ECLI:NL:RBOVE:2024:1936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
08.963578.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en drugshandel

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 47-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 maanden en een geldboete van € 36.000,-. De man was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met Opiumwetmisdrijven, waaronder de handel in ketamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk deelnemen aan deze organisatie en het aanwezig hebben en verkopen van meerdere hoeveelheden ketamine. Het onderzoek vond plaats na informatie van de FBI over een internationaal crimineel samenwerkingsverband, waarbij de verdachte betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn verdediging gevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963578.21 (P)
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 januari 2024, 25 januari 2024, 31 januari 2024 en 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door [verdachte] en zijn raadsvrouw mr. H.E Berman, advocaat te Purmerend, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 16 mei 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:deelname aan een criminele organisatie gericht op het voorbereiden en bevorderen van Opiumwetmisdrijven;
feit 2:voorbereidingshandelingen gericht op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en invoeren van cocaïne;
feit 3: voorbereidingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van amfetamine, metamfetamine, MDMA en LSD;
feit 4: het aanwezig hebben en verkopen van meerdere hoeveelheden ketamine.
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte] , dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2019 tot en met 29 april 2021 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hilversum en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hem, [verdachte] , en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2019 tot en met 29 april 2021 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hilversum en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)

- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de invoer van cocaïne en/of het (verdere) vervoer en/of het uithalen en/of het terugwinnen en/of het (af)leveren van die cocaïne en/of de (verdere) handel in die cocaïne en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) (een) ontvanger(s)/uithaler(s) en/of (een) kok(s)/laborant(en) en/of (een) container(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of ingezet en/of in laten zetten en/of
- (hiertoe) een of meer (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/uitwas)locaties geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/uitwas)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een) berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een) (aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s) en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of (een) (winst-/prijs-/ betalings)afspra(a)k(en) gemaakt;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 februari 2020 tot en met 29 april 2021 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hilversum en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) LSD, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of LSD (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) - niet zijnde cocaïne - als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)

- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de in- en/of uitvoer van (een of meer van) bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I - waaronder de uitvoer van amfetamine naar Zweden en/of Denemarken en/of de uitvoer van MDMA middels DHL pallet(s) naar Australië
- en/of (de uitvoering van) het productieproces en/of het (verdere) vervoer van (een of meer van) genoemde middelen en/of de (verdere) handel in (een of meer van) die middelen en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of - (hiertoe) (een) hoeveelhe(i)d(en) hardware en/of (pre-)precursoren en/of chemicaliën/grondstoffen - waaronder benzylmethylketon (BMK) -, geschikt/benodigd voor de productie van (een of meer van) voormeld(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld en/of laten bestellen en/of geregeld en/of laten regelen en/of in voorraad en/of voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of ondergebracht en/of laten onderbrengen en/of
- (hiertoe) een of meer (lab-/productie-/opslag)locaties - waaronder een loods op/aan de [adres 2] , gemeente Geertruidenberg - geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (lab-/productie-/opslag)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (hiertoe) (een) container(s) en/of (een) draaier(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een)
berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of
contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een)
ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een)
(aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s)
en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of
(een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2021 tot en met 28 april 2021 te Rotterdam en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zonder registratie (een) hoeveelhe(i)d(en) ketamine, in elk geval een werkzame stof, als bedoeld in artikel 1, onder x.1. van de Geneesmiddelenwet, (telkens) opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, omvattende (in elk geval)
- op of omstreeks 26 maart 2021 (te Rotterdam) een totale hoeveelheid van (ongeveer) 5 kilogram, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 30 maart 2021 (te Rotterdam) een totale hoeveelheid van 9 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 13 april 2021 (te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg) een totale hoeveelheid van 52 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 19 april 2021 (te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg) een totale hoeveelheid van 48 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Opbouw vonnis
De rechtbank zal het vonnis ten behoeve van de leesbaarheid als volgt indelen. Allereerst zal de rechtbank de aanleiding en het verloop van het onderzoek 26Does uiteenzetten. Daarna zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de formele verweren worden weergegeven en zal de rechtbank ingaan op de verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de ANØM-data. Vervolgens zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten worden weergegeven, waarna de rechtbank de identificatie van de in dit onderzoek gedagvaarde verdachten zal bespreken en per feit een oordeel zal geven over de vraag of al dan niet voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om voor [verdachte] tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal bij de bespreking van de feiten steeds ingaan op de gevoerde verweren.
4.2
Aanleiding en verloop onderzoek 26Does
Op 4 september 2020 heeft de Nederlandse Politie van de Amerikaanse Liaison Officer van het Federal Bureau of Investigation (FBI), informatie ontvangen over een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat van de FBI de naam SOMNUS kreeg en betrokken zou zijn bij grootschalige internationale drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, de Verenigde Staten en Australië. Deze informatie luidde als volgt:
"
Ter ondersteuning van onderzoek Trojan Shield heeft de FBI in San Diego een bestrijdingsstrategie ontwikkeld om internationaal opererende criminele samenwerkingsverbanden (CSV's) te verstoren en te ontmantelen over de hele wereld. Een van deze CSV's welke bij de FBI in beeld is gekomen wordt geleid door [medeverdachte 1] , geboren d.d. [geboortedatum 2] 1970. Dit CSV is betrokken bij grootschalige drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, De Verenigde Staten en Australië.
Onderzoek Trojan Shield heeft een enorme hoeveelheid bewijs verzameld met betrekking tot de drugshandelactiviteiten van [medeverdachte 1] . De FBI San Diego heeft ook informatie verzameld ten aanzien van de relatie tussen [medeverdachte 1] , en een hoog geplaatst publiek corrupt contact. Deze informatie impliceert dat [medeverdachte 1] in een langdurige actuele relatie staat tot een individu dat [medeverdachte 1] voorziet van informatie met betrekking tot lopende opsporingsonderzoeken. Dit individu heeft bovendien informatie verstrekt hoe buiten schot te blijven van opsporingsstrategieën van de overheid.
FBI San Diego verwacht aanvullende informatie te verzamelen met betrekking tot de voornoemde onderwerpen die gedeeld kan worden met de Nationale Politie in Nederland om te helpen bij een parallel of lopend onderzoek."
Op 8 september 2020 werd onderzoek 26Does ingesteld tegen een groep van personen, waaronder [medeverdachte 1] , die vermoedelijk onderdeel uitmaakten van dit CSV.
Uit de informatie ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] via crypto-telefoons, die gebruik maakten van het ANØM platform, met een beperkt aantal personen communiceerde over zijn criminele activiteiten. Het vermoeden bestond dat [medeverdachte 1] uitsluitend samenwerkte en beslissingen nam met personen waar hij al jaren mee samenwerkte en die hij volledig vertrouwde, een zogenoemde “inner circle”.
Op 7 juni 2021zijn meerdere verdachten aangehouden, is een aantal panden (woningen en loodsen) doorzocht en is een hoeveelheid goederen in beslag genomen, waaronder contante geldbedragen en wapens.
Het onderzoek heeft geleid tot de verdenking dat [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten, waaronder [verdachte] , zich al dan niet in georganiseerd verband hebben bezig gehouden met (de voorbereiding van) internationale drugshandel. Men zou zich met name bezig hebben gehouden met cocaïne, MDMA, (met)amfetamine en ketamine.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsmateriaal afkomstig uit de ANØM-cryptotelefoons rechtmatig is verkregen en verwerkt en dat geen sprake is
van schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM).
4.4
Het standpunt van de verdediging
De door de raadslieden gevoerde verweren vertonen op diverse punten overlap en gelijkenis. Verschillende raadslieden hebben zich daarnaast uitdrukkelijk bij verweren en verzoeken van onder andere mr. Poppelaars en mr. Berman aangesloten. De rechtbank zal deze verweren daarom gezamenlijk bespreken.
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van de operatie in het geheel, de interceptie en de verwerking van de ANØM-data. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdediging vooralsnog geen eerlijk proces heeft gehad in de zin van artikel 6 EVRM, vanwege het gebrek aan een reasoned decision en het gebrek aan een effective remedy.
4.5
De beoordeling van de rechtmatigheidsverweren
-
Feitelijke gang van zaken
Op 8 september 2020 is de officier van justitie van het Landelijk Parket (LP) een onderzoek gestart naar het beramen en/of plegen van (ernstige) (drugs)misdrijven in georganiseerd verband overeenkomstig het bepaalde in Titel V Sv, onder de naam 26DOES. Dit onderzoek werd op 2 juni 2021 een titel IV-onderzoek. Op 26 maart 2021 is het opsporingsonderzoek 26Eagles gestart, naar aanleiding van een proces-verbaal van 23 maart 2021 van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie. De Amerikaanse opsporingsdiensten zouden beschikken over en toegang hebben tot telecommunicatiedata uit een netwerk van crypto-telefoons. Deze crypto-telefoons maakten gebruik van het ANØM-platform. Vanuit de Amerikaanse opsporingsdiensten werd driemaal per week een dataset met volledig ontsleutelde data verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten.
Op 3 juni 2021 is een algemeen rechtshulpverzoek gestuurd naar de Amerikaanse autoriteiten ter formalisering van de (kennelijk) reeds verkregen ANØM-berichten en meta-data. Het rechtshulpverzoek hield tevens in het verzoek om toestemming om deze data te gebruiken als bewijs in Nederlandse opsporingsonderzoeken en daaruit voortvloeiende strafrechtelijke procedures.
In het document “Operation Trojan Shield Technical Details” wordt onder 1.2 gesproken over “het derde land”. Naar aanleiding van de op 9 juni 2022 verstrekte opdracht van de rechtbank aan het Openbaar Ministerie heeft het Openbaar Ministerie bij brief van 20 juni 2022 laten weten dat Nederland niet het genoemde derde land is.
-
Rechtmatigheid van de interceptie/verkrijging van de ANØM-data
Bij de beantwoording van de vraag naar de rechtmatigheid van de interceptie/verkrijging en de verwerking van de ANØM-data is van belang onder wiens verantwoordelijkheid de ANØM-data is verkregen. Dit is immers van belang voor de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de ANØM-operatie heeft plaatsgevonden op initiatief en onder verantwoordelijkheid van de FBI, zijnde een federale instelling voor wetshandhaving in de Verenigde Staten, en daarmee dus onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten is verkregen. Het feit dat een onbekend gebleven derde land kennelijk ook betrokken is geweest bij de ANØM-operatie maakt dit niet anders, te meer niet nu het Openbaar Ministerie heeft toegelicht dat Nederland niet het derde land is. De aanname die de verdediging doet dat het logisch zou zijn dat Nederland een rol heeft gespeeld bij de verkrijging van de data en de verwijzing hierbij naar de berichtgeving van de Europese Commissie waarin wordt gesproken over een “Operational Task Force” waar “law enforcement representatives of the Netherlands” deel van uitmaken, maakt nog steeds niet dat daarmee sprake is van verkrijging van data onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Na de verkrijging van de data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten is de data spontaan, zonder inmenging van de Nederlandse autoriteiten, verstrekt door de Amerikaanse autoriteiten. Het gegeven dat door de Nederlandse autoriteiten zekerheidshalve achteraf, op 3 juni 2021, een algemeen rechtshulpverzoek naar de Amerikaanse autoriteiten is verstuurd, maakt dit niet anders.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 13 juni 2023 [1] een toetsingskader uiteengezet in het geval dat het Openbaar Ministerie in een strafzaak de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek bij de stukken voegt, in het bijzonder met het oog op het gebruik voor het bewijs van die resultaten. Daarnaast is de Hoge Raad, eveneens in relatie tot de resultaten van in buitenland verricht onderzoek, in dat arrest ingegaan op de toepassing van artikel 359a Sv. Deze overwegingen heeft de Hoge Raad herhaald in het arrest van 13 februari 2024 [2] . Beide arresten zijn naar het oordeel van de rechtbank onverkort van toepassing wanneer sprake is van onderzoekshandelingen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel de Verenigde Staten niet zijn toegetreden tot het EVRM ziet de rechtbank redenen het door de Hoge Raad aangereikte toetsingskader toe te passen, immers zijn de Verenigde Staten wel verdragspartij bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR). Dat verdrag garandeert op eenzelfde wijze de mensenrechten die hier relevant zijn, in het bijzonder ook het recht op privacy en de toegang tot een onafhankelijke rechter.
Daarnaast zijn er tussen de Verenigde Staten en Nederland diverse verdragen van kracht, waaronder een rechtshulpverdrag. De Verenigde Staten behoren zodoende tot staten in wier rechtssysteem Nederland in algemene zin vertrouwen heeft. De rechtbank hecht eraan meer specifiek te wijzen op het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika. Het sluiten van een uitleveringsverdrag met een bepaalde staat betekent dat Nederland in beginsel bereid is op een opgeëiste persoon ter fine van vervolging of executie uit te leveren. Een dergelijke beginselbereidheid impliceert dat Nederland in beginsel ook voldoende vertrouwen heeft in het rechtsstelsel van die andere staat, in elk geval waar het de berechting in strafzaken betreft.
De verdediging heeft tegen deze algemene uitganspunten ingebracht dat het IVBPR als basis voor vertrouwen een bijzonder zwak fundament vormt. Het IVBPR kent immers misschien wel dezelfde relevante rechten als het EVRM, maar anders dan het EVRM, kent het IVBPR geen controlemechanisme zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). Daarnaast heeft de verdediging op dit punt een proces-verbaal ingebracht waaruit zou blijken dat de Verenigde Staten het recht op privacy anders zou toepassen op Amerikaanse staatsburgers dan op niet-staatsburgers.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende is om vast te stellen dat een betrokken persoon onvoldoende toegang heeft tot de rechter in de Verenigde Staten om te laten toetsen of sprake is geweest van onrechtmatige inperking van zijn recht op privacy. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitgangspunten van de Hoge Raad, zoals verwoord in de hiervoor genoemde arresten, van toepassing zijn.
Ook de omstandigheid dat gegevens van ANØM-toestellen werden verzameld die zich op dat moment buiten het Amerikaanse grondgebied bevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Die omstandigheid doet er immers niet aan af dat de verkrijging van de ANØM-data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten heeft plaatsgevonden. Die omstandigheid brengt ook niet met zich dat de verantwoordelijkheid over gaat, of komt te liggen bij de autoriteiten van het land waar de gebruiker van het toestel zich op dat moment bevond [3] .
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de interceptie van de ANØM-data sprake is van een vorm van klassieke rechtshulp: spontane overdracht van resultaten van een strafvorderlijk onderzoek, in dit geval van de Verenigde Staten.
In het kader van de klassieke rechtshulp mag door Nederland alleen een verzoek worden gedaan aan buitenlandse autoriteiten als is voldaan aan de vereisten die op grond van het Wetboek van Strafvordering gelden voor toepassing van de in het verzoek om rechtshulp gevraagde bevoegdheden in een nationaal onderzoek naar deze strafbare feiten. Het staat ter beoordeling aan de rechter in de Nederlandse strafzaak, waarin de resultaten van het in het land verrichte onderzoek voor het bewijs worden gebruikt, of aan die voorwaarden is voldaan. Die toets blijft achterwege als sprake is van spontane overdracht van de resultaten van strafvorderlijk onderzoek dat in het andere land is verricht.
Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in het betreffende land voor het uitvoeren van dat onderzoek. De beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en er wordt van uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. In het bijzonder is het niet aan de Nederlandse strafrechter om te toetsen aan artikel 8 EVRM en het daarmee in dit kader gelijk te stellen artikel 17 IVBPR, dat het recht op privacy garandeert. Het uitgangspunt van rechtmatigheid van de verkrijging is uitsluitend anders als in het betreffende land, in dit geval in de Verenigde Staten, onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht.
De verdediging heeft verschillende stukken ingebracht, onder andere stukken uit procedures in Duitsland, Finland, Italië en de Verenigde Staten waaruit blijkt dat er verschillende vragen leven over de wijze van verkrijging van de ANØM-data. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment (nog) niet onherroepelijk vast is komen te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht. Het enkele feit dat er (in andere landen) vragen worden gesteld over de verkrijging van de data is onvoldoende om de uitgangspunten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omver te werpen.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel een internationaal beginsel is dat in verschillende landen op dezelfde wijze behoort te worden toegepast. In andere landen wordt, aldus de verdediging blijkens door haar aangehaalde beslissingen van rechters uit die landen, een stringentere toets aangelegd bij bewijsmateriaal afkomstig uit het buitenland. Om die reden zou ook in Nederland bewijsmateriaal afkomstig uit het buitenland stringenter moeten worden getoetst. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel een internationaal beginsel is dat in verschillende landen op dezelfde wijze behoort te worden toegepast, geen grondslag vindt in het geldend recht. Er is daarom geen reden om een beweerdelijk stringentere toets door rechters in het buitenland over te nemen, zoals bepleit. De waarborgen die het EVRM en de rechtspraak van het EHRM en andere internationale mensenrechtenverdragen en instrumenten in dit opzicht bieden, vormen hierbij een ondergrens. Het staat verdragspartijen bij deze verdragen en instrumenten vrij een hoger beschermingsniveau te bieden, maar dat brengt niet met zich dat een dergelijk hoger beschermingsniveau internationaal tot norm wordt verheven.
De rechtbank verwerpt de verweren voor zover zij zien op de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van het bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen. Nu de rechtbank van oordeel is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, behoeven de verweren die zien op een volle toets door de Nederlandse rechter geen bespreking.
-
Rechtmatigheid van de verwerking van de ANØM-data
Voor de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen is geen machtiging van de rechter-commissaris gevorderd. De rechtbank is in het licht van de arresten van de Hoge Raad van oordeel dat daartoe ook in het geval van ANØM-gegevens geen noodzaak bestond. Het Openbaar Ministerie heeft zelf wel kaders gesteld voor en voorwaarden verbonden aan de (verdere) verwerking van dit bewijsmateriaal. De rechtbank is niet gebleken dat in strijd met de door het Openbaar Ministerie gestelde voorwaarden is gehandeld.
De Hoge Raad heeft in voornoemde arresten geoordeeld dat de Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680 noch de rechtspraak van het EHRM die ziet op bulkinterceptie van data en mogelijke strijd daarvan met artikel 8 EVRM op de verwerking van het onderhavige bewijsmateriaal van toepassing zijn. Evenmin is het kader dat voortvloeit uit het Prokuratuur-arrest van toepassing, nu ook dat arrest immers niet ziet op de interceptie van gegevens in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de aanbieders van diensten waarmee berichten versleuteld kunnen worden verzonden, en naar de gebruikers van die diensten, in verband met de in relatie tot het aanbieden en het gebruik gerezen verdenkingen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen rechtmatig is verwerkt. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer voor zover dat ziet op de (on)rechtmatigheid van de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen.
-
De betrouwbaarheid van de ANØM-data
Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat het EVRM op zichzelf er niet aan in de weg staat dat in een strafzaak gebruik wordt gemaakt van de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek, maar dat het gebruik van dergelijke resultaten voor het bewijs niet in strijd mag komen met het recht op een eerlijk proces dat door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd. Ook als van de resultaten van het onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoek in de strafzaak tegen [verdachte] gebruik wordt gemaakt voor het bewijs, moet de rechter de ‘overall fairness’ van die strafzaak waarborgen. Dat betekent dat de rechter alleen aandacht besteedt aan de wijze waarop die resultaten zijn verkregen, als die wijze van verkrijging van belang is voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces.
Waar het gaat om de betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten die voor het bewijs worden gebruikt, geldt dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar acht. Er kan een grond voor bewijsuitsluiting bestaan als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van de onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Hierbij maakt het in beginsel geen verschil of die onderzoeksresultaten zijn verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten dan wel in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Dat doet er echter niet aan af dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekken verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken. Daartoe kan hij bijvoorbeeld – met tussenkomst van het Openbaar Ministerie – nadere informatie inwinnen over de wijze waarop het onderzoek onder de verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is verlopen en de (procedurele) waarborgen die daarbij in acht zijn genomen; één en ander voor zover dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door die autoriteiten verkregen resultaten van belang is. Deze nadere informatie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de waarborgen die bij de verkrijging van gegevens in acht zijn genomen in relatie tot de betrouwbaarheid, integriteit en/of herleidbaarheid van die gegevens. Deze plicht tot onderzoek van de betrouwbaarheid van de resultaten hangt samen met het op grond van artikel 6 EVRM aan [verdachte] toekomende recht om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van het bewijs te betwisten en zich tegen het gebruik ervan te verzetten.
In de onderhavige zaak heeft de verdediging in november 2022 toegang gekregen tot de dataset die door de politie werd gebruikt. Deze dataset is op een USB-stick aan de verdediging verstrekt. De verdediging is vervolgens ook in staat gesteld om via Hansken de dataset te doorzoeken. Naar aanleiding daarvan heeft een enkeling verzocht stukken te voegen en is er op verzoek van de verdediging een herstel proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de behandeling ter zitting is er door de verdediging op gewezen dat er een bericht met een “smiley” ontbrak. Ook dit bericht is door het Openbaar Ministerie toegevoegd aan het dossier. Voor het overige is niet gebleken waarom de wijze van verkrijging van het materiaal van belang zou zijn voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces, en het dus (toch) noodzakelijk is om daar nader onderzoek naar te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden. De enkele omstandigheid, zoals door enkele verdachten is aangevoerd, dat van sommige gesprekken enkel de berichten van één van beide gesprekspartners zich in het dossier bevindt maakt niet dat aan de weergave getwijfeld moet worden. De verdediging is ruimschoots in de gelegenheid gesteld de gehele dataset te bekijken en daaruit berichten aan het dossier toe te voegen.
-
Het gebruik van de ANØM-data in overeenstemming met het recht op een eerlijk proces
Daar waar het niet de taak is van de Nederlandse strafrechter om gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel de rechtmatigheid van de verkrijging van de data te toetsen, heeft zij wel de taak om te waarborgen dat het gebruik van uit het buitenland afkomstig bewijsmateriaal in een Nederlandse strafzaak niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd in artikel 6 EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM nu zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld de opsporing in het buitenland te controleren. Zij stelt zich op het standpunt dat waar het de ‘fairness of the proceedings as a whole’ betreft geldt dat het EHRM geen kaders schetst voor de vraag of het bewijs in strijd met nationaal recht vergaard toelaatbaar is. In de visie van de verdediging dient te worden onderzocht wat de aard van de gestelde onrechtmatigheid is en dient de verdediging een mogelijkheid te worden geboden de authenticiteit van het bewijs te betwisten en zich te verweren tegen het gebruik van het bewijs, de kwaliteit van het bewijs, de omstandigheden waaronder het is vergaard en of die omstandigheden twijfel veroorzaken over de betrouwbaarheid of nauwkeurigheid en of het bewijs al dan niet beslissend is voor de uitkomst van de strafzaak. Uit de verschillende uitspraken van het EHRM vloeit voort, aldus de verdediging, dat van rechters onderbouwde beslissingen mogen worden verwacht.
De rechtbank verwijst ook op dit punt naar het door de Hoge Raad geboden kader bij het beoordelen van verzoeken tot het voegen van stukken en het verkrijgen van inzage in stukken. De rechter kan acht slaan op de beoordelingsruimte die de Nederlandse strafrechter heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de opsporing in het buitenland. Nu het niet de taak is van de Nederlandse strafrechter om die rechtmatigheid te toetsen, is de verdediging ook niet in haar belang geschaad wanneer zij minder inzicht heeft gekregen in het verloop van het opsporingstraject in het buitenland dan zij wenste.
De rechtbank verwerpt de verweren voor zover daarmee is aangevoerd dat het gebruik van het ANØM-bewijsmateriaal in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
De rechtbank is van oordeel dat het beginsel van ‘equality of arms’ en de daaruit voortvloeiende aanspraak van de verdediging op ‘acces of evidence en disclosure of evidence’ niet absoluut zijn. De aanspraak op ‘disclosure of evidence’ dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Op het Openbaar Ministerie rust de plicht om al het bewijsmateriaal – zowel belastend als ontlastend van aard – aan het dossier toe te voegen, voor zover dat materiaal mogelijkerwijs relevant is in het licht van de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv. Mede gelet op die plicht mag van de verdediging worden verlangd dat verzoeken tot inzage in, of voeging van nadere stukken met redenen zijn omkleed. De onderbouwing van dergelijke verzoeken moet voorts zien op het belang van inzage of voeging in het licht van de beslissingen die in de strafzaak voorliggen.
Wanneer een verzoek wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van een verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van artikel 359a Sv, mag tevens van de verdediging worden verlangd dat zij gemotiveerd uiteenzet op welk vormverzuim zij het oog heeft en tot welk rechtsgevolg dit moet leiden, en waarom de verzochte onderzoekshandeling in dat kader van belang is. Aan een dergelijk verzoek moeten aldus feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd waaruit een ‘begin van aannemelijkheid’ naar voren komt dat zich in het opsporingsonderzoek een onregelmatigheid heeft voorgedaan die de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek raakt. Een verzoek kan worden afgewezen in het geval de door de verdediging gestelde onrechtmatigheden op geen enkele wijze blijken uit het dossier en er slechts sprake lijkt te zijn van een ‘fishing expedition’.
Als een verzoek verband houdt met (de onderbouwing van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter – gelet op het interstatelijke vertrouwensbeginsel – geen oordeel toekomt, is er geen grond tot toewijzing. Het is immers niet de taak van de Nederlandse strafrechter om die rechtmatigheid te toetsen.
Als er al sprake zou zijn van de door de verdediging gestelde vormverzuimen, kan dit hooguit tot de enkele constatering ervan leiden omdat uit het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat [verdachte] even door die verzuimen in enig rechtens te beschermen (legaal) belang is geschaad. Immers, wat door de verdediging over de aard en gevolgen van de verzuimen is aangevoerd, is in de kern niet meer dan de enkele stelling dat [verdachte] in zijn recht op privacy en gegevensbescherming is geschaad. Die stelling kan echter door het ontbreken van enige concretisering van het door [verdachte] als gevolg van die schendingen daadwerkelijk geleden nadeel, niet leiden tot de gevolgtrekking dat sprake is van zodanig ernstige verzuimen dat concrete belangen van [verdachte] in deze strafzaak zijn aangetast of dat anderszins sprake is van vormverzuimen die hebben geleid tot een zodanige ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, dat die verzuimen kunnen leiden tot een van de door de verdediging bepleite gevolgen (bewijsuitsluiting of strafvermindering). De arresten van de Hoge Raad nopen de rechtbank niet tot een ander oordeel.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de ANØM data rechtmatig is verkregen en verwerkt en bruikbaar is voor het bewijs. Daarnaast is geen sprake van schending van het recht op een eerlijk proces.
-
De door de verdediging gedane verzoeken.
Voorafgaand en tijdens de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft de verdediging de rechtbank verzocht diverse onderzoekswensen uit te voeren. De rechtbank heeft de beslissing op die verzoeken aangehouden tot bij (tussen)vonnis.
De verdediging heeft verzocht om volledig te worden geïnformeerd over de wijze waarop ANØM is ontwikkeld, hoe de toestellen zijn verspreid, hoe werd gecontroleerd aan wie een toestel werd verstrekt, welke data vervolgens is onderschept, op welke wijze die data bewaard is gebleven en is onderzocht, welke waarborgen daarvoor op welk moment in acht zijn genomen en op welke wijze er tussen verschillende landen is samengewerkt, waarbij ook de stukken die daaraan ten grondslag liggen worden gevoegd aan het dossier. De verdediging wenst:
- onderzoek te doen naar de vraag of interceptie van ANØM-data van gebruikers in de Verenigde Staten niet is gebeurd, omdat dit in strijd is met het vierde amendement van de Amerikaanse constitutie;
- onderzoek te doen naar de vraag welk land het onbekende derde EU-land betreft dat de interceptie van de ANØM-data van gebruikers in Nederland heeft verricht;
- verstrekking van rechterlijke machtigingen, alsmede de vorderingen en stukken ter onderbouwing daarvan, hetgeen ten grondslag ligt aan de interceptie van de ANØM-data van gebruikers in Nederland;
- informatie over deelname OTF in verband met operation Greenlight dan wel Trojan Shield.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging geen gemotiveerde, geconcretiseerde feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit een ‘begin van aannemelijkheid’ kan worden afgeleid dat zich in het opsporingsonderzoek een onregelmatigheid heeft voorgedaan die de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek raakt. De verdediging heeft op geen enkele wijze onrechtmatigheden in het onderhavige onderzoek dan wel in de brononderzoeken aannemelijk gemaakt, zodat haar onderzoekswensen feitelijk een ‘fishing expedition’ behelzen. Ook heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom de door haar gevraagde onderzoekswensen relevant zijn voor de beoordeling van de vragen van artikel 348 en 350 Sv in onderhavige strafzaak. De verdediging heeft slechts in algemene zin haar onderzoekswensen geformuleerd en de relevantie van de verzoeken is onvoldoende gebleken.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht en in staat acht om een oordeel te vormen over de gevoerde verweren in dit verband. Zij acht hetgeen is verzocht daarom niet noodzakelijk voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv en wijst deze verzoeken van de verdediging af.
4.6
Het bewijs
4.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen met uitzondering van het vierde gedachtestreepje van het onder 2 ten last gelegde.
4.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde dan wel dat de ten laste gelegde pleegperiode moet worden ingekort tot de periode van februari 2020 tot eind 2020. De verdediging heeft daarnaast vrijspraak bepleit van de gedachtestreepjes 2, 3, 4 en 5 van het onder 2 ten laste gelegde en refereert zich wat betreft het gedachtestreepje 1 aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de pleegperiode loopt van 2 februari 2020 tot en met 24 augustus 2020. De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit van de gedachtestreepjes 2, 4 en 6 van het onder 3 ten laste gelegde en refereert zich wat betreft het gedachtestreepje 1, 3 en 5 aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde dan wel dat voor wat betreft de pleegperiode moet worden aangesloten bij de data, zoals vermeld onder de gedachtestreepjes.
4.6.3
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast, waarbij in de voetnoten zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [4]
4.6.4
Identificatie van de ANØM-accounts en bijnamen
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen berichten.
De vraag die, al dan niet in reactie op een verweer, allereest moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. Voor de beoordeling van de aan de verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang. Daarnaast zal worden stilgestaan bij de identificatie van de in het dossier gebruikte bijnamen.
-
[medeverdachte 1]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [5] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen stemherkenning [medeverdachte 1] [6] , de ciot-bevraging [7] , het proces-verbaal van observeren 11 januari 2021 [8] en het proces-verbaal van observeren 15 januari 2021 [9] , vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 1] ’, ‘ [gebruikersnaam 2] , ‘ [gebruikersnaam 3] ’ en ‘ [gebruikersnaam 4] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Voor het account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ geldt dat tot 3 februari 2020.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 1] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 1] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnamen ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 3] ’.
-
[medeverdachte 3]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie account [10] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren 29 september 2020 [11] , het proces-verbaal van observeren 8 oktober 2020 [12] , het proces-verbaal van observeren 6 november 2020 [13] , het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren [14] vast dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 5] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het aanvullend proces-verbaal identificatie bijnaam [alias 4] [15] daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 3] onder andere gebruik gemaakt werd van de bijnaam ‘ [alias 4] ’.
-
[medeverdachte 2]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [16] , in onderling verband en samenhang bezien met het uittreksel KVK [bedrijf 1] [17] , het uittreksel KVK [bedrijf 2] [18] , het proces-verbaal van observeren 29 oktober 2020 [19] en het proces-verbaal van observeren 4 november 2020 [20] , in combinatie met de bekennende verklaring van [medeverdachte 2] ter zitting, vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 2] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen, anders dan door de verdediging is bepleit, ook bewezen dat [medeverdachte 2] kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. De rechtbank acht in dit verband met name van belang dat op 9 januari 2020 een gesprek plaatsvindt tussen een ANØM-account van [medeverdachte 1] en het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ schrijft “
Jongen van me” en deelt vervolgens een factuur van [bedrijf 1] . Uit onderzoek van de politie blijkt dat [medeverdachte 2] een zoon heeft, genaamd [naam 1] , die eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijf 1] . Deze eenmanszaak staat net als [medeverdachte 2] ingeschreven op het adres [adres 3] . [21] Op 26 januari 2020 vindt opnieuw een gesprek plaats tussen een account van [medeverdachte 1] en account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ schrijft “
Moest zoon vroeg helpen” en stuurt vervolgens foto’s van de reparatie van een dak door. Daarna schrijft ‘ [gebruikersnaam 7] ’ “
ben die airco bij aan op zetten” en “
heb heel groot netwerk met verkopen van airco”, waarna ‘ [gebruikersnaam 7] ’ een link deelt van de website “
[internetsite]”. Uit onderzoek van de politie komt naar voren dat het internetadres [internetsite] is gekoppeld aan een eenmanszaak met handelsnaam [bedrijf 2] , waarvan [medeverdachte 2] eigenaar is. Ook deze eenmanszaak staat ingeschreven op het adres [adres 3] . [22] Verder blijkt uit onderzoek van de politie naar de spraakberichten die op het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ zijn verstuurd dat de gebruiker steeds dezelfde persoon is.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt stelt dat “ [alias 5] ” de gebruiker is geweest van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ en sommige berichten heeft geschreven, volgt de rechtbank de verdediging daarin niet. Hiervoor is geen aanwijzing te vinden in het door de verdediging aangehaalde gesprek van 5 februari 2020 en 7 februari 2020 tussen de accounts ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Immers, in de berichten wordt enkel over “ [alias 5] ” gesproken. Daarnaast sluit het feit dat het gesprek wordt gevoerd tussen twee ANØM-accounts die aan [medeverdachte 2] worden toegeschreven, anders dan de verdediging bepleit, niet uit dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. De rechtbank stelt vast dat het account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ eerst op 5 februari 2020 door [medeverdachte 2] in gebruik is genomen. Het is daarom goed denkbaar dat een andere persoon dan [medeverdachte 2] diezelfde dag nog gebruik heeft gemaakt van het account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en een gesprek is aangegaan met [medeverdachte 2] op het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. In het dossier zijn naar het oordeel van de rechtbank ook verder geen aanknopingspunten te vinden voor een mogelijke andere gebruiker dan [medeverdachte 2] van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 2] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen tot slot vast dat ten aanzien van [medeverdachte 2] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnaam ‘ [alias 6] ’.
-
[medeverdachte 4]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [23] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren van 29 september 2020 [24] , het proces-verbaal van observeren van 26 oktober 2020 [25] , het proces-verbaal observeren van 25 november 2020 [26] en het aanvullend proces-verbaal identificatie [27] vast dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 8] ’ en ‘ [gebruikersnaam 9] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 4] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 4] onder andere gebruik gemaakt werd van de bijnamen ‘ [alias 7] ’ en ‘ [alias 8] ’.
-
[verdachte]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie [28] vast dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 10] ’, ‘ [gebruikersnaam 11] ’ en ‘ [gebruikersnaam 12] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [verdachte] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [verdachte] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnaam ‘ [alias 9] ’.
-
[medeverdachte 5]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal identificatie account [gebruikersnaam 1] [29] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren van 8 oktober 2020 [30] , het proces-verbaal van observeren van 26 oktober 2020 [31] en het proces-verbaal IMSl-nummer vergaren [32] vast dat [medeverdachte 5] de gebruiker is geweest van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 1] ’.
-
[medeverdachte 6]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal identificatie [33] vast dat ten aanzien van [medeverdachte 6] gebruik gemaakt werd van de bijnaam ‘ [alias 10] ’.
Bij de bespreking van het verdere bewijs gaat de rechtbank steeds uit van voornoemde identificaties en bijnamen. Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt hierna als het over berichten gaat die zijn gestuurd door of aan de hierboven genoemde gebruikers van de verschillende ANØM-accounts en bijnamen, gesproken over berichten van of aan respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
4.6.5
Ten aanzien van feit 2 - Voorbereidingshandelingen betreffende de handel in cocaïne
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit het ANØM berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en andere ANØM-gebruikers komt het volgende naar voren.
1.
Cocaïnehandel via [verdachte]
Op 2 en 3 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] contact met elkaar. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] een ontvanger heeft voor carbon. [medeverdachte 1] denkt van wel. [verdachte] kan direct een test via de lucht sturen. [verdachte] zegt dat het een “
base” is, die alle controles passeert. [verdachte] heeft alleen gegevens van een bedrijf nodig. Als [medeverdachte 1] vraagt om welke carbon soort het gaat, blijkt het om petcoke te gaan. [medeverdachte 1] geeft aan dat hem dit ook is aangeboden en dat hij wil kijken of het dezelfde “
brokers” zijn. [medeverdachte 1] spreekt vervolgens over een “
klein testje” en zegt verder dat ze alleen de “
base” eruit hoeven te halen. [medeverdachte 1] zegt dat het niet interessant is om hun ook de blokken te laten maken. Op 4 februari 2020 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] of ze er iets mee kunnen en hij vraagt wat [medeverdachte 1] voorstelt. [medeverdachte 1] schrijft dat hij even moet overleggen hoe ze het exact kunnen doen. [34]
Op 9 maart 2020 stuurt [verdachte] afbeeldingen van containers door aan [medeverdachte 1] en schrijft hij dat “
hij dit kan vanaf Peru” en verder “
Hij kan ook product leveren op andere plekken, buurlanden en ook base”. [35] Op 27 juni 2020 stuurt [verdachte] een lijst van producten aan [medeverdachte 1] en schrijft dat dit de producten zijn uit Peru waarmee “
base” gemengd kan worden. [medeverdachte 1] zegt dat die producten wel kunnen maar ze zouden ook gewoon “
de container” kunnen pakken. [medeverdachte 1] zegt dat de lijst ideaal is voor een gemengde container.” [36]
Op 24 juli 2020 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] weer contact met elkaar. [verdachte] schrijft “
Ik had een neef gesproken in pakistan, vroeger 1 van de grotere spelers. Nu niet meer. Maar zijn mensen willen 500 stuks sturen, vloer of wanden systeem”. [medeverdachte 1] zegt dat je eigenlijk eerst een testje moet doen met 50 of 100. [37] Op 14 augustus 2020 bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] “
Heb er met neef over gehad, die zegt als het echt goed is en veilige manier kunnen we een test sturen om het eerst aan te zien, en daarna moet er overeen gekomen worden over de verdelingen”. [38]
Op 22 augustus 2020 bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] “
En Negro die heeft ook heel vaak in het verleden naar Hong Kong gestuurd en die kreeg ik net aangeboden....ik zeg maak even een lijstje van en een schema ...wat we allemaal weer in onze handen krijgen en kunnen doen...want ik kijk even naar de prijzen van Hong Kong die ik net door kreeg…een moment…”. [verdachte] stuurt vervolgens het volgende bericht aan [medeverdachte 1] door: “
And if you have coca, in HK we can get around 120k to 140k US dollar”. [39]
Op 24 augustus 2020 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] weer contact met elkaar. [verdachte] schrijft “
Hoi vriend, hoe gaat her ermee. Vraagke. Ik heb een partij die die met container systeem werkt uit pakistan , die will welicht sturen voor taiwan of malaysia . Maar ben voorzichting mee. De partij steld net voor om een container naar nl of belg”. [40]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op verschillende plaatsen binnen en buiten Nederland voorbereidings- en bevorderingshandelingen hebben verricht voor de internationale handel in cocaïne. De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben bezig gehouden.
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat uit de gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] niet volgt dat een traject wordt opgestart of gefinancierd, dat een ontvanger, uithaler of kok wordt geregeld, dat een locatie wordt geregeld of gefinancierd en dat geld wordt geïnvesteerd dan wel ingelegd. De rechtbank volgt de verdediging hierin en zal [verdachte] van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het eerste en vijfde gedachtestreepje van het onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank stelt de pleegperiode, zoals door de verdediging is bepleit, vast op 2 februari 2020 tot en met 24 augustus 2020. [verdachte] heeft gedurende deze periode met [medeverdachte 1] gesprekken gevoerd op het ANØM-platfom die zien op voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de internationale handel in cocaïne. [verdachte] zal van het meer ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.6.6
Ten aanzien van feit 3 - het treffen van voorbereidingshandelingen betreffende de handel in synthetische drugs
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit het ANØM berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en andere ANØM-gebruikers komt het volgende naar voren.
1.
Trajecten met amfetamine
-
Draaier klaar om B te draaien
Op 16 april 2021 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het onbekend gebleven ANØM-account met gebruikersnaam “
[alias 11]”, waarin [verdachte] zegt “
ik heb draaier klaar om af te draaien. Voor de B”. Op 21 april 2021 schrijft [verdachte] vervolgens aan [alias 11] “
Afdraai voor de b staat klaar. lk heb gezien wat hij maakt, prachtig materiaal,”, waarop [alias 11] zegt “
Komt goed”. [41]
De politie verwoordt in het proces-verbaal dat de afkorting B of Bobbie in het criminele circuit wordt gebruikt om BMK aan te duiden. BMK is een geregistreerde stof van categorie l zoals gedefinieerd in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (WVMC) en de precursor (grondstof) voor onder andere amfetamine. BMK wordt ook vaak aangeduid als B-olie. Draaien staat voor het uitvoeren van een productieproces of een deel daarvan, zoals het synthetiseren van amfetamine. [42]
3000 liter BMK olie onderweg
Op 18 april 2021 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 13] ’ met gebruikersnaam “
[alias 12]”. In het gesprek vraagt [verdachte] of ze ook kunnen afdraaien en zegt hij vervolgens “
er is 3000 liter bmk olie onderweg dat afgedraaid moet worden”. [alias 12] zegt daarop “
Als we wat voor ze kunnen betekenen zeker wel”. [43]
-
Bobbie afdraaien naar A olie
Op 29 maart 2021 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account Furion met gebruikersnaam “
[alias 13]”. [alias 13] is op zoek naar een “
keuken” om “
bobbie” af te draaien. [verdachte] vraagt naar welk product hij het wil afdraaien, waarop [alias 13] zegt naar “
A olie”. [verdachte] zegt dat ze een draaier hebben, maar dat hij het even moet bespreken. Op 30 maart 2021 schrijft [verdachte] vervolgens “
we kunnen het binnentrekken en tot eindproduct klaar maken, als jij aankoop en wegstuur hebt, dan kunnen we een goede combinatie maken”. [44]
De politie verwoordt in het proces-verbaal dat A-olie een term is die in het criminele circuit wordt gebruikt voor afgedraaide olie, die uit de productieprocessen/syntheses ontstaat. Afhankelijk van de gevoerde synthese kan dit A-olie van amfetamine zijn. Met keuken wordt door criminelen vaak een laboratorium bedoeld. [45]
-
Speed naar Zweden of Denemarken
Op 8 november 2020 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account [gebruikersnaam 14] met gebruikersnaam “
[alias 14]”. [alias 14] zegt dat hij snel “
speed” nodig heeft in Zweden. [verdachte] antwoordt dat hij niets in Zweden heeft, waarop [alias 14] vraagt of [verdachte] iets kan sturen. [verdachte] geeft aan dat hij speed altijd op aanvraag laat maken zodat het precies is wat de klant wil. [verdachte] vraagt of het droge of natte moet zijn en zegt dat hij wel een aantal goede auto’s heeft om te leveren in Zweden. Daarna spreken [verdachte] en [alias 14] over de prijs die [alias 14] kan geven voor de speed. [46] Op 14 december 2020 hebben [verdachte] en [alias 14] opnieuw contact met elkaar. [verdachte] vraagt aan [alias 14] wat hij wil betalen voor de speed en waar hij dit geleverd wil krijgen. Verder zegt [verdachte] dat zijn partner bij hun laboratoriums naar de speed gaat informeren. Als alles goed is en het transport is geregeld, dan kunnen ze afspreken om elkaar te treffen. [47] Op 16 december 2020 spreken [verdachte] en [alias 14] elkaar weer. [verdachte] zegt dat zij het product en het transport geregeld hebben en verder dat zij elke week kunnen leveren. Vervolgens voeren [verdachte] en [alias 14] een discussie over de prijs en de te leveren hoeveelheden. [48] Op 19 december 2020 schrijft [verdachte] aan [alias 14] dat zij kunnen starten en op 20 december 2020 dat hij hem rechtstreeks in contact zal brengen met zijn laboratorium en transport, die zijn verzoeken zullen behandelen. Op 21 december 2020 stuurt [verdachte] dit gesprek door aan [medeverdachte 1] . [49]
Op 27 januari 2021 zegt [verdachte] tegen [alias 14] dat naar Malmo vanaf 100 stuks mogelijk is en naar Denemarken tot 50 stuks. [alias 14] schrijft dat hij maar 50 nodig heeft. [50] Op 17 februari 2021 vraagt [alias 14] of [verdachte] al weet of zij de speed kunnen sturen. [verdachte] antwoordt bevestigend en zegt dat ze het product en het transport hebben. [alias 14] vraagt wanneer hij het kan versturen. [alias 14] wil 50 per keer. [verdachte] zegt dat hij het zal bespreken en dat zij dan misschien via Signal kunnen bellen. [verdachte] stuurt dit gesprek op 18 februari 2021 door aan [medeverdachte 1] , waarbij hij zegt “
Hello, ik heb gisteren neef in zweden even gesproken, ik stuur je de chat”. [51] Op 22 februari 2021 schrijft [alias 14] aan [verdachte] dat hij hoopt dat zij het snel kunnen sturen, waarop [verdachte] zegt dat hij overleg heeft gehad met zijn laboratorium en transport en dat 100 kilogram de minimale hoeveelheid is. [52]
De politie heeft in het proces-verbaal verwoord dat de term speed in het criminele circuit de straatnaam is voor amfetamine. [53]
2.
Trajecten met MDMA
-
DHL pallets naar Australië
In de periode van 29 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en de onbekend gebleven gebruiker van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 15] ’ met gebruikersnaam “
[alias 15]”, waarin wordt gesproken over diverse mogelijkheden voor het transport van verdovende middelen vanuit Europa naar Australië. [alias 15] stelt onder andere voor om MDMA naar Australië te sturen via pallets van DHL. Op 1 november 2020 stuurt [verdachte] dit gesprek door aan [medeverdachte 3] . Op 2 november 2020 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 3] of hij die DHL optie nog heeft vanuit Europa. [medeverdachte 3] geeft aan dat die alleen maar “
M” willen doen. [54] [verdachte] zegt vervolgens diezelfde dag tegen [alias 15] dat DHL Europe mogelijk is voor “
mdma”. [55] Op 2 november 2020 hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] contact, waarbij [medeverdachte 3] schrijft “
Hebben ontvanger in Aus” en “
Kunnen DHL pakken”. Verder spreken zij af om op woensdag 4 november 2020 rond 18.00 of 19.00 uur voor overleg bij elkaar te komen. In de avond van 4 november 2020 ziet een observatieteam van de politie [medeverdachte 5] in de buurt van de woning van [medeverdachte 2] in een auto vertrekken en later in de nacht van 5 november 2020 ziet het observatieteam [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] uit de richting van de woonwagen van [medeverdachte 2] lopen. [56]
3.
Trajecten met metamfetamine
-
Metamfetamine via postkantoor naar Australië
Op 2 september 2020 vindt een groepsgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en de al eerder genoemde ANØM-gebruiker [alias 15] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 16] ’ met gebruikersnaam “
[alias 16]”. [verdachte] zegt dat hij [alias 15] aan de groep heeft toegevoegd vanwege zijn contact met verzenders van een vloeibaar systeem met “
eye” in cosmetica vanuit Pakistan en “e
ye” in gereedschap vanuit Mexico. [verdachte] zegt dat deze groep er alleen voor is om over “e
ye” te praten. [alias 15] vraagt vervolgens aan [alias 16] wat de opties zijn om “
eye” in Australië te ontvangen. [alias 16] legt uit dat hij iemand kent met een bedrijf in cosmetica en dat hij twee verschillende groepen heeft die postkantoren bezitten in verschillende wijken, waardoor zij aan veel postcodes en namen kunnen komen om goederen naar toe te sturen. [alias 16] zegt verder dat de postkantoren in Australië zogenaamde franchises zijn en als er een controle op de goederen komt zij kunnen zeggen dat niemand het pakket is komen ophalen. Het groepsgesprek gaat ook over de kosten van het transport en de verdeling van de winst. [verdachte] zegt dat [alias 16] , [alias 15] , [medeverdachte 1] en hijzelf samen moeten bepalen hoe zij geld gaan maken. Ook worden afspraken gemaakt om nog enkele dingen na te vragen, onder andere over de wijze van versturen via Auspost. [57]
De politie heeft in het proces-verbaal verwoord dat de term “eye” in de criminele drugswereld wordt gebruikt om metamfetamine aan te duiden. [58]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op verschillende plaatsen binnen en buiten Nederland voorbereidings- en bevorderingshandelingen hebben verricht voor de internationale handel in MDMA en metamfetamine. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , en [medeverdachte 2] zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben bezig gehouden.
Hieronder zal de rechtbank de verweren bespreken die de verdediging heeft gevoerd ten aanzien van de verschillende trajecten.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het dossier er blijk van geeft dat er gesprekken plaatsvinden, waarin [verdachte] en zijn medeverdachten slechts vragen stellen aan elkaar en aan onbekend gebleven ANØM-gebruikers. Het gaat in geval van [verdachte] om “
10K zegels 250 umg” onder traject LSD. De rechtbank is met de verdediging van oordeel deze gesprekken onvoldoende concreet zijn om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen. [59]
De rechtbank onderschrijft voorts de uitleg die de politie heeft gegeven aan de term “eye” die wordt gebruik in de chatgesprekken onder “
Methamfetamine via postkantoor naar Australië”. De rechtbank gaat er dus vanuit dat [verdachte] met zijn medeverdachten en andere ANØM-gebruikers communiceerde over metamfetamine. Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere verdovende middelen wordt gesproken dan metamfetamine ontbreken. [verdachte] heeft ook niet ontkend of ontkracht dat de chatberichten over metamfetamine gaan. [verdachte] heeft zich namelijk op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit voor wat betreft de in de bewezenverklaring vastgestelde gedragingen, met dien verstande dat [verdachte] van het onderdeel LSD wordt vrijgesproken. De rechtbank stelt de pleegperiode vast op 2 september 2020 tot en met 29 april 2021. Het standpunt van de verdediging dat uit de gesprekken niet volgt dat [verdachte] rechtstreeks betrokken is geweest bij het financieren van en investeren in trajecten en het regelen en financieren van een locatie, maakt niet dat hij van die onderdelen dient te worden vrijgesproken. Bewezen verklaard wordt immers dat hij de gedragingen tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
4.6.7
Ten aanzien van feit 1 - deelname aan een criminele drugsorganisatie
Beoordelingskader
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b Ow, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met verdovende middelen. Dit betreft een lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 11b Ow is in essentie dezelfde toets noodzakelijk aan de (juridische) kaders die gelden bij artikel 140 Sr.
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met althans bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugs gerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugs gerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit verschillende personen, dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven in het kader van de internationale handel in cocaïne en synthetische drugs. [verdachte] kan worden gekwalificeerd als een deelnemer van deze organisatie.
Uit het berichtenverkeer komt naar voren dat [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] gedurende langere tijd gebruik maken van PGP-telefoons, waarmee zij via het beveiligde ANØM-platform veelvuldig versleutelde berichten en spraakberichten met stemvervorming naar elkaar sturen. Verdachten wisselen hierbij regelmatig van ANØM-accounts en gebruiken in de onderlinge communicatie gebruikersnamen en bijnamen die niet direct naar henzelf zijn te herleiden. De vele berichten hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de voorbereiding en bevordering van trajecten die zien op de inkoop, smokkel en ook de bewerking van cocaïne en de productie en handel in synthetische drugs. Daarnaast wordt ook gesproken over de invoer van cocaïne. [verdachte] en zijn medeverdachten houden elkaar op het ANØM-platform intensief op de hoogte van de ontwikkelingen en hebben onderlinge afstemming over de activiteiten, waarbij zij steeds het bereiken van het gemeenschappelijke doel voor ogen hebben, namelijk de voorbereiding van de handel in cocaïne en synthetische drugs en de medeverdachten van [verdachte] daarnaast ook de invoer van cocaïne. In de vele gesprekken wordt gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik en gefingeerde namen. De medeverdachten van [verdachte] maken via het ANØM-platform ook afspraken om elkaar te ontmoeten voor nader overleg, waarbij zij cryptische omschrijvingen gebruiken voor een ontmoetingsplaats. De politie ziet tijdens verschillende observaties dat er ontmoetingen plaatsvinden in de woning van [medeverdachte 2] , maar ook op openbare plekken, zoals parkeerplaatsen. Zo vindt op 29 september 2020 een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en op 26 oktober 2020 tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . [60]
Uit de aard van de onderlinge communicatie en berichtgeving blijkt dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere rolverdeling en vorm van hiërarchie. Uit de berichtgeving volgt dat [medeverdachte 1] een leidinggevende rol had, waarbij hij anderen aanstuurde en ook initiatief nam. [medeverdachte 1] onderhoudt het contact met drugscriminelen in Zuid-Amerika, waar hij zelf ook geruime tijd verblijft en verschillende smokkellijnen onderzoekt en probeert op te zetten. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben binnen de groep een min of meer gelijkwaardige positie, maar handelen ieder vanuit een eigen rol. [medeverdachte 3] houdt zich met name bezig met de logistieke zaken rondom de voorbereiding en bevordering van de productie van en handel in cocaïne en synthetische drugs. Zo bezoekt [medeverdachte 3] locaties in Duitsland en België en regelt hij betalingen aan criminele contactpersonen. Daarnaast houdt [medeverdachte 3] zich ook bezig met de uithaal van 10 kilogram cocaïne in Duitsland en de invoer daarvan in Nederland. Ook [medeverdachte 2] houdt zich naast de invoer van de cocaïne bezig met de logistieke kant van de voorbereiding en bevordering van de handel in verdovende middelen, waarbij voor hem ook een rol is weggelegd wat betreft het bewerken van cocaïne. [medeverdachte 4] is steeds onderdeel van het overleg over de verschillende voorbereidingshandelingen en de invoer van cocaïne, waarbij hij zich met name bezighoudt met het regelen van de financiële zaken en ook een coördinerende rol op zich neemt. Uit het berichtenverkeer komt daarnaast naar voren dat ook [medeverdachte 5] een bijdrage levert aan het samenwerkingsverband, zij het vanuit een meer faciliterende rol. Zo voert [medeverdachte 5] in opdracht van [medeverdachte 3] klussen uit voor het samenwerkingsverband, zoals het maken van foto’s van de locatie in Arendonk ten behoeve van het opzetten van een cocaïne wasserij en de binnenzijde van een container voor de smokkel van MDMA. Tot slot levert ook [verdachte] een actieve bijdrage aan het samenwerkingsverband. [verdachte] heeft veelvuldig contact met [medeverdachte 1] over mogelijke smokkeltrajecten voor cocaïne en hij voert met [medeverdachte 1] en ook zijn medeverdachten gesprekken die zien op voorbereidingshandelingen van de productie en smokkel van synthetische drugs.
Dat sprake is van een duurzaam samenwerkingsverband wordt ook bevestigd door het feit dat [medeverdachte 1] in de gesprekken uitspraken doet, zoals “
in eigen circel houden” en “
need to stay in our trust circle”. [61] [medeverdachte 3] doet vergelijkbare uitspraken. Zo zegt hij “
Hebben toch mooi clubje” en spreekt hij over “
onze club”. [62]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet op het voorgaande en de inhoud van de overige bewijsmiddelen zal de rechtbank in de bewezenverklaring de pleegperiode voor wat betreft de deelneming van [verdachte] aan de criminele organisatie vaststellen op de periode van 2 februari 2020 tot en met 29 april 2021.
4.6.8
Ten aanzien van feit 4 - het aanwezig hebben en handelen in ketamine
Redengevende feiten en omstandigheden
Hieronder wordt het ANØM berichtenverkeer tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en andere ANØM-gebruikers weergegeven. Daarnaast heeft de politie op 29 april 2021 een telefoon in beslag genomen in de slaapkamer van [verdachte] , die is gelegen in de woning aan de [adres 1] . Uit onderzoek aan de telefoon komt naar voren dat [verdachte] via Signal contact heeft met [medeverdachte 6] . Ook deze gesprekken worden hieronder weergegeven.
1.
Handel in ketamine met [alias 13]
5 kg ketamine poeder
Op woensdag 24 maart 2021 zegt [alias 13] tegen [verdachte] dat hij voor vrijdag (26 maart 2021) 5kg “
keta poeder” nodig heeft. Vervolgens spreken zij over de prijs, waarbij “
4300” wordt afgesproken en over de levering en een locatie om te testen. [verdachte] en [alias 13] spreken daarna af dat de compagnon van [verdachte] het verder met [alias 13] afhandelt. [verdachte] zegt daarbij dat zijn compagnon een Hindoestaanse Surinamer is, die in een Opel Astra rijdt, een [alias 10] draagt en ook wel “
[alias 10]” wordt genoemd. [verdachte] zegt verder dat hij een van zijn partners is en alleen Signal heeft om te communiceren. [verdachte] en [alias 13] spreken af dat zijn compagnon in de parkeergarage aan de Kipstraat in Rotterdam parkeert, waarbij [alias 13] aangeeft dat het vanaf daar 2 minuten lopen is naar zijn locatie. [alias 13] zegt “
Als die morgen om 12.00 bij uitgang sta dan zie ik hem wel”. [63] Op 26 maart 2021 schrijft [verdachte] aan [alias 13] “
Goedemorgen, mijn vriend is om 1200 uur op locatie”. Om 10:54 uur schrijft [verdachte] “
Mijn man staat voor de praxis”, waarop [alias 13] zegt dat hij eraan komt. Om 11:42 uur vraagt [verdachte] aan [alias 13] of alles ok is, waarop [alias 13] om 12:21 uur schrijft “Alles ok bro”. [64]

[alias 10]” is de bijnaam van [medeverdachte 6] .
Op donderdag 25 maart 2021 geeft [verdachte] via Signal aan [medeverdachte 6] door dat hij 5 x poeder nodig heeft. Vervolgens maken zij de afspraak dat [medeverdachte 6] op de 26ste zal gaan om dit te leveren, bij de parkeergarage gelegen aan de [adres 4] . [medeverdachte 6] zegt dat hij alleen Signal heeft om te communiceren. Op vrijdag 26 maart 2021 geeft [medeverdachte 6] door dat hij er is. [verdachte] geeft aan dat hij 4300 afgesproken had met hem. [65]
9 ketamine brokken
Op maandag 29 maart 2021 zegt [alias 13] tegen [verdachte] “
Morgen 12.00 he staat vast”, waarop [verdachte] bevestigend antwoordt. [verdachte] zegt vervolgens tegen [alias 13] “
9 x brokken a 5000 per stuk Is 45.000”, waarop [alias 13] bevestigend antwoordt. Daarna zegt [verdachte] “
Vriend, mijn gabber levert het bij je af (…) En lever je pap bij mij af”. Op dinsdag 30 maart 2021 zegt [verdachte] tegen [alias 13] dat hij zo in Rotterdam is en even later “
Ben er”, waarop [alias 13] zegt “
Ok”. [66]
Op zondag 28 maart 2021 heeft [verdachte] via Signal contact met [medeverdachte 6] . [verdachte] geeft door dat die Vietnamees dinsdag 9 X brok nodig heeft voor dezelfde locatie. [medeverdachte 6] zegt vervolgens dat het goed komt en dat dit rond 12 uur geleverd kan worden. [verdachte] geeft aan dat hij het voor 5000 geeft waarop [medeverdachte 6] zegt dat dit goed is. [67]
2.
Handel in ketamine met [alias 11]
52 stuks ketamine
Op 6 april 2021 hebben [verdachte] en [alias 11] contact met elkaar en zegt [alias 11] dat hij “
102 totaal” wil “
Eerst keer 52” en “
Daarna 50”. [verdachte] schrijft dat hij er 52 heeft klaarliggen, waarop [alias 11] zegt dat hij deze volgende week maandag ophaalt. Zij spreken verder een prijs af van 5000. [verdachte] vraagt vervolgens of hij voor de toekomst een ophaalplek moet regelen voor [alias 11] . [alias 11] laat het [verdachte] nog weten en zegt dat hij het product in grote stukken wil. [verdachte] stuurt vervolgens een drietal foto’s door van witte brokken in doorzichtig plastic zakken. [68] Op 8 april 2021 bericht [verdachte] aan [alias 11] dat hij een goede locatie heeft in [plaats] . [69]
Op 11 april 2021 heeft [verdachte] via Signal contact met [medeverdachte 6] . [verdachte] geeft aan [medeverdachte 6] door dat hij voor de eerste 52 op 13 april 2021 om 14.00 uur heeft afgesproken in het bedrijf van [medeverdachte 1] om daar de afhandeling te doen. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 6] kan zorgen dat de spullen gecheckt en op tijd zijn. Op 12 april 2021 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 6] of alles gereed is voor morgen om 14.00 uur en of alles afgestemd is met [medeverdachte 1] . [70]
Op 12 april 2021 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] “
Adres voor morgen is, [adres 2] , correct?”, waarop [medeverdachte 1] zegt [huisnummer] . [71] Op 12 april 2021 bericht [verdachte] vervolgens aan [alias 11] dat alles bevestigd is van zijn kant voor morgen 14.00 uur en dat het adres voor de ontmoeting [adres 2] is. Op 13 april 2021 schrijft [verdachte] aan [alias 11] dat hij op de locatie is, waarop [alias 11] zegt dat hij op zijn chauffeur aan het wachten is. [72]
48 stuks ketamine
Op 15 april 2021 hebben [verdachte] en [alias 11] opnieuw contact met elkaar. [alias 11] schrijft “
He maat we kunnen op maandag om l3u bij zelfd plek komen halen”. Daarna schrijft [alias 11] “
Niet 50 maar 48 st” en “
Dan precis 100”. [verdachte] antwoordt dat dit helemaal goed is. [73] Diezelfde dag heeft [verdachte] via Signal contact met [medeverdachte 6] , waarbij hij zegt “
Maandag 1300 uur 48X”. [74]
Op zondag 18 april 2021 vraagt [alias 11] aan [verdachte] of hij nog een adres heeft voor morgen om 13.00 uur, waarop [verdachte] schrijft [adres 2] . [75] Diezelfde dag vraagt [verdachte] via Signal aan [medeverdachte 6] of alles klaar is voor morgen, waarop [medeverdachte 6] aangeeft “
Jazeker 1 uur bij slip”. Hierop stuurt [verdachte] dat om 1 uur de klant komt en hij al met de chauffeur van [medeverdachte 6] gesproken heeft. [76] [verdachte] heeft die dag ook contact met Signal gebruiker [naam 2] en vraagt hem of alles klaar is voor morgen en of het hard en droog is. Hierop geeft [naam 2] aan dat hij alles klaar heeft. [verdachte] geeft daarop aan dat de afspraak morgen om 13 uur is op dezelfde locatie en dat het er 48 voor morgen zijn. [77]
Op maandag 19 april 2021 geeft [verdachte] via Signal aan [medeverdachte 6] door dat hij er om 12.45 uur is. [78] Diezelfde dag schrijft [alias 11] aan [verdachte] dat hij er om 13.15 uur zal zijn. [79]
De politie stelt op basis van camerabeelden vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] op 19 april 2021 om 12.29 uur samen in een voertuig bij het bedrijfspand aan de [adres 2] arriveren en dat beiden bij het bedrijfspand naar binnen gaan. Even later, om 12.53 uur, arriveert [verdachte] bij het bedrijfspand en gaat ook hij naar binnen. [80]
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwoordt in het rapport van 7 mei 2021 dat [verdachte] niet beschikt over enige bevoegdheid tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een werkzame stof als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. [81]
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] zich schuldig hebben gemaakt aan het zonder de daarvoor benodigde registratie aanwezig hebben en verkopen van de ten laste gelegde hoeveelheden ketamine. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben beziggehouden.
Het verweer dat geen geslaagde ketamine transactie met [alias 13] en [alias 11] heeft plaatsgevonden, wordt door de besproken bewijsmiddelen weerlegd en daarom verworpen. De inhoud en context van de gesprekken tussen enerzijds [verdachte] en [alias 13] respectievelijk [alias 11] en anderzijds [verdachte] en [medeverdachte 6] bieden naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de levering van de verschillende hoeveelheden ketamine heeft plaatsgevonden, zeker nu het dossier geen blijk geeft van feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel volgt. De verdediging wijst in dit verband op een bericht van [verdachte] aan [alias 11] van 19 april 2021, waarin [verdachte] zich verontschuldigt voor het feit dat de leverancier zijn afspraken voor de tweede keer niet is nagekomen. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, in dit bericht geen concrete aanwijzing dat de afgesproken hoeveelheden ketamine niet aan [alias 11] zijn geleverd. Uit de berichten die [alias 11] op 15 april 2021 aan [verdachte] stuurt, volgt juist dat de afgesproken stuks op 13 april 2021 wel zijn afgeleverd en de rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen vanuit dat ook de levering van 48 stuks op 19 april 2021 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit. De rechtbank stelt de pleegperiode vast op 24 maart 2021 tot en met 19 april 2021. [verdachte] zal van het meer ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 2 februari 2020 tot en met 29 april 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hem, [verdachte] , en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10a eerste lid Opiumwet;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2020 tot en met 24 augustus 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de invoer van cocaïne en/of het (verdere) vervoer en/of het uithalen en/of het terugwinnen en/of het (af)leveren van die cocaïne en/of de (verdere) handel in die cocaïne en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een) berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of met (een) leverancier(s) en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of (een) (winst-/prijs-/ betalings)afspra(a)k(en) gemaakt;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 2 september 2020 tot en met 29 april 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) - niet zijnde cocaïne - als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de in- en/of uitvoer van (een of meer van) bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I - waaronder de uitvoer van amfetamine naar Zweden en/of Denemarken en/of de uitvoer van MDMA middels DHL pallet(s) naar Australië
- en/of (de uitvoering van) het productieproces en/of het (verdere) vervoer van (een of meer van) genoemde middelen en/of de (verdere) handel in (een of meer van) die middelen en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) (een) hoeveelhe(i)d(en) hardware en/of (pre-)precursoren en/of chemicaliën/grondstoffen - waaronder benzylmethylketon (BMK) -, geschikt/benodigd voor de productie van (een of meer van) voormeld(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld en/of laten bestellen en/of geregeld en/of laten regelen en/of in voorraad en/of voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of ondergebracht en/of laten onderbrengen en/of
- (hiertoe) een of meer (lab-/productie-/opslag)locaties -geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (lab-/productie-/opslag)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (hiertoe) (een) container(s) en/of (een) draaier(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een)
berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of
contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een)
ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een)
(aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s)
en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of
(een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt;
feit 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2021 tot en met 19 april 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen (telkens) zonder registratie (een) hoeveelhe(i)d(en) ketamine, in elk geval een werkzame stof, als bedoeld in artikel 1, onder x.1. van de Geneesmiddelenwet, (telkens) opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, omvattende (in elk geval)
- op of omstreeks 26 maart 2021 (te Rotterdam) een totale hoeveelheid van (ongeveer) 5 kilogram, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 30 maart 2021 (te Rotterdam) een totale hoeveelheid van 9 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 13 april 2021 (te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg) een totale hoeveelheid van 52 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof, en/of
- op of omstreeks 19 april 2021 (te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg) een totale hoeveelheid van 48 brokken, althans een hoeveelheid, ketamine, in elk geval vorenbedoelde werkzame stof.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- het artikel 47 Sr,
- de artikelen 10a en 11b Ow,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een
misdrijf als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feiten 2 en 3
telkens het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar en een geldboete van € 40.000,--.
7.2
.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor een kortere duur, namelijk van maximaal vier jaar bij bewezenverklaring van de feiten en drie jaar bij gedeeltelijke bewezenverklaring. De verdediging heeft bepleit dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met de afgesplitste zaak van [verdachte] die bij de rechtbank Amsterdam loopt en een mogelijke uitlevering van hem naar de Verenigde Staten voor vergelijkbare feiten. Ook moet in strafverlagende zin rekening worden gehouden de beperktere rol van [verdachte] ten opzichte van zijn medeverdachten. Verder moeten de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] in aanmerking worden genomen, waaronder zijn PTSS-klachten en suïcidale gedachten en zijn wens om daarvoor behandeld te worden en het ook feit dat hij berouw toont. Daarnaast moet worden gelet op de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken over voorbereidingshandelingen die zien op de handel in cocaïne en synthetische drugs. Verder heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de redelijke termijn. De verdediging heeft tot slot verzocht om geen boete op te leggen, nu een ontnemingsprocedure is bedoeld om te bepalen of sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
[verdachte] heeft samen met anderen deel uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband dat zich langere tijd heeft beziggehouden met het treffen van voorbereidingen voor de productie van en handel in cocaïne en synthetische drugs. Het betreft een zeer professionele organisatie waarbinnen verschillende deelnemers vanuit diverse uitvoerende rollen een bijdrage leveren aan het samenwerkingsverband. [verdachte] leverde een bijdrage aan het samenwerkingsverband door veelvuldig gesprekken te voeren over mogelijke smokkeltrajecten voor cocaïne en voorbereidingshandelingen van de productie en smokkel van synthetische drugs. Er was sprake van meerdere smokkellijnen en de organisatie was voortdurend bezig om de lijnen te optimaliseren en nieuwe smokkelmethodes te ontwikkelen met het oog op de internationale handel in drugs. Verdachte heeft daarnaast ook samen met anderen bij herhaling ketamine voorhanden gehad en verkocht.
Het motief voor de strafbaarstelling van de handel in verdovende middelen is onder meer gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid en tot ernstige verslavingsproblematiek kan leiden met alle gevolgen van dien. De drugshandel en het gebruik van drugs gaat bovendien veelal gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. [verdachte] heeft hier geen oog voor gehad en is kennelijk puur gericht geweest op financieel voordeel voor zichzelf. De rechtbank rekent dit [verdachte] zeer aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van [verdachte] van 4 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. [verdachte] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd voor twee jaar voor onder meer het aanwezig hebben van de 6,4 kilo ketamine die de politie op 29 april 2021 heeft aangetroffen in zijn woning. De rechtbank zal hier gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr rekening mee houden.
De rechtbank heeft ook gelet op het Voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 23 januari 2024. Daaruit komt naar voren dat [verdachte] psychische hulp nodig heeft voor zijn PTSS-klachten en suïcidale gevoelens.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Naast oplegging van een langdurige gevangenisstraf acht de rechtbank oplegging van een geldboete geboden nu [verdachte] ten koste van andere belangen slechts zijn persoonlijk financieel gewin heeft nagestreefd.
De rechtbank ziet aanleiding de straf te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Iedere verdachte heeft het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Dit is vastgelegd in artikel 6 EVRM. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van deze termijn. De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte de verwachting kan hebben dat hij wordt vervolgd vanwege een bepaald strafbaar feit. De datum van de inverzekeringstelling op 7 juni 2021 neemt de rechtbank als uitgangspunt voor het moment dat verdachte in redelijkheid deze verwachting kon hebben. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de strafzaak binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is begonnen afgerond moet zijn met een eindvonnis, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Nu op 9 april 2024 vonnis wordt gewezen, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn met bijna tien maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 72 maanden passend en geboden, maar zal deze vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf van 65 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest. De geldboete zal de rechtbank matigen tot € 36.000,--. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen aanleiding om met ingang van heden de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen, zoals door de verdediging is verzocht.

8.Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

[verdachte] is bij onherroepelijk arrest van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden. Op 16 november 2018 is aan [verdachte] een voorwaardelijke invrijheidstelling verleend voor de duur van 400 dagen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor de afloop van deze periode op 21 december 2019 niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 25 juni 2021 een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, omdat [verdachte] zich voor 21 december 2019 opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel wordt herroepen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat [verdachte] geen strafbaar feit heeft gepleegd in de VI-periode. De pleegperiode in deze zaak vangt immers aan op 2 februari 2020.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden afgewezen nu de rechtbank [verdachte] heeft vrijgesproken van betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten voor 2 februari 2020.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing artikelen 23, 24c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een
misdrijf als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feiten 2 en 3
telkens het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
65 (vijfenzestig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 36.000,-- (zegge: tachtigduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
215 (tweehonderdvijftien) dagen;
de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
- wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

3.Vgl. HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192, r.o. 5.2.2
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met nummer 26DOES/LENCA20017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 14-32
6.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 33-35
7.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina 49
8.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 36-42
9.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 43-48
10.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 17-24
11.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 26-30
12.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 32-38
13.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 40-46
14.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 48-50
15.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 50/1-50/5
16.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 27-38
17.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina 39
18.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina 40
19.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 41-45
20.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 46-51
21.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 28-30
22.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 30-33
23.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 17-25
24.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 37-44
25.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 26-34
26.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 46-53
27.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 10, pagina’s 85-92
28.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 18-29
29.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 13-17
30.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 29-35
31.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 19-27
32.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 37-39
33.Persoonsdossier [medeverdachte 6] , bijlage 3, pagina’s 117-126
34.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina’s 745-749 en 754
35.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina’s 765-767 en 769
36.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina 781
37.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina’s 786-787
38.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina 788
39.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina 791
40.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 19, pagina 793
41.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina 3
42.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 9
43.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina 3
44.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 4 en 5
45.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 9
46.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 7 en 8
47.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 11-12
48.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 12-16
49.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 16-17
50.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage1, pagina 17
51.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina’s 17-19
52.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 1, pagina 20
53.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 9
54.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina’s 25-27
55.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 29
56.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 3, Proces-verbaal observeren (door chef en observanten): woensdag 4 november 2020, bijlage 3, pagina 53
57.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 4, pagina’s 58-63
58.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 9
59.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6555
60.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 17-20
61.Zaaksdossier criminele organisatie, bijlage 3, pagina 14 en pagina 33
62.Zaaksdossier criminele organisatie, bijlage 3, pagina 34 en pagina 37
63.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina’s 92-95
64.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 96
65.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
66.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 97-98
67.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
68.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 82-84
69.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 85
70.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
71.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 85
72.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 86
73.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 86-87
74.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
75.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 87
76.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
77.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 117
78.Zaaksdossier ketamine, bijlage 3, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal onderzoek, pagina 116
79.Zaaksdossier ketamine, bijlage 1, pagina 87
80.Zaaksdossier ketamine, bijlage 5, Camerabeelden van 19-04-2021 08:24 - 14:55 uur bedrijfspand
81.Zaaksdossier ketamine, bijlage 24, een geschrift, inhoudende Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd Bevoegdheidsbeoordeling 21-115, pagina’s 253-254