van de aanvraag om toeslag een beroep kon doen op haar kinderen en haar partner. In de eerste plaats wijst de rechtbank erop dat eiseres een ernstige ziekte doormaakte, waarbij ze primair gefocust was op haar gezondheid. Van eiseres mocht daarom niet zonder meer worden verwacht dat ze eraan dacht haar administratie aan derden uit te besteden. De aandacht van eiseres lag begrijpelijkerwijs primair bij haar ziekte en haar herstel hiervan. In de tweede plaats geldt dat eiseres tijdens de zitting heeft verklaard dat haar partner in die periode een tijdje uit zicht was, waaruit de rechtbank opmaakt dat hij ook niet zonder meer kon bijspringen bij het doen van de administratie van eiseres. In de derde plaats kan uit de hiervoor genoemde uitspraak van het CBb worden afgeleid dat ziekte van naasten van de indiener van een bezwaar- of beroepschrift en de zorgtaken die daarmee gepaard gaan ook bijzondere omstandigheden kunnen zijn, waarmee meer rekening moet worden gehouden bij de vraag of een termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Dit brengt met zich dat van naasten die eiseres tijdens haar ziekte ondersteunden ook niet zonder meer kon worden verwacht dat zij de administratie voor eiseres deden, nu hun zorgtaken primair gericht zullen zijn geweest op (herstel van) haar ziekte.
8.5.4.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het Uwv aan eiseres alsnog toeslag dient toe te kennen vanaf 12 januari 2022.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 11, zevende lid, en 11a, eerste lid, aanhef en onder b, van de TW en de artikelen 3:4 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat het Uwv nog moet berekenen hoe hoog de toeslag is die vanaf
12 januari 2022 aan eiseres moet worden toegekend.
9.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor vier weken, nu het Uwv slechts een eenvoudige berekening hoeft te maken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
9.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 november 2023;
- draagt het Uwv op binnen vier weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie onder meer Centrale Raad van Beroep (CRvB) 15 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1958 en CRvB
2.zie bijvoorbeeld CRvB 4 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2011 en CRvB 18 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1144
4.ECLI:NL:CBB:2024:31, r.o. 2.3.