ECLI:NL:GHARL:2020:6555

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
21-003243-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor cocaïne-invoer en lidmaatschap van een criminele organisatie; veroordeling voor gewoontewitwassen en hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor verschillende feiten, waaronder het medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. In hoger beroep heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van een aantal feiten, waaronder voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van het lidmaatschap van een criminele organisatie en dat het hoger beroep tegen deze vrijspraak niet ontvankelijk was. Het hof heeft de eerdere veroordeling voor gewoontewitwassen en hennepteelt bevestigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. Het hof heeft geoordeeld dat de gesprekken die de verdachte voerde onvoldoende concreet waren om te spreken van daadwerkelijke voorbereidingshandelingen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook beslissingen genomen over het beslag dat in de zaak was gelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003243-19
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2019 met parketnummer 16-707096-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 mei 2020, 22 juli 2020 en 19 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde feit. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
In eerste aanleg is verdachte door de meervoudige kamer veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest, wegens:
- medeplegen van een gewoonte maken van witwassen (feit 1);
- deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (feit 2);
- medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 3);
- medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden door een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en door zich of een ander gelegenheid, of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen (feit 4).
Ten aanzien van het beslag is beslist dat een deel van de inbeslaggenomen goederen moet worden teruggegeven, dat een deel van de inbeslaggenomen goederen verbeurd wordt verklaard en dat een deel van de inbeslaggenomen goederen wordt onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 20 november 2017, te Utrecht en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Tanger en/of elders in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(van) één of meer voorwerp(en), te weten:
A. twee appartementen in Tanger (Marokko), te weten:
- [appartement 1] en/of
- [appartement 2]
(financieel einddossier o.a. ordner 6, p. 2027 e.v.)
en/of
B. één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal € 271.705.72,-
(doorzoeking [adres] , o.a. p. 13 witwasdossier [betrokkene 1] & [betrokkene 2] )
(sub a)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had
en/of
(sub b)
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
en/of
C. één of meer contante uitgaven bij [bedrijf 1] van in totaal € 63.273,75,- (financieel einddossier o.a. ordner 3, p. 814 e.v.)
(sub b)
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België, Suriname en/of Marokko en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het in vereniging opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, en/of
- het in vereniging opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, en/of
- het in vereniging opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van (telkens) meer dan 30 gram hennep en/of
- opzettelijk in vereniging witwassen.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 21 februari 2017 in België en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
4.
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 14 december 2016 te Utrecht en/of (elders) in Nederland en/of te Suriname
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) toen aldaar
afspraken gemaakt over de (naam van de) boot (waarin de cocaïne vervoerd moest worden) en/of
afspraken gemaakt over de haven in Ecuador of Panama waar voornoemde boot naar toe moest varen en/of
afspraken gemaakt, althans aanwijzingen gegeven, over wat de (legale) lading van de boot moest zijn en/of
afspraken gemaakt, althans aanwijzingen gegeven over de gang van zaken bij de douane en/of
geïnformeerd naar de prijs van de handel en/of
afspraken gemaakt, althans aanwijzingen gegeven over welke personen aanwezig moesten zijn bij het uitladen van de containers en/of
afspraken gemaakt, althans aanwijzingen gegeven over de te ontvangen code (die nodig is voor het uitklaren van een container).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot de vaststelling gebruikers telefoonnummers
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] niet aan verdachte kan worden gekoppeld. Verdachte heeft betwist dat het genoemde nummer bij hem in gebruik was. Daarnaast heeft de raadsman -kort gezegd- aangevoerd dat de stemherkenning van verbalisant [verbalisant 1] onbetrouwbaar is. Er wordt ten onrechte gesproken van een stemherkenning, nu het om een stemvergelijking gaat. De resultaten daarvan zijn niet onderbouwd en voorts is de verbalisant niet opgeleid in het vakgebied van stemvergelijking en daarmee onvoldoende deskundig. Daarnaast geldt dat met stemherkenningen terughoudend moet worden omgegaan.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat kan worden vastgesteld dat verdachte gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Oordeel van het hof [1]
Ondanks het gegeven dat het hierboven benoemde verweer van de verdediging in hoger beroep enkel ten aanzien van feit 4 is gevoerd, bespreekt het hof dit verweer in een algemene overweging, nu de vaststelling van de identiteit van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ook relevant is voor overige tenlastegelegde feiten.
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank ten aanzien van de vaststelling van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft overwogen, zodat het hof in het hiernavolgende de overwegingen van de rechtbank overneemt en deze tot de zijne maakt. De overgenomen overwegingen zijn cursief weergegeven. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of - op kleine punten - verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.

[voornaam verdachte]

Telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [telefoonnummer 1] )

Het hof overweegt allereerst dat verdachte door de rechtbank (onder meer) ten aanzien van feit 3 is veroordeeld. Deze veroordeling blijft -zoals uit het hiernavolgende zal blijken- in hoger beroep op dezelfde gronden in stand. Bij de bewijsvoering van dit feit worden tapgesprekken tussen [voornaam verdachte] en [codenaam 1] en [voornaam verdachte] en [codenaam 2] aangehaald. [voornaam verdachte] wordt daarbij gekoppeld aan de nummers eindigend op [telefoonnummer 2] (IMEI nummer [IMEI 2] , aangeduid als TA003 IMEI [2] ) en [telefoonnummer 1] (IMEI nummer [IMEI 1] ). Verdachte gebruikt het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] om contact te leggen met [codenaam 1] en telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] voor contacten met [codenaam 2] . [3] De voor het bewijs relevante tapgesprekken zijn onder feit 3 opgenomen. Deze veroordeling -en meer specifiek de koppeling van het nummer [telefoonnummer 1] aan verdachte in het kader van feit 3- is in hoger beroep niet betwist. Verdachte heeft daarentegen ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven zich schuldig te hebben gemaakt aan het hem onder feit 3 tenlastegelegde en heeft niet bestreden contact te hebben gehad met de Chinezen.
Voorts heeft
verbalisant [verbalisant 1] diverse gesprekken afgeluisterd en vastgesteld dat naar
aanleiding van de tapgesprekken en bevindingen de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] is
genaamd [verdachte] . [4] Verbalisant [verbalisant 2] heeft separaat een proces-verbaal
van stemherkenning opgemaakt. [5] Voornoemde verbalisant [verbalisant 1] heeft separaat een proces-verbaal bevindingen van vaststellen identiteit door middel van stemherkenning
opgemaakt ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [6] In dit proces-verbaal verklaart
verbalisant [verbalisant 1] dat door middel van een ‘IMSI-catcher’ imei-nummer
[IMEI 1] behorende bij telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar voren kwam. [7] Verbalisant heeft een aantal van de getapte gesprekken van dit nummer beluisterd en, op grond van het eerder onder nummer [telefoonnummer 2] vastgestelde, de stem herkend van [verdachte] . [8]
Verbalisant is over de conclusie in het bovengenoemde proces-verbaal van 25 januari 2017
opnieuw bevraagd bij de rechter-commissaris op 16 januari 2018. [9] Verbalisant verklaart bij de eerdere conclusies te blijven en [verdachte] te hebben herkend aan zijn stem.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van stemherkenning door een intensief bij het politieonderzoek betrokken rechercheur - die de stem van verdachte kent omdat zij de stem van verdachte langdurig heeft beluisterd, en die deze stem vervolgens in de betwiste tapgesprekken heeft herkend. De rechtbank overweegt verder dat de raadsman ter terechtzitting heeft gesteld dat het nummer [telefoonnummer 2] aan zijn cliënt toebehoort, hetgeen de betrouwbaarheid van de herkenning van de verbalisant nader onderstreept, nu dit nummer als uitgangspunt wordt genomen voor de herkenning van
verbalisant [verbalisant 1] . De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan, en op grond van de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, op de juistheid van de stemherkenning mag worden afgegaan, met als gevolg dat geoordeeld kan worden dat
verdachte daadwerkelijk de gebruiker was van het nummer [telefoonnummer 1] .
Alles afwegende en in samenhang bezien, heeft het hof -evenals de rechtbank- geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] te twijfelen. Dat niet is gebleken dat verbalisant [verbalisant 1] deskundige is op het gebied van stemherkenningen dan wel -vergelijkingen doet in casu niets af aan het voorgaande oordeel.

[broer verdachte]

Telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [telefoonnummer 3] )
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is met ingang van 14 december 2016 afgeluisterd. [10] Verbalisant
[verbalisant 3] heeft diverse gesprekken afgeluisterd en vastgesteld dat naar aanleiding van de
tapgesprekken en bevindingen de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] is genaamd [broer verdachte]
. [11] Dit baseert de verbalisant onder andere op de herkenning van de stem, en de
vergelijking met de bevindingen ten aanzien van het nummer [telefoonnummer 4] . [12] De rechtbank is van
oordeel dat op grond hiervan, en op grond van de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, geoordeeld kan worden dat verdachte daadwerkelijk de gebruiker was van het nummer [telefoonnummer 3] .
Bewijsoverweging overige telefoonnummers verdachten [13]
Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hieronder opgenomen telefoonnummers die
door de rechtbank worden toegeschreven aan de verdachten. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en de processen-verbaal waarin de identiteit van de gebruiker van de voornoemde telefoonnummers telkens wordt geïdentificeerd, vast dat in de ten laste gelegde periode [voornaam verdachte] (naast voornoemd nummer [telefoonnummer 1] ) gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] [14] en [telefoonnummer 5] [15] , [betrokkene 3] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [ander telefoonnummer] [16] , [ander telefoonnummer] [17] , [ander telefoonnummer] [18] , [ander telefoonnummer] [19] en [ander telefoonnummer] [20] , [broer verdachte] (naast voornoemd nummer [telefoonnummer 3] ) gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] [21] , [betrokkene 4] gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [ander telefoonnummer] [22] en [ander telefoonnummer] [23] , [betrokkene 5] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [ander telefoonnummer] [24] en [betrokkene 6] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [ander telefoonnummer] . [25]
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van
tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de namen van de verdachten
weergeven.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onderhavige feit.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 3 bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van het hof
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank ten aanzien van het bewijs van het tenlastegelegde feit onder 3 heeft overwogen, zodat het hof in het hiernavolgende de overwegingen van de rechtbank overneemt en deze tot de zijne maakt. De overgenomen overwegingen zijn cursief weergegeven. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of - op kleine punten - verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Bewijsmiddelen – zaaksdossier Chinezen
Op 25 oktober 2016 om 00.30 uur belt [voornaam verdachte] uit naar [codenaam 1] :
[voornaam verdachte] : Amsterdam, wanneer China, papieren moet betalen he mijn broertje
[codenaam 1] : Broertje?
[voornaam verdachte] : Geld money money betalen, betalen huur. [26]
Enkele weken eerder, op 7 oktober 2016, belt een NNman vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 6] , het huisnummer van de familie [familienaam] , met het bedrijf Energie Direct. [27]
Deze persoon zegt dat hij binnenkort weer alleen gaat wonen en geeft op te zijn: [naam] , nieuwe postcode [adres] . De postcode en het huisnummer komen overeen met het adres [adres] . [28]
Uit een hypotheekdossier van de SNS bank blijkt dat [betrokkene 4] op 9 oktober 2012 een koopovereenkomst heeft getekend en een hypotheek heeft afgesloten voor het appartement
[adres] . [29]
Op 2 november 2016 om 14:53 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 1] :
[codenaam 1] : Hoe laat komen?
[voornaam verdachte] : Half uurtje. 1 persoon gezien grote werk. Grote werk [30]
Door het observatieteam (OT) wordt waargenomen dat op 3 november2016 een man gelijkend op [voornaam verdachte] uit het portiek van een flatgebouw aan de [adres] komt met twee onbekende personen. [31]
Op 29 november 2016 om 18:19 uur belt [codenaam 2] naar [voornaam verdachte] :
[voornaam verdachte] . Ja rustig. Jij Amsterdam België?
[codenaam 2] : Jaja.
[voornaam verdachte] : Amsterdam.
[codenaam 2] : Ja Amsterdam(…)
[voornaam verdachte] : Ah Oke, uh. Ik morgen komen ja?
(...)
[voornaam verdachte] : Praten voor werk ja.
[codenaam 2] Oke is goed. [32]
Uit gesprekken van 2 december 2016 blijkt dat [codenaam 2] en een broertje van [voornaam verdachte] elkaar ontmoet hebben. [33]
Op 3 december 2016 belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : Groot he?
[codenaam 2] : 1 kamer nog niet klaar.
(...)
[voornaam verdachte] : (…) hoeveel zakkie hoeveel zakkie? [34]
[codenaam 2] : Ehmmm, drie, vier, heel veel, (onverstaanbaar) misschien 1 kamer misschien bijna 40 stuks. [35]
Later die dag belt [voornaam verdachte] uit naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : En je kamer klaar?
[codenaam 2] : Ja het is klaar, slapen nu (lacht).
[voornaam verdachte] : Ok nee. Geen probleem. Beter beter slapen. Ok is goed. Ik eh... kom straks, dan meenemen helft pakken alvast ja. [36]
Op 4 december 2016 om 15:56 uur belt [voornaam verdachte] het Belgische nummer eindigend op * [telefoonnummer 7] ( [codenaam 3] ):
[codenaam 3] : Hallo ze hebben niet veel meer te gaan en zijn bijna klaar.
[voornaam verdachte] : Zijn ze bijna klaar ook met die afval?
[codenaam 3] : Alles is klaar ze zijn bezig met dat andere en zijn bijna klaar.
(...)
[voornaam verdachte] : Zeg tegen hem dat hij je die nieuwe toppen moet geven. [37]
Op 4 december 2016 om 17:00 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 3] :
[voornaam verdachte] : Stuur mij het adres niet van die Europeaan maar een straat daar achter, dan komt mijn broertje, die vult de auto met die spullen en jij rijdt achter hem aan richting Brussel en dan gaat hij naar binnen om het te maken en jij moet met die mensen terug komen.
[codenaam 3] : Moet ik terug komen naar jou?
[voornaam verdachte] . Ja gaat het niet?
[codenaam 3] : Dat wel alleen ik heb die kinderen bij me. [38]
Uit het tapgesprek van 11 december 2016 blijkt dat [codenaam 3] met ‘die kinderen’ de
Chinezen bedoelt. [39]
Op 4 december 2016 om 17:22 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : Klaar?
[codenaam 2] : Ja klaar, klaar.
[voornaam verdachte] : Hoeveel zakje dan?
[codenaam 2] : Nog 6 zakjes.
(…)
[voornaam verdachte] : Oke. Uhh mijn vriend jou brengen ja Amsterdam he. [40]
Op 4 december 2016 om 22:24 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 3] :
[voornaam verdachte] : Oke stuur morgen iemand, maar het moet geen kleine auto zijn. Er gaan er 80 in een doos en ik heb 450 besteld dus reken om 7 dozen. [41]
Op 9 december 2016 om 14.33 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 3] :
[codenaam 3] : Ik ben klaar, ik vertrek nu. (...) Ik heb 18 gedaan en er zijn nog maar 4 over. (....) Maar wat ik je wilde zeggen, die ene is wel goed. (...) Dat spul is wel goed, alleen te veel warmte gekregen, hij is erg droog geworden.
[voornaam verdachte] : Hij is dus droog en droog, erg droog.
[codenaam 3] : Ja, hij heeft te veel warmte gekregen. Volgende keer moet je die 21 graden doen.
[voornaam verdachte] : Ik ben al drie a vier dagen niet geweest. [42]
Op 9 december 2016 om 18.58 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 3] ( [alias codenaam 3] ):
[voornaam verdachte] : Wat ik je wilde vragen, is volume goed?
[alias codenaam 3] : (...) Is normaal. Is normaal (...) het is goed. (...) Net als altijd.
[voornaam verdachte] : Is de zak vol, is de zak helemaal vol?
[alias codenaam 3] : Nee, hij is niet helemaal vol. Het is normaal, het is normaal, net als altijd.
[voornaam verdachte] : In ieder geval, ik had eerder deze [betrokkene 8] hier gebeld en die vertelde mij dat hij vol, dat hij vol is en vervolgens zei hij: “Oke, als jij dat brengt, dan ben ik bereid 46 te betalen en als het echt goed is, als het om goed spul gaat. (...)
[alias codenaam 3] : Nee, nee, nee, ik moet eerlijk zeggen, het is goed spul, heel goed, de fout die ermee hebben gemaakt, is dat die heel erg droog is, we hebben hem veel warmte gegeven. [43]
Op 12 december 2016 te 22:24 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 3] ( [alias codenaam 3] ):
[alias codenaam 3] : Vraagt [voornaam verdachte] door te geven of men een dag extra er bij kan plannen om de afval weg te brengen/halen.
[voornaam verdachte] : Zegt dat hij zich daar geen zorgen over hoeft te maken. [voornaam verdachte] zegt dat zij ‘ze’ (werkers) 100 of 150 euro extra per man gaan geven en dat ‘zij’ alles zullen opruimen.
[voornaam verdachte] zegt dat hij ‘ze’ vrijdag zal brengen. [44]
Op 19 december 2016 om 15.43 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : Jij kan morgen werken totaal 4 personen. (...) [45]
Op 20 december 2016 om 14.31 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : Mijn vriend 6 uur komen. (...)
[codenaam 2] : Ok is goed (ntv) Hoeveel
[voornaam verdachte] : 4 personen beter
[codenaam 2] : Nee hoeveel hoeveel
[voornaam verdachte] : Baby (...) maybe 250 misschien 300 (…) [46]
Op 25 december 2016 om 15:16 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : China werken morgen werken. (...)
[voornaam verdachte] : Ja, voor mij werken morgen. [47]
Op 27 december 2016 om 15:16 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[voornaam verdachte] : Huisbaas daar?
[alias codenaam 2] : Jaja praten met hem ja?
[voornaam verdachte] : Huisbaas mijn broertje?
[alias codenaam 2] : Nee! hier hier …
[er komt een andere man aan de lijn]
(…)
[voornaam verdachte] : He [betrokkene 7] .
[alias codenaam 2] : Waar ben je vriend, ik bel [broer verdachte] niks en jouw nummer heb ik niet.
(...)
[voornaam verdachte] : Luister jouw vrachtwagen is hij nou klaar of niet want we moeten die materialen daar weghalen.
[alias codenaam 2] : Ja je hebt gelijk vriend. Dat moet. (...)
[voornaam verdachte] : Of je moet kijken of je dat autootje van die [voornaam verdachte] Hangar ofzo regelen.
[alias codenaam 2] : Ja dat ga ik doen. Een kleine busje is beter.
[voornaam verdachte] : Oke want mijn broertje komt eraan.
[alias codenaam 2] : Oke je broertje komt eraan. Hoe laat is hij hier zo? [48] (...)
[alias codenaam 2] : Oke dat is goed. Hij heeft wel hier wat gepakt of niet?
[voornaam verdachte] : Dat is toch normaal, dat moet toch gaan drogen, als je het in die zakken laat dan gaat het verrot. [49]
Op dezelfde datum om 15.33 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[codenaam 2] : Baasie die huisbaas die die nemen die bloemen en tas. (...) Zwarte tas (...) Hij zei jij zeggen hij mag pakken.
[voornaam verdachte] : Oké ik nu bellen ja, hoeveel is daar nog.
[codenaam 2] : Denk ehm 5 kilo, 6 misschien.
[voornaam verdachte] . Jij mee nemen. [50]
Op 27 december 2016 om 15:47 uur belt [voornaam verdachte] naar [codenaam 2] :
[codenaam 2] : Hallo.
[voornaam verdachte] : China?
(...)
Vervolgens komt een NNman aan de lijn.
(…)
NNman geeft de telefoon over aan [betrokkene 7] .
[betrokkene 7] : Ehhh, luister [voornaam verdachte] , weetje wat je moet doen doen, we doen 50/50 geef
hem 2 duizend van mij en 2 duizend van jou.
[voornaam verdachte] : [betrokkene 7] , ben je gek geworden ga je mensen voor niks betalen. (...)
Op de achtergrond zegt NNman tegen [betrokkene 7] je wordt afgeperst. (…) [51]
Zes minuten later is er weer een gesprek tussen [voornaam verdachte] en [codenaam 2] :
[betrokkene 7] komt aan de lijn.
[voornaam verdachte] : Hai, vriend, hij moet jou niet afpersen, hoor je mij of niet (...)
[betrokkene 7] : (...) als jij alleen maar 2000 verliest, wat is dat nou voor iets. Geef hem die stront van hem en laat ons met rust. (...) Ik wil geen gezeik. Ik wil niet dat hij mij lastig gaat vallen (…).
[voornaam verdachte] : Maar wat doe jij nou eigenlijk (...) Nu lijkt het wel of je hem je reet aan het geven bent. Hij gaat toch niet gratis neuken.
[betrokkene 7] : Ik geef niet mijn reet, daarom moet je daarbij zijn (...).
Op de achtergrond roept NNman: “Ik ben hier, ik ben hier vriend, dat hoef je niet te
zeggen”.
[voornaam verdachte] : Daar is toch mijn broertje, daar is hij.
[betrokkene 7] : Nee, nee, jij moet zelf komen. (...) [voornaam verdachte] , ik smeek je in naam van mijn moeder, kom zelf hier naartoe. (...)
[betrokkene 7] zegt op de achtergrond tegen NNman: “ [broer verdachte] , houd nou alsjeblieft je mond, jij bent erger dan je broer”. [52]
(...)
[betrokkene 7] : Ik heb geen rijbewijs op dit moment. Ik kan het niet brengen (...).
[voornaam verdachte] : Kan jij die ene aan hem geven dan?
[betrokkene 7] : Nee, nee, hij kan toch jouw auto gebruiken.
[broer verdachte] zegt op achtergrond: Nee, nee kan niet. (...)
[voornaam verdachte] : Laat hem maar ze wegbrengen, is goed.
[betrokkene 7] : Wie moet ze wegbrengen?
[broer verdachte] : Jij vriend
[betrokkene 7] : nee, ik ga ze echt niet wegbrengen. (...)
[voornaam verdachte] ; Klaar, (...) hij moet ze zelf brengen
[betrokkene 7] : Hij zegt dat jij ze moet brengen (aan [broer verdachte] op de achtergrond)
[broer verdachte] : oke is goed, kom, kom. [53]
Op dinsdag 21 februari 2017 werd er binnengetreden in de woning [adres]
. In de woning werden vier personen aangetroffen die de Chinese taal spraken. Ook werden er vier Chinese paspoorten aangetroffen. [54]
Bewijsmiddelen – zaakdossier België
Verbalisant [verbalisant 8] heeft verklaard -voor zover van belang en zakelijk weergegeven-
inhoudende:
Op dinsdag 21 februari 2017 (...) was ik (...) aanwezig bij de (...) doorzoeking van de woning (verblijfplaats) van [broer verdachte] , gelegen aan de [adres] . (...)
In de woning van [broer verdachte] werd een sleutel aangetroffen, die bleek te passen op een loods achter het appartementencomplex. In deze loods stonden diverse in plastic verpakte koolstoffilters (foto 1), jerrycans met vermoedelijk plantenvoeding (foto 2), tassen met zwarte stekbakken (foto 3) en een grote verzameling vuilniszakken met vermoedelijke hennepresten (foto 4). In de loods stond tevens een tweede, volledig inpandige loods van kunststof. Er hing een sterke henneplucht in de inpandige loods. De inpandige loods bestond zelf uit drie ruimtes. In twee ruimtes stonden vermoedelijke hennepplanten (foto 5 en 6). De derde ruimte was ingericht als drogerij (foto 7). Er hingen vijfrekken met ieder 10 tableau‘s met vermoedelijk henneptoppen. [55]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft verklaard -voor zover van belang en zakelijk weergegeven-
inhoudende:
Op dinsdag 21 februari 2017 was ik (...) in België. (...)
Doorzoeking woning [adres] .
In deze woning was 1 persoon aanwezig, zijnde de heer [betrokkene 9] . Op de zolder in deze woning werd een hennepkwekerij aangetroffen. Ik hoorde van de collega’s uit België dat hier ongeveer 600 kleine plantjes hennep stonden, klaar om in de kwekerij te zetten. De kwekerij was al volledig opgebouwd op de zolder verdieping. [56]
[betrokkene 9] heeft bij de Belgische onderzoeksrechter het volgende verklaard, zakelijk
weergegeven:
[broer verdachte] zou zich bezig houden met de hele installatie en het verzorgen van de plantjes. Hij zou zorg dragen voor het oogsten van de hennep. [57]
Uit een overzicht van de reisbewegingen van [voornaam verdachte] blijkt dat de telefoon van [voornaam verdachte]
met grote regelmaat paallocaties nabij de grens van België aanstraalt. Verder is zichtbaar dat hij meerdere malen per week de grens met België oversteekt. [58] Ook hebben er meerdere
pintransacties met de pinpas van [voornaam verdachte] in België plaatsgevonden. [59]
[broer verdachte] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard samen met anderen in België hennep te
hebben geteeld. [60]
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij in België wiet heeft gekweekt met zijn broer [broer verdachte] en andere jongens.
De rechtbank acht op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen van zowel het zaaksdossier Chinezen als het zaaksdossier België, in onderling verband en samenhang bezien, het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder bewezen is verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, te weten onder meer met zijn broer [broer verdachte] , heeft gepleegd. Ook dit blijkt uit de vorenstaande bewijsmiddelen. De rechtbank acht derhalve ook het onderdeel medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de appartementen (onder A) op het standpunt gesteld dat niet kan worden gesteld dat deze toebehoorden aan verdachte als wel aan de ouders van verdachte. Het onderliggende bewijsmateriaal wijst niet op het tegendeel. Overigens geldt dat op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet gezegd kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat de appartementen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de legale inkomsten van de ouders van verdachte.
Ten aanzien van het geldbedrag (onder B) heeft de raadsman voorop gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het geld voorhanden had, gelet op de verklaring van [broer verdachte] , inhoudende dat het grotendeels zijn geld was. Indien het hof anders oordeelt, namelijk dat het wel verdachte was die dit geld voorhanden had, en dat dit geld onmiddellijk afkomstig was uit door verdachte begane misdrijven (te weten de hennepteelt), kan -kort gezegd- niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van daadwerkelijk verbergen en/of verhullen van het geld, dan wel van gedragingen die kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld. Het enkel stationeren van het geld bij de woning van de ouders van verdachte brengt geen verhullingshandeling met zich mee.
Ten aanzien van het onder C tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 1 bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van het hof
Het hof sluit zich (grotendeels) aan bij hetgeen de rechtbank ten aanzien van het bewijs van het tenlastegelegde feit onder 1 heeft overwogen, zodat het hof in het hiernavolgende de overwegingen van de rechtbank overneemt en deze tot de zijne maakt. De overgenomen overwegingen zijn cursief weergegeven. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of - op kleine punten - verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de verbetering van de een na laatste zin die in het vonnis in de derde alinea op pagina 27 staat. Een enkele overweging is niet overgenomen.
Bewijsmiddelen witwassen
De rechtbank verwijst naar de bewijsmiddelen die bij feit 3 zijn opgenomen. Aanvullend daarop acht de rechtbank de hierna opgenomen bewijsmiddelen van belang.
Bewijsmiddelen appartementen Tanger (feit 1 onder A)Op 3 mei 2016 is bij het Financial Intelligence Unit (FRJ) een verzoek verstrekking gedaan
betreffende ongebruikelijke transacties. [61] Op 26 augustus 2016 zijn door het FIU gegevens
verstrekt, waaruit blijkt dat [betrokkene 6] op 29 september 2014 twee appartementen heeft
aangekocht in Tanger met de nummers [appartement 1] en [appartement 2] . [62] Het gaat daarbij om
appartementen aan de straat [appartement 2]
. [63] Dit wordt bevestigd door het Kadaster te Marokko, waarbij op de
eigendomsverklaringen de onroerende goederen respectievelijk [appartement 1] [64] en
[appartement 2] [65] worden genoemd onder vermelding van de hiervoor genoemde
nummers.
Uit de (aankoop)akte van de appartementen volgt dat [betrokkene 6] aan [voornaam verdachte] een volmacht
heeft gegeven voor de aankoop van beide appartementen. [66]
Op 26 oktober 2016 om 00:38 uur belt [betrokkene 6] naar [codenaam 4] (samengevat
weergegeven):
NNvrouw vraagt haar of het huis in Tanger groot is.
[betrokkene 6] zegt: “Ja en we hebben daar twee woningen zelfs”.
[betrokkene 6] zegt dat [voornaam verdachte] daar zijn geld heeft gestald. [67]
Op 15 oktober 2016 om 00:05 uur belt [voornaam verdachte] ( [codenaam 5] ) naar [codenaam 6] :
[codenaam 5] vraagt of [codenaam 6] in Tanger is.
[codenaam 6] is in Tanger.(…)
[codenaam 6] ik sta nu voor jouw deur.(…)
[codenaam 6] ik ben voor jou naar die hoe heet het geweest, naar die water en licht
(...)
[codenaam 6] water zit nog geld maar op licht zit geen geld op die ander ook je weet toch die
ander huis die je niet gebruikt,
(…)
[telefoonnummer 2] man ik heb daar geld liggen [betrokkene 10] ga naar huis
(…)
[telefoonnummer 2] ik heb liggen in een kussen van die bank [68]
Bewijsmiddelen zonnebanken (feit 1 onder C: actiedag 21 februari 2017)
Uit het Uittreksel van de Kamer van Koophandel, gedateerd op 13 juni 2016, blijkt dat de
zonnestudio ‘ [naam] ’ is gevestigd op het adres [adres] . De (enige) eigenaar van de zonnestudio is [verdachte] . [69] Uit het uittreksel blijkt verder dat de
onderneming in de periode van 4 mei 2015 tot en met 5 december 2015 de handelsnaam
[bedrijf 2] heeft gevoerd. [70]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard - voor zover van belang en zakelijk weergegeven -
inhoudende:
Tijdens de doorzoeking op 21 februari 2017 is er op het [adres] een factuur met factuurnummer […] aangetroffen van [bedrijf 1] . Op de factuur is te zien dat er 3 zonnebanken zijn aangekocht. (...) De factuur staat op naam van [bedrijf 2] , [adres] . Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam] Zonnestudio, waarvan [verdachte] eigenaar is in de periode 04-05-2015 tot en met 05-12-2015 de naam [bedrijf 2] heeft gevoerd. Het totaalbedrag van de factuur bedraagt € 83.273,75. Op de factuur is met pen genoteerd dat er € 63.273,75 contant is betaald en de overige € 20.000,00 via de bank is betaald. Op de uitgeleverde mutatieoverzichten van ABN AMRO Bank van rekeningnummer […] ten name van [verdachte] is te zien dat de overboeking van ê 20.000,00 op26 november 2015 wordt overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 1] met in de omschrijving factuurnummer […] . Het bedrag van € 63.273,75 is op deze rekening niet zichtbaar in de bevraagde periode. [71]
Getuige [getuige] heeft verklaard -voor zover van belang en zakelijk weergegeven-
inhoudende:
V: Wat verdiende je per uur bij [naam] Zonnestudio?
A: ik twijfel tussen 5 euro of 6,50 euro per uur. Ik kreeg per maand tussen de 600 en 700 uitbetaald.
V: Hoe kreeg je je salaris uitbetaald?
A: Ik kreeg dat altijd in een envelop contant. [72]
V: Hoe kregen de collega‘s uitbetaald?
A: Ook contant uitbetaald.
(...)
V: Hoeveel klanten kwamen er gemiddeld op een dag bij [naam] Zonnestudio?
A: Dat verschilde. Ja doordeweeks op dinsdag bijvoorbeeld 10/15 per dag. De
donderdagavond ongeveer 10. Zondag was het heel stil, nou ongeveer maximaal 7 klanten over de hele dag.
V: Verkochten jullie ook nog spullen?
A: Ja, crèmes en zo
V: Waren er ook nog klanten die alleen binnen kwamen om crème te kopen?
A: Ja die kwamen dan alleen voor. Dat gebeurde niet zoveel. (...)
V: Hoeveel Euro kostte het om onder de zonnebank te gaan? [73]
A: Dat kost € 7,50 voor maximaal 20 minuten. Als je langer ging dan kwam er 0,50 cent per 5 minuten bij.
V: Werd dat contant afgerekend of gepind?
A: Allebei.
V: Dus er was contant geld aanwezig, hoeveel zat er aan het eind van de dag in de
kassa.
A: Aan het begin van de dag zat er meestal 45 euro in de kassa. Aan het eind van de dag had je meestal 150 tot 200 euro. [74]
Je zag ook dat de zonnestudio niet lekker liep, qua klanten. Er liepen echt niet zoveel klanten binnen. Als je daar dan de hele dag bent en je krijgt maar maximaal 10 a 15 klanten per dag. Dit was echt wel over de hele periode dat ik daar gewerkt heb. [75]
Bewijsmiddelen contant geldbedrag (feit 1 onder A: actiedag 21 februari 2017)
Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- inhoudende:
Op dinsdag 21 februari 2017 vond er (...) een doorzoeking (...) plaats in de woning aan het [adres] . (...)
Hieronder volgt een overzicht van de genummerde ruimtes.
01: woonkamer
02: keuken
03: buitenkeuken
04: wc
05: gang
06: schuur
07: slaapkamer rechts
08: slaapkamer midden
09: slaapkamer links
10: overloop
11: badkamer
12: inloopkast tweede verdieping
13: overloop tweede verdieping
14: slaapkamer tweede verdieping
15: kruipruimte
16: tussenberging inclusief houten afscheidingswand tussen de berging en buitenkeuken. [76]
Ruimte 02:
1907445 Contant geld 940 euro [77]
Ruimte 06:
1907358 Contant geld. 8100 euro. Aangetroffen in doos met koffiepotje. Geldbedrag was in stapeltjes van o.a. 500 euro en 400 euro opgedeeld. Om elk stapeltje zat een
opnamebewijs van de ABN-AMRO gewikkeld. Op dit bewijs stond met de pen geschreven de namen [naam] .
1907359 Contant geld. 10.000 euro. Zat in een pan in blauwe verpakking
1907361 Contant geld. 15.100 euro. Zat in een pan, die in een doos zat
1907363 Contant geld. 35.000 euro. Zat in een plastic tas
1907365 Contant geld. 15.000 euro. Zat in een plastic tas
1907391 Contant geld. Muntgeld 2676,47. Verdeeld over 5 (plastic) tassen
(…)
1908393 Contant geld. 20.700 euro. Zat in een plastic tas [78]
Ruimte 09: [79]
1907448 Contant geld. 9295 euro. Zat in een zak van een kledingstuk
1907948 Contant geld. 450 euro [80]
Ruimte 15:
1907453 Geld. 34.900 euro
(…)
Ruimte 16:
1907458 Contant geld. 117.900 euro [81]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft verklaard - voor zover van belang en zakelijk weergegeven -
inhoudende:
Op dinsdag 21 februari 2017 (...) bevond ik me (...) in perceel [adres] . (...). Mij was gevraagd (...) de bij de woning behorende schuur te doorzoeken. [82]
Foto 2: Diverse bankbiljetten in een plastic tas. Deze tas zat vervolgens in een zwarte pan.
Foto 3 t/m 6: Pakje bankbiljetten, geseald, in doos met coffee/theemaker [83]
Foto 7 t/m 9: Pakje bankbiljetten in blauw plastic in snelkookpan [84]
Foto 10 t/m 15: Diverse tassen met muntgeld [85]
Op 30 oktober 2016 om 18:43 uur belt [voornaam verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) naar [betrokkene 6] ( [codenaam betrokkene 6] ):
[codenaam betrokkene 6] Heb je wat nodig?
[telefoonnummer 2] Ja ik heb geld nodig.
[codenaam betrokkene 6] Als je geld nodig hebt moet je wachten tot je vader er is. [86]
Op 11 november 2016 om 21:12 uur belt [voornaam verdachte] (NNman [telefoonnummer 5] ) naar [codenaam 7] :
NNman: [telefoonnummer 5] : ‘En mijn bewaargoed is dat er nog niet’(…)
NNman: [telefoonnummer 5] : Ga het afmaken en ga dat geld halen. [87]
Op 18 december 2016 om 18:05 uur belt [broer verdachte] (NNman) naar [betrokkene 6] :
NNman: Is goed, als ik jou bel, dan moet je naar huis komen, is dag goed.
[betrokkene 6] : Waarom?
NNman: Je moet niet vragen waarom? Klaar.
[betrokkene 6] : Ik kan nu niet naar huis komen nu... euhhhh…
NNman: Oke, is mijn vader daar?(…)
NNman: Ik wil namelijk daar euhhh neerzetten, je weet zelf wel, papier.... toiletpapier.
[betrokkene 6] : Euhhh… dan moet je tegen [voornaam verdachte] het zeggen, je moet het tegen [voornaam verdachte] zeggen en die kan jou het vertellen dan. Die kan je dat ene vertellen dan.
NNman: Hij gaat vertrekken vriend, hij zei tegen mij, alleen Hajar is daar.
[betrokkene 6] : Alleen als je mij komt ophalen en dat ik dan terug kom. [88]
Op 29 december 2016 om 11:44 uur belt [betrokkene 6] ( [B6] ) naar [betrokkene 5] ( [B5] ):
[B6] : Waar heb je dat plastic zakje gedaan? Die je hier vandaan meegenomen hebt van die grote (oudste). Achter de magnetron of achter de borden.
[B5] : Van wie? Van [betrokkene 3] of niet?
[B6] : Nee, van die grote, die oudste!!!
[B5] : Ligt in de Kookpot (voor couscous)!!!
[B6] : En die anderen???
[B5] . Die van [betrokkene 3] , achter magnetron. Klaar.
(…)
[B5] : Dat van [betrokkene 3] is niet veel, daar zit niet veel, klaar. [89]
Op 13 januari 2017 om 19:52 uur belt [codenaam 8] naar [betrokkene 6] :
[betrokkene 6] zegt dat [betrokkene 5] en [betrokkene 11] naar die familie is om afscheid te nemen, maar dat zij niet gaat tot zij weer terug komen. [betrokkene 6] zegt dat zij de woning niet onbeheerd wilt laten. [90]
Op 13 januari 2017 om 19:55 uur belt [betrokkene 5] naar [betrokkene 6] :
[betrokkene 5] zegt, moet ik dan zelf komen.(…)
[betrokkene 6] zegt: “Kijk maar wat je doet, maar ik zal de woning niet onbeheerd achterlaten”.
[betrokkene 5] zegt dat het goed is en dat hij komt. [91]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet aanleiding de verschillende onderdelen van het tenlastegelegde
witwassen in een andere volgorde te bespreken dan waarin zij zijn tenlastegelegd.
Aangetroffen contant geld [adres]
Herkomst
Door de officieren van justitie is onder feit 1 een bedrag van € 271.705,72 tenlastegelegd als witwasbedrag.
De rechtbank stelt vast dat in de woning van [betrokkene 6] en [betrokkene 5] bij de doorzoeking in totaal een geldbedrag van € 270.061,47 is aangetroffen en inbeslaggenomen.
Op grond van de tapgesprekken is duidelijk dat het grootste deel van het daar aangetroffen
geld aan [voornaam verdachte] toebehoort. Van [voornaam verdachte] is geen legale bron van inkomsten bekend die
de grote hoeveelheden contant geld waarover hij kon beschikken zou kunnen verklaren. Er is daarom sprake van een vermoeden van witwassen. Indien een dergelijk vermoeden wordt
aangenomen, mag van een verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer
verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. [92] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat een deel van het aangetroffen geld van hem was en dat dit geld afkomstig was uit de opbrengst van hennepteelt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is bij grootschalige hennepteelt en —handel.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het grootste
deel van het in de woning van de ouders aangetroffen geldbedrag van de hennephandel van
[voornaam verdachte] afkomstig was.
Juridisch kader
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat indien vaststaat dat het enkele
voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden
gekwalificeerd. Om tot kwalificatie van dat misdrijf te kunnen komen moet er dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het
daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf
verkregen voorwerp gericht karakter heeft. De rechtbank overweegt dat het enkele in het eigen huis verstoppen dan wel opbergen van crimineel geld volgens de jurisprudentie niet voldoet aan de door de wet gestelde eisen voor (schuld)witwassen. Er moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte een handeling heeft verricht die erop gericht was om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Deze gedraging moet zijn gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. [93]
Tussenconclusie met betrekking tot het geldbedrag
Uit het onderzoek ter terechtzitting, tezamen met de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, is het volgende gebleken. Het geldbedrag is verdeeld over verschillende plaatsen gevonden in de woning van [betrokkene 5] en [betrokkene 6] . Het geld was verborgen op meerdere plaatsen, waaronder de schuur, de kruipruimte en de tussenberging, waarbij ook geld was verstopt in een houten afscheidingswand tussen de berging en buitenkeuken. In deze laatste ruimte werden ook meerdere briefjes van € 500,- en een grote hoeveelheid briefjes van € 100,- gevonden. In de schuur was het geld vervolgens (verder) verhuld in alledaagse voorwerpen zoals in een pan, in een doos met coffee/theemaker en in een snelkookpan.
Uit het dossier en het ter terechtzitting aangevoerde blijkt niet dat [voornaam verdachte] op dat moment
in de woning woonde dan wel duurzaam verbleef. De door de raadsman aangevoerde
omstandigheid dat onder andere zijn paspoort zich ook in de woning bevond, leidt niet tot een andere conclusie.
Uit de hierboven opgenomen tapgesprekken blijkt dat [voornaam verdachte] zich bewust was van het geld dat was opgeborgen in het huis van [betrokkene 6] en [betrokkene 5] . Het geld werd beheerd door [betrokkene 6] en [betrokkene 5] en [voornaam verdachte] belde van tevoren als hij geld wilde ‘opnemen’. Het verstrekken van het geld werd gecoördineerd door [betrokkene 6] in samenwerking met [betrokkene 5] en het huis werd niet onbeheerd achtergelaten.
Uit het voorgaande blijkt dat [voornaam verdachte] een handeling heeft verricht die gericht is geweest op het veilig stellen van zijn criminele opbrengsten. Hij heeft geld naar het huis van zijn ouders gebracht en in beheer gegeven aan zijn ouders. Dit leidt, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, tot de conclusie dat [voornaam verdachte] niet meer alleen geld voorhanden heeft gehad, maardit ook heeft overgedragen. [94] De grondige wijze van opbergen van het geld in de woning van [betrokkene 6] en [betrokkene 5] draagt bij aan deze conclusie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat [voornaam verdachte] zich schuldig
heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van meerdere hoge geldbedragen.
Voorwerpen
Aankoop zonnebanken
De rechtbank acht op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen het bij feit 1 onder C ten
laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe dat de zonnebanken zijn
aangekocht door [voornaam verdachte] waarbij € 63.273,75 contant is betaald. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de opgenomen getuigenverklaringen, volgt dat het
onwaarschijnlijk is dat dit contante geldbedrag bestaat uit legale inkomsten van
zonnebankstudio [naam] , waarvan [voornaam verdachte] eigenaar is. Ook van andere legale inkomsten waarmee de zonnebanken kunnen zijn bekostigd is niet gebleken. De rechtbank oordeelt dan ook dat [voornaam verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van dit bedrag door dit voorhanden te hebben, over te dragen en vervolgens om te zetten.
Appartementen Tanger
Op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Uit de koopakte van de appartementen blijkt dat [voornaam verdachte] door [betrokkene 6] is gevolmachtigd
voor de aankoop van beide appartementen. Uit de tapgesprekken volgt dat [voornaam verdachte] zijn geld daar heeft gestald en dat hij zich als zijnde de eigenaar ontfermt over de rekeningen van water en licht. Uit niets in het dossier blijkt hoe de woningen op een legale wijze zouden kunnen zijn bekostigd, zowel niet door [voornaam verdachte] als door zijn ouders. Door op deze wijze de appartementen aan te schaffen acht de rechtbank bewezen dat [voornaam verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van de appartementen. De rechtbank acht op grond van deze feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat het geld gebruikt voor de aankoop van de appartementen uit enig misdrijf afkomstig was.Het hof is van oordeel dat daarbij in elk geval sprake is van medeplegen met de moeder van verdachte.
Gewoontewitwassen
De rechtbank acht, op grond van de opgenomen bewijsmiddelen, het hiervoor overwogene en de bewezenverklaring van grootschalige hennephandel, bewezen dat [voornaam verdachte] gedurende langere periode en meerdere malen, geld heeftovergedragen naar
het huis van [betrokkene 6] en [betrokkene 5] . Daarnaast heeft hij op bovengenoemde wijze de appartementen in Tanger en de zonnebanken aangekocht bij [bedrijf 1] witgewassen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [voornaam verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.

Conclusie

De rechtbank acht, op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, wettig en
overtuigend bewezen dat [voornaam verdachte] zich, tezamen met [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , op de na te melden wijze schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Partiële vrijspraak
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van witwassen in de periode van 29 september 2014 tot en met 21 februari 2017. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de eerdere periode die ten laste is gelegd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte voorafgaande aan de bewijsbare periode zich al schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 4 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe -kort gezegd- het volgende aangevoerd. Niet is vast te stellen dat het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] van verdachte is. Voorts kan uit de tapgesprekken (indien wel wordt vastgesteld dat verdachte daarvan deelnemer was) niet worden afgeleid dat wordt gesproken over de invoer van cocaïne. Ten slotte hebben de gedragingen, indien deze wel bewezen worden geacht, geen concrete vorm aangenomen zodat niet kan worden gesproken over voorbereidings- of bevorderingshandelingen die gericht zijn op de invoer van cocaïne.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 4 bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van het hof
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan de strafbare voorbereiding of bevordering van de invoer van cocaïne. Dit is strafbaar gesteld in artikel 10a van de Opiumwet, waarin, voor zover van belang, strafbaar is gesteld het voorbereiden of bevorderen van een feit bedoel in artikel 10 lid 4 of 5 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te medeplegen of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen (artikel 10a lid 1 sub 1 Opiumwet) dan wel zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te trachten te verschaffen (artikel 10a lid 1 sub 2 Opiumwet).
De vraag is het dossier bewijsmiddelen bevat die een bewezenverklaring van -kort gezegd- de strafbare voorbereiding van invoer van cocaïne kunnen opleveren.
Het hof overweegt het volgende.
Zoals het hof reeds in het hierboven overwogene heeft vastgesteld is verdachte de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] .
Kort gezegd volgt uit de relevante bewijsmiddelen (zoals ook uitgebreid door de rechtbank is overwogen) dat [betrokkene 4] van 6 tot en met 14 december 2016 naar Suriname is gereisd [95] en dat er telecommunicatie heeft plaatsgevonden tussen [betrokkene 4] en verdachte in de periode dat [betrokkene 4] in Suriname was. Deze telecommunicatie is getapt en de gesprekken zijn uitgewerkt. [96] Voorts is er cocaïne aangetroffen in de woning van de vriendin van [betrokkene 4] . [97]
Het hof is van oordeel dat uit de telefoongesprekken tussen [betrokkene 4] en verdachte onmiskenbaar volgt dat wordt gesproken over de invoer van cocaïne. Er wordt daarin gesproken over het Mexicaanse kartel, naar Ecuador gaan, het vertrek van boten uit verschillende havenplaatsen, controles bij de douane, inhoud van containers, et cetera. Bij dit oordeel is in acht genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat de cocaïne in Europa veelal uit landen in Zuid-Amerika afkomstig is.
Het voeren van dergelijke gesprekken leveren naar het oordeel van het hof echter nog geen bewijs voor strafbare voorbereiding op. Het hof overweegt daarbij dat de gesprekken onvoldoende concreet zijn om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen. Daarentegen hebben de gesprekken meer een oriënterend karakter en is er sprake van kennis- en informatie-uitwisseling, waardoor men blijft hangen in het voorstadium van strafbare voorbereiding. Van het door verdachte plegen van strafbare voorbereidingshandelingen -in juridische zin- is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 4 tenlastegelegde.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe -kort gezegd- het volgende aangevoerd. Ten eerste kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het enkele feit dat verdachte en medeverdachten familie zijn en wellicht op de hoogte zijn van elkaars doen en laten en elkaars contacten gebruiken, is daartoe onvoldoende. Indien wel wordt aangenomen dat sprake is van een criminele organisatie, is niet vast te stellen dat verdachte tot de organisatie behoort en daarin een aandeel heeft, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 2 bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake is als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het feit te komen. Het hof overweegt het volgende.
Uit de voorgaande overwegingen blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) witwassen met onder meer zijn moeder en aan het medeplegen van hennepteelt met onder meer zijn broer [broer verdachte] . Het enkele feit dat verdachte en zijn medeverdachten familie zijn en samen dan wel afzonderlijk strafbare feiten hebben gepleegd, is echter onvoldoende om te kunnen spreken van een criminele organisatie. Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat sprake was van een vaste structuur en een duurzaam samenwerkingsverband, en evenmin kan van een sturende rol van verdachte worden gesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 29 september 2014 tot en met 21 februari 2017, te Utrecht en
/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/ofte Tanger
en/of elders in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(van)
één of meervoorwerp(en), te weten:
A. twee appartementen in Tanger (Marokko), te weten:
- [appartement 1] en
/of- [appartement 2]
en
/ofB.
één of meercontante geldbedrag
(en
) van in totaal € 271.705.72,-
(sub a)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had
en/of
(sub b)
heeft
/hebbenverworven, voorhanden gehad, overgedragen en
/ofomgezet
en/of gebruik gemaakt,
en
/of
C.
één of meercontante uitgaven bij [bedrijf 1] van in totaal € 63.273,75,-
(sub b)
heeft
/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en
/ofomgezet
en/of gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s
) (telkens
)wist(en) dat voornoemd
(e
)voorwerp
(en
)geheel
of gedeeltelijk-onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf,
en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 november 2016 tot en met 21 februari 2017 in België en
/ofin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens
)opzettelijk heeft geteeld en
/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep
en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
In eerste aanleg is verdachte door de rechtbank veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte in hoger beroep tot een gevangenisstraf van vijf jaar wordt veroordeeld.
De raadsman heeft verzocht om de in eerste aanleg opgelegde straf te matigen en om rekening te houden met de beperkende gevolgen van de coronacrisis voor het uitzitten van een gevangenisstraf.
Het hof overweegt als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd (samen met anderen) schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en aan het telen en aanwezig hebben van hennep. Het hof is van oordeel dat het om twee ernstige feiten gaat. Ten aanzien van het witwassen is sprake geweest van een niet onaanzienlijk geldbedrag en van andere goederen. Witwassen brengt de legale economie in gevaar en bedreigt de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ten aanzien van de hennepteelt en het aanwezig hebben daarvan is sprake geweest van een grote hoeveelheid. Een dergelijk feit speelt zich af in een wereld van criminaliteit die wordt gekenmerkt door intimidatie en geweld. Bovendien vormt het gebruik van hennep een gevaar voor de volksgezondheid.
Het hof is van oordeel dat in een geval als het onderhavige, met name gelet op de ernst van de feiten en de lange pleegtijd daarvan, enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstaf passend is. Vanwege de vrijspraken van de feiten 2 en 4 zal de door rechtbank opgelegde straf echter worden gematigd. Voorts houdt het hof rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit niet is gebleken dat er sprake is van recidive.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend is.
Beslag
Het hof overweegt dat uit het vonnis blijkt dat ter terechtzitting in eerste aanleg door de officieren van justitie een beslaglijst is overgelegd die als bijlage aan het vonnis is gehecht. Deze beslaglijst bevindt zich echter niet bij de stukken zoals die bij het hof zijn aangeleverd en evenmin is deze lijst aan het vonnis gehecht.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een nieuwe beslaglijst overgelegd. Deze beslaglijst wordt aan het arrest gehecht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de daarop vermelde goederen onder de nummers 1 tot en met 4 (zonnebanken, of in ieder geval de opbrengst van de verkoop daarvan), 18 en 19 (de appartementen in Tanger), en 20 tot en met 31 (de in de woning van de ouders van verdachte in beslag genomen geldbedragen) verbeurd worden verklaard. Ten aanzien van de in eerste aanleg genomen beslissingen op het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat daarover in hoger beroep hetzelfde wordt beslist.
Het hof overweegt als volgt.
Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst genoemde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 4, 18 en 19, en 20 tot en met 31. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Nu het hof niet beschikt over de in eerste aanleg overgelegde beslaglijst, kan het over deze goederen geen beslissingen nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de goederen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst:
- 1 tot en met 4;
- 18 en 19;
- 20 tot en met 31.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. R.J. Bokhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 19 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 augustus 2020.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. ………, raadsheren,
mr. R. Zwarts, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter sluit het onderzoek ter terechtzitting.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen
2.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [verbalisant 1] d.d. 12 december 2016, ordner 1, pagina 64.
3.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 676.
4.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [verbalisant 1] d.d. 12 december 2016, ordner 1, pagina 67.
5.Proces-verbaal van stemherkenning van [verbalisant 2] d.d. 13 maart 2017, ordner 1, pagina 130.
6.Proces-verbaal vaststellen identiteit d.m.v. stemherkenning van [verbalisant 1] d.d. 25 januari 2017, ordner 1, pagina 103.
7.Proces-verbaal vaststellen identiteit d.m.v. stemherkenning van [verbalisant 1] d.d. 25 januari 2017, ordner 1, pagina 104.
8.Proces-verbaal vaststellen identiteit d.m.v. stemherkenning van [verbalisant 1] d.d. 25 januari 2017, ordner 1, pagina 105.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris d.d. 16 januari 2018, pagina 2-4.
10.Proces-verbaal vaststellen identiteit ( [telefoonnummer 3] ) van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 februari 2017, ordner 1, pagina 215.
11.Proces-verbaal vaststellen identiteit ( [telefoonnummer 3] ) van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 februari 2017, ordner 1, pagina 219.
12.Proces-verbaal vaststellen identiteit ( [telefoonnummer 3] ) van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 februari 2017, ordner 1, pagina 218.
13.In deze bewijsoverweging worden de telefoonnummers aangeduid met de laatste 4 cijfers van de in het dossier opgenomen nummers.
14.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 december 2016, ordner 1, pagina 67; Proces-verbaal van stemherkenning van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 13 maart 2017, ordner 1, pagina 131-132.
15.Proces-verbaal vaststellen identiteit d.m.v. stemherkenning van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 januari 2017, ordner 1, pagina 86-87.
16.Proces-verbaal vaststellen identiteit (
17.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker (
18.Proces-verbaal handelslijn [betrokkene 3]
19.Proces-verbaal handelslijn [betrokkene 3]
20.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker (
21.Proces-verbaal vaststellen identiteit (
22.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker (
23.Proces-verbaal van bevindingen (
24.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker (
25.Proces-verbaal vaststellen identiteit gebruiker (
26.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
27.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 677.
28.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 678.
29.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 679.
30.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
31.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 678.
32.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
33.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 682-683.
34.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
35.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
36.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 684.
37.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
38.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
39.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 24 januari 2017, ordner 2, pagina 686.
40.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
41.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
42.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
43.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
44.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
45.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
46.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
47.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
48.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
49.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
50.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
51.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
52.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
53.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] (
54.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 13] , ordner 5, pagina 2006.
55.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] d.d. 21 februari 2017, ordner 3, pagina 1024-1028 (
56.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] d.d. 22 februari 2017, ordner 3, pagina 1166.
57.Een verhoor van getuige onder ede, [betrokkene 9] , afgelegd bij de onderzoeksrechter bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel d.d. 20 maart 2019.
58.Overzicht reisbewegingen van [voornaam verdachte] , ordner 1, pagina 117-119 (en proces-verbaal van relaas, ordner 1, pagina 51).
59.Proces-verbaal van relaas, ordner 1, pagina 51-52.
60.Getuigenverklaring van [broer verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2019.
61.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] (LOVJZ-verzoek 3 mei 2016), dossier witwassen, pagina 228.
62.Resultaat Buitenlandbevraging Financial Intelligence Unit [naam] d.d. 26 augustus 2016, dossier witwassen, pagina 247.
63.Akte verkoop onroerend goed, financieel dossier ordner 6, pagina 2028 en 2034.
64.Gezamenlijke eigendomsverklaring, nationaal agentschap ter registratie van onroerende goederen (Kadaster) en
65.Gezamenlijke eigendomsverklaring, nationaal agentschap ter registratie van onroerende goederen (Kadaster) en
66.Akte verkoop onroerend goed, financieel dossier ordner 6, pagina 2024 en 2034.
67.Een tapgesprek, sessienummer 292, ordner 6, pagina 2230.
68.Een tapgesprek, sessienummer 3889, dossier witwassen, pagina 268.
69.Uittreksel van de Kamer van Koophandel, gegenereerd op 13 juni 2016, ordner 1, pagina 69.
70.Uittreksel van de Kamer van Koophandel, gegenereerd op 13 juni 2016, ordner 1, pagina 70.
71.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 16 maart 2017, ordner 4, pagina 1561-1562 (
72.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 1 juni 2017, ordner 4, p. 1581.
73.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 1 juni 2017, ordner 4, p. 1582.
74.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 1 juni 2017, ordner 4, p. 1583.
75.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 1 juni 2017, ordner 4, p. 1586.
76.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2311.
77.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2312.
78.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2313.
79.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2314.
80.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2315.
81.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 25 februari 2017, ordner 6, pagina 2317.
82.Een proces-verbaal fotoreportage van [verbalisant 9] d.d. 21 februari 2017, ordner 6, pagina 2328.
83.Een proces-verbaal fotoreportage van [verbalisant 9] d.d. 21 februari 2017, ordner 6, pagina 2329-2330.
84.Een proces-verbaal fotoreportage van [verbalisant 9] d.d. 21 februari 2017, ordner 6, pagina 2331-2332.
85.Een proces-verbaal fotoreportage van [verbalisant 9] d.d. 21 februari 2017, ordner 6, pagina 2332-2334.
86.Een tapgesprek, sessienummer 11454, ordner 1, pagina 78.
87.Een tapgesprek, sessienummer 86, ordner 1, pagina 94.
88.Een tapgesprek, sessienummer 1834, ordner 1, pagina 240.
89.Een tapgesprek, sessienummer 2239, ordner 6, pagina 2209.
90.Een tapgesprek, sessienummer 2934, ordner 6, pagina 2212.
91.Een tapgesprek, sessienummer 2935, ordner 6, pagina 2213.
92.Hoge Raad 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1500.
93.Hoge Raad 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440; Hoge Raad 29 januari 2014, ECLI:HR:2014:188.
94.Hoge Raad 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2344.
95.Een proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 22 december 2016, ordner 2, pagina 568-569 en een verklaring bij de rechter-commissaris, afgelegd door [naam] d.d. 3 december 2018, p. 4.
96.Een tapgesprek, sessienummer 313, ordner 2, pagina 630-632; processen-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 9 januari 2017, tapgesprekken 324, 347, 351, 353, 356, 364, 166534407, 166535057, 55, pagina’s 608, 611-612, 614-616, 618.
97.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 16] d.d. 21 februari 2017, ordner 5, pagina 1869, en een proces-verbaal indicatieve test van [naam] d.d. 22 februari 2017, ordner 5, pagina 1874.