ECLI:NL:RBOVE:2024:1918

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
08.963575.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en opzettelijke invoer van cocaïne

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 57-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 86 maanden en een geldboete van € 72.000,-. De man was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met Opiumwetmisdrijven, waaronder de invoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de voorbereiding en bevordering van de handel in cocaïne en synthetische drugs. De zaak kwam aan het licht door een internationaal onderzoek naar criminele netwerken, waarbij gebruik werd gemaakt van versleutelde communicatie via het ANØM-platform. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een actieve rol had in de organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor financiële zaken en coördinatie van activiteiten. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte munitie in zijn woning had, wat ook tot zijn veroordeling leidde. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel, maar matigde de straf vanwege overschrijding van de redelijke termijn van de rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963575.21 (P)
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 januari 2024, 25 januari 2024, 1 februari 2024 en 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 16 mei 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:deelname aan een criminele organisatie gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven en het voorbereiden en bevorderen van die misdrijven;
feit 2:de invoer van 10 kilogram cocaïne;
feit 3: voorbereidingshandelingen gericht op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en invoeren van cocaïne;
feit 4: voorbereidingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van amfetamine, metamfetamine, MDMA en LSD;
feit 5: het voorhanden hebben van een revolver en munitie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte] , dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 07 juni 2021, althans de periode van 22 januari 2020 tot en met 07 juni 2021, te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hank, gemeente Altena, en/of Waalwijk en/of Hilversum en/of Harderwijk en/of Drimmelen en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hem, [verdachte] , en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet;
2
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht - al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet - een totale hoeveelheid van (ongeveer) 10 kilogram, althans een hoeveelheid, (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 07 juni 2021, althans de periode van 22 januari 2020 tot en met 07 juni 2021, te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hank, gemeente Altena, en/of Waalwijk en/of Hilversum en/of Harderwijk en/of Drimmelen en/of (elders) in Nederland en/of te Hamburg (D) en/of (elders) in Duitsland en/of te Arendonk (B) en/of Heule (B) en/of
(elders) in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of - (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)

- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de invoer van cocaïne - waaronder de invoer van cocaïne in bananendozen vanuit Ecuador en/of Colombia (via Duitsland) en/of de invoer van cocaïne door middel van petcoke - en/of het (verdere) vervoer en/of het uithalen en/of het terugwinnen en/of het (af)leveren van die cocaïne en/of de (verdere) handel in die cocaïne en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) (een) ontvanger(s)/uithaler(s) en/of (een) [alias 16] (s)/laborant(en) en/of (een) deklading(en) en/of (een) container(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of ingezet en/of in laten zetten en/of
- (hiertoe) een of meer (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/uitwas)locaties - waaronder een loods op/aan de [adres 3] en/of een loods op/aan de [adres 2] - geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/ uitwas)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (in of omstreeks de periode van 16 februari 2020 tot 20 maart 2020) een totale hoeveelheid van 200 kilogram - waarvan een hoeveelheid van 33 kilogram voor [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) -, althans een hoeveelheid, cocaïne in bananendozen per schip vanuit Colombia naar Hamburg (D) laten vervoeren en/of (vervolgens) aldaar uit laten laden en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een) berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een) (aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s) en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of laten maken;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 februari 2020 tot en met 07 juni 2021 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Zeewolde en/of Herpt, gemeente Heusden, en/of Hank, gemeente Altena, en/of Waalwijk en/of Hilversum en/of Harderwijk en/of Drimmelen en/of (elders) in Nederland en/of te Heule (B) en/of (elders) in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een
materiaal bevattende) MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) LSD, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of LSD (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) - niet zijnde cocaïne - als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)

- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de in- en/of uitvoer van (een of meer van) bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (de uitvoering van) het productieproces en/of het (verdere) vervoer van (een of meer van) genoemde middelen en/of de (verdere) handel in (een of meer van) die middelen en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) (een) hoeveelhe(i)d(en) hardware en/of (pre-)precursoren en/of chemicaliën/grondstoffen - waaronder benzylmethylketon (BMK) en/of aceton en/of isopropanol -, geschikt/benodigd voor de productie van (een of meer van) voormeld(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld en/of laten bestellen en/of geregeld en/of laten regelen en/of in voorraad en/of voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of ondergebracht en/of laten onderbrengen en/of
- (hiertoe) een of meer (lab-/productie-/opslag)locaties - waaronder een loods op/aan de [adres 2] en/of de [adres 4] , gemeente Geertruidenberg - geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (lab-/productie-/ opslag)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (hiertoe) (een) (koel)container(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of een lasser en/of (een) draaier(s) gezocht en/of geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een)
berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of
contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een)
ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een)
(aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s)
en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of
(een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of laten maken;
5
hij op of omstreeks 07 juni 2021 te Herpt, gemeente Heusden, in elk geval in Nederland, een revolver - merk Smith & Wesson 649-2, kaliber .38 Special (IBN-code BE015.06.02.001) -, althans een (vuur)wapen, van categorie III en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) kogel- en/of hagelpatronen (IBN-codes BE015.06.02.001, BE015.02.03.002, BE015.02.03.003, BE015.02.03.004, BE015.02.03.005, BE015.04.01.002, BE015.07.02.011 en BE015.06.03.001), althans munitie, van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Opbouw vonnis
De rechtbank zal het vonnis ten behoeve van de leesbaarheid als volgt indelen. Allereerst zal de rechtbank de aanleiding en het verloop van het onderzoek 26Does uiteenzetten. Daarna zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de formele verweren worden weergegeven en zal de rechtbank ingaan op de verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de ANØM-data. Vervolgens zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten worden weergegeven, waarna de rechtbank de identificatie van de in dit onderzoek gedagvaarde verdachten zal bespreken en per feit een oordeel zal geven over de vraag of al dan niet voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om voor [verdachte] tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal bij de bespreking van de feiten steeds ingaan op de gevoerde verweren.
4.2
Aanleiding en verloop onderzoek 26Does
Op 4 september 2020 heeft de Nederlandse Politie van de Amerikaanse Liaison Officer van het Federal Bureau of Investigation (FBI), informatie ontvangen over een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat van de FBI de naam SOMNUS kreeg en betrokken zou zijn bij grootschalige internationale drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, de Verenigde Staten en Australië. Deze informatie luidde als volgt:
"
Ter ondersteuning van onderzoek Trojan Shield heeft de FBI in San Diego een bestrijdingsstrategie ontwikkeld om internationaal opererende criminele samenwerkingsverbanden (CSV's) te verstoren en te ontmantelen over de hele wereld. Een van deze CSV's welke bij de FBI in beeld is gekomen wordt geleid door [medeverdachte 1] , geboren d.d. [geboortedatum 2] 1970. Dit CSV is betrokken bij grootschalige drugshandel tussen Zuid-Amerika, Europa, De Verenigde Staten en Australië.
Onderzoek Trojan Shield heeft een enorme hoeveelheid bewijs verzameld met betrekking tot de drugshandelactiviteiten van [medeverdachte 1] . De FBI San Diego heeft ook informatie verzameld ten aanzien van de relatie tussen [medeverdachte 1] , en een hoog geplaatst publiek corrupt contact. Deze informatie impliceert dat [medeverdachte 1] in een langdurige actuele relatie staat tot een individu dat [medeverdachte 1] voorziet van informatie met betrekking tot lopende opsporingsonderzoeken. Dit individu heeft bovendien informatie verstrekt hoe buiten schot te blijven van opsporingsstrategieën van de overheid.
FBI San Diego verwacht aanvullende informatie te verzamelen met betrekking tot de voornoemde onderwerpen die gedeeld kan worden met de Nationale Politie in Nederland om te helpen bij een parallel of lopend onderzoek."
Op 8 september 2020 werd onderzoek 26Does ingesteld tegen een groep van personen, waaronder [medeverdachte 1] , die vermoedelijk onderdeel uitmaakten van dit CSV.
Uit de informatie ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] via crypto-telefoons, die gebruik maakten van het ANØM platform, met een beperkt aantal personen communiceerde over zijn criminele activiteiten. Het vermoeden bestond dat [medeverdachte 1] uitsluitend samenwerkte en beslissingen nam met personen waar hij al jaren mee samenwerkte en die hij volledig vertrouwde, een zogenoemde “inner circle”.
Op 7 juni 2021 zijn meerdere verdachten aangehouden, is een aantal panden (woningen en loodsen) doorzocht en is een hoeveelheid goederen in beslag genomen, waaronder contante geldbedragen en wapens.
Het onderzoek heeft geleid tot de verdenking dat [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten, waaronder [verdachte] , zich al dan niet in georganiseerd verband hebben bezig gehouden met (de voorbereiding van) internationale drugshandel. Men zou zich met name bezig hebben gehouden met cocaïne, MDMA, (met)amfetamine en ketamine.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsmateriaal afkomstig uit de ANØM-cryptotelefoons rechtmatig is verkregen en verwerkt en dat er geen sprake is
van schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM).
4.4
Het standpunt van de verdediging
De door de raadslieden gevoerde verweren vertonen op diverse punten overlap en gelijkenis. Verschillende raadslieden hebben zich daarnaast uitdrukkelijk bij verweren en verzoeken van onder andere mr. Poppelaars en mr. Berman aangesloten. De rechtbank zal deze verweren daarom gezamenlijk bespreken.
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van de operatie in het geheel, de interceptie en de verwerking van de ANØM-data. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdediging vooralsnog geen eerlijk proces heeft gehad in de zin van artikel 6 EVRM, vanwege het gebrek aan een reasoned decision en het gebrek aan een effective remedy.
4.5
De beoordeling van de rechtmatigheidsverweren
-
Feitelijke gang van zaken
Op 8 september 2020 is de officier van justitie van het Landelijk Parket (LP) een onderzoek gestart naar het beramen en/of plegen van (ernstige) (drugs)misdrijven in georganiseerd verband overeenkomstig het bepaalde in Titel V Sv, onder de naam 26DOES. Dit onderzoek werd op 2 juni 2021 een titel IV-onderzoek. Op 26 maart 2021 is het opsporingsonderzoek 26Eagles gestart, naar aanleiding van een proces-verbaal van 23 maart 2021 van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie. De Amerikaanse opsporingsdiensten zouden beschikken over en toegang hebben tot telecommunicatiedata uit een netwerk van crypto-telefoons. Deze crypto-telefoons maakten gebruik van het ANØM-platform. Vanuit de Amerikaanse opsporingsdiensten werd driemaal per week een dataset met volledig ontsleutelde data verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten.
Op 3 juni 2021 is een algemeen rechtshulpverzoek gestuurd naar de Amerikaanse autoriteiten ter formalisering van de (kennelijk) reeds verkregen ANØM-berichten en meta-data. Het rechtshulpverzoek hield tevens in het verzoek om toestemming om deze data te gebruiken als bewijs in Nederlandse opsporingsonderzoeken en daaruit voortvloeiende strafrechtelijke procedures.
In het document “Operation Trojan Shield Technical Details” wordt onder 1.2 gesproken over “het derde land”. Naar aanleiding van de op 9 juni 2022 verstrekte opdracht van de rechtbank aan het Openbaar Ministerie heeft het Openbaar Ministerie bij brief van 20 juni 2022 laten weten dat Nederland niet het genoemde derde land is.
-
Rechtmatigheid van de interceptie/verkrijging van de ANØM-data
Bij de beantwoording van de vraag naar de rechtmatigheid van de interceptie/verkrijging en de verwerking van de ANØM-data is van belang onder wiens verantwoordelijkheid de ANØM-data is verkregen. Dit is immers van belang voor de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de ANØM-operatie heeft plaatsgevonden op initiatief en onder verantwoordelijkheid van de FBI, zijnde een federale instelling voor wetshandhaving in de Verenigde Staten, en daarmee dus onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten is verkregen. Het feit dat een onbekend gebleven derde land kennelijk ook betrokken is geweest bij de ANØM-operatie maakt dit niet anders, te meer niet nu het Openbaar Ministerie heeft toegelicht dat Nederland niet het derde land is. De aanname die de verdediging doet dat het logisch zou zijn dat Nederland een rol heeft gespeeld bij de verkrijging van de data en de verwijzing hierbij naar de berichtgeving van de Europese Commissie waarin wordt gesproken over een “Operational Task Force” waar “law enforcement representatives of the Netherlands” deel van uitmaken, maakt nog steeds niet dat daarmee sprake is van verkrijging van data onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Na de verkrijging van de data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten is de data spontaan, zonder inmenging van de Nederlandse autoriteiten, verstrekt door de Amerikaanse autoriteiten. Het gegeven dat door de Nederlandse autoriteiten zekerheidshalve achteraf, op 3 juni 2021, een algemeen rechtshulpverzoek naar de Amerikaanse autoriteiten is verstuurd, maakt dit niet anders.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 13 juni 2023 [1] een toetsingskader uiteengezet in het geval dat het Openbaar Ministerie in een strafzaak de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek bij de stukken voegt, in het bijzonder met het oog op het gebruik voor het bewijs van die resultaten. Daarnaast is de Hoge Raad, eveneens in relatie tot de resultaten van in buitenland verricht onderzoek, in dat arrest ingegaan op de toepassing van artikel 359a Sv. Deze overwegingen heeft de Hoge Raad herhaald in het arrest van 13 februari 2024 [2] . Beide arresten zijn naar het oordeel van de rechtbank onverkort van toepassing wanneer sprake is van onderzoekshandelingen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Hoewel de Verenigde Staten niet zijn toegetreden tot het EVRM ziet de rechtbank redenen het door de Hoge Raad aangereikte toetsingskader toe te passen, immers zijn de Verenigde Staten wel verdragspartij bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR). Dat verdrag garandeert op eenzelfde wijze de mensenrechten die hier relevant zijn, in het bijzonder ook het recht op privacy en de toegang tot een onafhankelijke rechter.
Daarnaast zijn er tussen de Verenigde Staten en Nederland diverse verdragen van kracht, waaronder een rechtshulpverdrag. De Verenigde Staten behoren zodoende tot staten in wier rechtssysteem Nederland in algemene zin vertrouwen heeft. De rechtbank hecht eraan meer specifiek te wijzen op het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika. Het sluiten van een uitleveringsverdrag met een bepaalde staat betekent dat Nederland in beginsel bereid is op een opgeëiste persoon ter fine van vervolging of executie uit te leveren. Een dergelijke beginselbereidheid impliceert dat Nederland in beginsel ook voldoende vertrouwen heeft in het rechtsstelsel van die andere staat, in elk geval waar het de berechting in strafzaken betreft.
De verdediging heeft tegen deze algemene uitganspunten ingebracht dat het IVBPR als basis voor vertrouwen een bijzonder zwak fundament vormt. Het IVBPR kent immers misschien wel dezelfde relevante rechten als het EVRM, maar anders dan het EVRM, kent het IVBPR geen controlemechanisme zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). Daarnaast heeft de verdediging op dit punt een proces-verbaal ingebracht waaruit zou blijken dat de Verenigde Staten het recht op privacy anders zou toepassen op Amerikaanse staatsburgers dan op niet-staatsburgers.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende is om vast te stellen dat een betrokken persoon onvoldoende toegang heeft tot de rechter in de Verenigde Staten om te laten toetsen of sprake is geweest van onrechtmatige inperking van zijn recht op privacy. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitgangspunten van de Hoge Raad, zoals verwoord in de hiervoor genoemde arresten, van toepassing zijn.
Ook de omstandigheid dat gegevens van ANØM-toestellen werden verzameld die zich op dat moment buiten het Amerikaanse grondgebied bevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Die omstandigheid doet er immers niet aan af dat de verkrijging van de ANØM-data onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse autoriteiten heeft plaatsgevonden. Die omstandigheid brengt ook niet met zich dat de verantwoordelijkheid over gaat, of komt te liggen bij de autoriteiten van het land waar de gebruiker van het toestel zich op dat moment bevond [3] .
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de interceptie van de ANØM-data sprake is van een vorm van klassieke rechtshulp: spontane overdracht van resultaten van een strafvorderlijk onderzoek, in dit geval van de Verenigde Staten.
In het kader van de klassieke rechtshulp mag door Nederland alleen een verzoek worden gedaan aan buitenlandse autoriteiten als is voldaan aan de vereisten die op grond van het Wetboek van Strafvordering gelden voor toepassing van de in het verzoek om rechtshulp gevraagde bevoegdheden in een nationaal onderzoek naar deze strafbare feiten. Het staat ter beoordeling aan de rechter in de Nederlandse strafzaak, waarin de resultaten van het in het land verrichte onderzoek voor het bewijs worden gebruikt, of aan die voorwaarden is voldaan. Die toets blijft achterwege als sprake is van spontane overdracht van de resultaten van strafvorderlijk onderzoek dat in het andere land is verricht.
Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in het betreffende land voor het uitvoeren van dat onderzoek. De beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en er wordt van uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. In het bijzonder is het niet aan de Nederlandse strafrechter om te toetsen aan artikel 8 EVRM en het daarmee in dit kader gelijk te stellen artikel 17 IVBPR, dat het recht op privacy garandeert. Het uitgangspunt van rechtmatigheid van de verkrijging is uitsluitend anders als in het betreffende land, in dit geval in de Verenigde Staten, onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht.
De verdediging heeft verschillende stukken ingebracht, onder andere stukken uit procedures in Duitsland, Finland, Italië en de Verenigde Staten waaruit blijkt dat er verschillende vragen leven over de wijze van verkrijging van de ANØM-data. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment (nog) niet onherroepelijk vast is komen te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht. Het enkele feit dat er (in andere landen) vragen worden gesteld over de verkrijging van de data is onvoldoende om de uitgangspunten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omver te werpen.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel een internationaal beginsel is dat in verschillende landen op dezelfde wijze behoort te worden toegepast. In andere landen wordt, aldus de verdediging blijkens door haar aangehaalde beslissingen van rechters uit die landen, een stringentere toets aangelegd bij bewijsmateriaal afkomstig uit het buitenland. Om die reden zou ook in Nederland bewijsmateriaal afkomstig uit het buitenland stringenter moeten worden getoetst. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel een internationaal beginsel is dat in verschillende landen op dezelfde wijze behoort te worden toegepast, geen grondslag vindt in het geldend recht. Er is daarom geen reden om een beweerdelijk stringentere toets door rechters in het buitenland over te nemen, zoals bepleit. De waarborgen die het EVRM en de rechtspraak van het EHRM en andere internationale mensenrechtenverdragen en instrumenten in dit opzicht bieden, vormen hierbij een ondergrens. Het staat verdragspartijen bij deze verdragen en instrumenten vrij een hoger beschermingsniveau te bieden, maar dat brengt niet met zich dat een dergelijk hoger beschermingsniveau internationaal tot norm wordt verheven.
De rechtbank verwerpt de verweren voor zover zij zien op de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van het bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen. Nu de rechtbank van oordeel is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, behoeven de verweren die zien op een volle toets door de Nederlandse rechter geen bespreking.
-
Rechtmatigheid van de verwerking van de ANØM-data
Voor de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen is geen machtiging van de rechter-commissaris gevorderd. De rechtbank is in het licht van de arresten van de Hoge Raad van oordeel dat daartoe ook in het geval van ANØM-gegevens geen noodzaak bestond. Het Openbaar Ministerie heeft zelf wel kaders gesteld voor en voorwaarden verbonden aan de (verdere) verwerking van dit bewijsmateriaal. De rechtbank is niet gebleken dat in strijd met de door het Openbaar Ministerie gestelde voorwaarden is gehandeld.
De Hoge Raad heeft in voornoemde arresten geoordeeld dat de Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680 noch de rechtspraak van het EHRM die ziet op bulkinterceptie van data en mogelijke strijd daarvan met artikel 8 EVRM op de verwerking van het onderhavige bewijsmateriaal van toepassing zijn. Evenmin is het kader dat voortvloeit uit het Prokuratuur-arrest van toepassing, nu ook dat arrest immers niet ziet op de interceptie van gegevens in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de aanbieders van diensten waarmee berichten versleuteld kunnen worden verzonden, en naar de gebruikers van die diensten, in verband met de in relatie tot het aanbieden en het gebruik gerezen verdenkingen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen rechtmatig is verwerkt. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer voor zover dat ziet op de (on)rechtmatigheid van de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van ANØM-toestellen.
-
De betrouwbaarheid van de ANØM-data
Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat het EVRM op zichzelf er niet aan in de weg staat dat in een strafzaak gebruik wordt gemaakt van de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek, maar dat het gebruik van dergelijke resultaten voor het bewijs niet in strijd mag komen met het recht op een eerlijk proces dat door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd. Ook als van de resultaten van het onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoek in de strafzaak tegen [verdachte] gebruik wordt gemaakt voor het bewijs, moet de rechter de ‘overall fairness’ van die strafzaak waarborgen. Dat betekent dat de rechter alleen aandacht besteedt aan de wijze waarop die resultaten zijn verkregen, als die wijze van verkrijging van belang is voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces.
Waar het gaat om de betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten die voor het bewijs worden gebruikt, geldt dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar acht. Er kan een grond voor bewijsuitsluiting bestaan als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van de onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Hierbij maakt het in beginsel geen verschil of die onderzoeksresultaten zijn verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten dan wel in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Dat doet er echter niet aan af dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekken verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken. Daartoe kan hij bijvoorbeeld – met tussenkomst van het Openbaar Ministerie – nadere informatie inwinnen over de wijze waarop het onderzoek onder de verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is verlopen en de (procedurele) waarborgen die daarbij in acht zijn genomen; één en ander voor zover dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door die autoriteiten verkregen resultaten van belang is. Deze nadere informatie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de waarborgen die bij de verkrijging van gegevens in acht zijn genomen in relatie tot de betrouwbaarheid, integriteit en/of herleidbaarheid van die gegevens. Deze plicht tot onderzoek van de betrouwbaarheid van de resultaten hangt samen met het op grond van artikel 6 EVRM aan [verdachte] toekomende recht om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van het bewijs te betwisten en zich tegen het gebruik ervan te verzetten.
In de onderhavige zaak heeft de verdediging in november 2022 toegang gekregen tot de dataset die door de politie werd gebruikt. Deze dataset is op een USB-stick aan de verdediging verstrekt. De verdediging is vervolgens ook in staat gesteld om via Hansken de dataset te doorzoeken. Naar aanleiding daarvan heeft een enkeling verzocht stukken te voegen en is er op verzoek van de verdediging een herstel proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de behandeling ter zitting is er door de verdediging op gewezen dat er een bericht met een “smiley” ontbrak. Ook dit bericht is door het Openbaar Ministerie toegevoegd aan het dossier. Voor het overige is niet gebleken waarom de wijze van verkrijging van het materiaal van belang zou zijn voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces, en het dus (toch) noodzakelijk is om daar nader onderzoek naar te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden. De enkele omstandigheid, zoals door enkele verdachten is aangevoerd, dat van sommige gesprekken enkel de berichten van één van beide gesprekspartners zich in het dossier bevindt maakt niet dat aan de weergave getwijfeld moet worden. De verdediging is ruimschoots in de gelegenheid gesteld de gehele dataset te bekijken en daaruit berichten aan het dossier toe te voegen.
-
Het gebruik van de ANØM-data in overeenstemming met het recht op een eerlijk proces
Daar waar het niet de taak is van de Nederlandse strafrechter om gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel de rechtmatigheid van de verkrijging van de data te toetsen, heeft zij wel de taak om te waarborgen dat het gebruik van uit het buitenland afkomstig bewijsmateriaal in een Nederlandse strafzaak niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd in artikel 6 EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM nu zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld de opsporing in het buitenland te controleren. Zij stelt zich op het standpunt dat waar het de ‘fairness of the proceedings as a whole’ betreft geldt dat het EHRM geen kaders schetst voor de vraag of het bewijs in strijd met nationaal recht vergaard toelaatbaar is. In de visie van de verdediging dient te worden onderzocht wat de aard van de gestelde onrechtmatigheid is en dient de verdediging een mogelijkheid te worden geboden de authenticiteit van het bewijs te betwisten en zich te verweren tegen het gebruik van het bewijs, de kwaliteit van het bewijs, de omstandigheden waaronder het is vergaard en of die omstandigheden twijfel veroorzaken over de betrouwbaarheid of nauwkeurigheid en of het bewijs al dan niet beslissend is voor de uitkomst van de strafzaak. Uit de verschillende uitspraken van het EHRM vloeit voort, aldus de verdediging, dat van rechters onderbouwde beslissingen mogen worden verwacht.
De rechtbank verwijst ook op dit punt naar het door de Hoge Raad geboden kader bij het beoordelen van verzoeken tot het voegen van stukken en het verkrijgen van inzage in stukken. De rechter kan acht slaan op de beoordelingsruimte die de Nederlandse strafrechter heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de opsporing in het buitenland. Nu het niet de taak is van de Nederlandse strafrechter om die rechtmatigheid te toetsen, is de verdediging ook niet in haar belang geschaad wanneer zij minder inzicht heeft gekregen in het verloop van het opsporingstraject in het buitenland dan zij wenste.
De rechtbank verwerpt de verweren voor zover daarmee is aangevoerd dat het gebruik van het ANØM-bewijsmateriaal in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
De rechtbank is van oordeel dat het beginsel van ‘equality of arms’ en de daaruit voortvloeiende aanspraak van de verdediging op ‘acces of evidence en disclosure of evidence’ niet absoluut zijn. De aanspraak op ‘disclosure of evidence’ dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Op het Openbaar Ministerie rust de plicht om al het bewijsmateriaal – zowel belastend als ontlastend van aard – aan het dossier toe te voegen, voor zover dat materiaal mogelijkerwijs relevant is in het licht van de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv. Mede gelet op die plicht mag van de verdediging worden verlangd dat verzoeken tot inzage in, of voeging van nadere stukken met redenen zijn omkleed. De onderbouwing van dergelijke verzoeken moet voorts zien op het belang van inzage of voeging in het licht van de beslissingen die in de strafzaak voorliggen.
Wanneer een verzoek wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van een verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van artikel 359a Sv, mag tevens van de verdediging worden verlangd dat zij gemotiveerd uiteenzet op welk vormverzuim zij het oog heeft en tot welk rechtsgevolg dit moet leiden, en waarom de verzochte onderzoekshandeling in dat kader van belang is. Aan een dergelijk verzoek moeten aldus feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd waaruit een ‘begin van aannemelijkheid’ naar voren komt dat zich in het opsporingsonderzoek een onregelmatigheid heeft voorgedaan die de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek raakt. Een verzoek kan worden afgewezen in het geval de door de verdediging gestelde onrechtmatigheden op geen enkele wijze blijken uit het dossier en er slechts sprake lijkt te zijn van een ‘fishing expedition’.
Als een verzoek verband houdt met (de onderbouwing van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter – gelet op het interstatelijke vertrouwensbeginsel – geen oordeel toekomt, is er geen grond tot toewijzing. Het is immers niet de taak van de Nederlandse strafrechter om die rechtmatigheid te toetsen.
Als er al sprake zou zijn van de door de verdediging gestelde vormverzuimen, kan dit hooguit tot de enkele constatering ervan leiden omdat uit het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat [verdachte] door die verzuimen in enig rechtens te beschermen (legaal) belang is geschaad. Immers, wat door de verdediging over de aard en gevolgen van de verzuimen is aangevoerd, is in de kern niet meer dan de enkele stelling dat [verdachte] in zijn recht op privacy en gegevensbescherming is geschaad. Die stelling kan echter door het ontbreken van enige concretisering van het door [verdachte] als gevolg van die schendingen daadwerkelijk geleden nadeel, niet leiden tot de gevolgtrekking dat sprake is van zodanig ernstige verzuimen dat concrete belangen van [verdachte] in deze strafzaak zijn aangetast of dat anderszins sprake is van vormverzuimen die hebben geleid tot een zodanige ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, dat die verzuimen kunnen leiden tot een van de door de verdediging bepleite gevolgen (bewijsuitsluiting of strafvermindering). De arresten van de Hoge Raad nopen de rechtbank niet tot een ander oordeel.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de ANØM data rechtmatig is verkregen en verwerkt en bruikbaar is voor het bewijs. Daarnaast is er geen sprake van schending van het recht op een eerlijk proces.
-
De door de verdediging gedane verzoeken.
Voorafgaand en tijdens de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft de verdediging de rechtbank verzocht diverse onderzoekswensen uit te voeren. De rechtbank heeft de beslissing op die verzoeken aangehouden tot bij (tussen)vonnis.
De verdediging heeft verzocht om volledig te worden geïnformeerd over de wijze waarop ANØM is ontwikkeld, hoe de toestellen zijn verspreid, hoe werd gecontroleerd aan wie een toestel werd verstrekt, welke data vervolgens is onderschept, op welke wijze die data bewaard is gebleven en is onderzocht, welke waarborgen daarvoor op welk moment in acht zijn genomen en op welke wijze er tussen verschillende landen is samengewerkt, waarbij ook de stukken die daaraan ten grondslag liggen worden gevoegd aan het dossier. De verdediging wenst:
- onderzoek te doen naar de vraag of interceptie van ANØM-data van gebruikers in de Verenigde Staten niet is gebeurd, omdat dit in strijd is met het vierde amendement van de Amerikaanse constitutie;
- onderzoek te doen naar de vraag welk land het onbekende derde EU-land betreft dat de interceptie van de ANØM-data van gebruikers in Nederland heeft verricht;
- verstrekking van rechterlijke machtigingen, alsmede de vorderingen en stukken ter onderbouwing daarvan, hetgeen ten grondslag ligt aan de interceptie van de ANØM-data van gebruikers in Nederland;
- informatie over deelname OTF in verband met operation Greenlight dan wel Trojan Shield.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging geen gemotiveerde, geconcretiseerde feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit een ‘begin van aannemelijkheid’ kan worden afgeleid dat zich in het opsporingsonderzoek een onregelmatigheid heeft voorgedaan die de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek raakt. De verdediging heeft op geen enkele wijze onrechtmatigheden in het onderhavige onderzoek dan wel in de brononderzoeken aannemelijk gemaakt, zodat haar onderzoekswensen feitelijk een ‘fishing expedition’ behelzen. Ook heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom de door haar gevraagde onderzoekswensen relevant zijn voor de beoordeling van de vragen van artikel 348 en 350 Sv in onderhavige strafzaak. De verdediging heeft slechts in algemene zin haar onderzoekswensen geformuleerd en de relevantie van de verzoeken is onvoldoende gebleken.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht en in staat acht om een oordeel te vormen over de gevoerde verweren in dit verband. Zij acht hetgeen is verzocht daarom niet noodzakelijk voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv en wijst deze verzoeken van de verdediging af.
4.6
Het bewijs
4.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om [verdachte] primair vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de pleegperiode met een half jaar verkort moet worden. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Verder heeft de verdediging ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde gedragingen aangevoerd dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen met betrekking tot het rijpingsstation van [bedrijf 1] in Hamburg. Van de overige ten laste gelegde handelingen moet [verdachte] worden vrijgesproken. Daarnaast moet de pleegperiode met een half jaar worden verkort, namelijk tot 25 november 2020. Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde gedragingen heeft de verdediging primair vrijspraak bepleit. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de pleegperiode loopt tot 25 november 2020. De verdediging heeft tot slot vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste.
4.6.3
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast, waarbij in de voetnoten zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [4]
4.6.4
Identificatie van de ANØM-accounts en bijnamen
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen berichten.
De vraag die, al dan niet in reactie op een verweer, allereest moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. Voor de beoordeling van de aan de verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang. Daarnaast zal worden stilgestaan bij de identificatie van de in het dossier gebruikte bijnamen.
-
[medeverdachte 1]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [5] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen stemherkenning [medeverdachte 1] [6] , de ciot-bevraging [7] , het proces-verbaal van observeren 11 januari 2021 [8] en het proces-verbaal van observeren 15 januari 2021 [9] , vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 1] ’, ‘ [gebruikersnaam 2] , ‘ [gebruikersnaam 3] ’ en ‘ [gebruikersnaam 4] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Voor het account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ geldt dat tot 3 februari 2020.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 1] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 1] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnamen ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 3] ’.
-
[medeverdachte 3]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie account [10] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren 29 september 2020 [11] , het proces-verbaal van observeren 8 oktober 2020 [12] , het proces-verbaal van observeren 6 november 2020 [13] , het proces-verbaal IMSI-nummer vergaren [14] vast dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 5] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het aanvullend proces-verbaal identificatie bijnaam [alias 4] [15] daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 3] onder andere gebruik gemaakt werd van de bijnaam ‘ [alias 4] ’.
-
[medeverdachte 2]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [16] , in onderling verband en samenhang bezien met het uittreksel KVK [bedrijf 2] [17] , het uittreksel KVK [bedrijf 3] [18] , het proces-verbaal van observeren 29 oktober 2020 [19] en het proces-verbaal van observeren 4 november 2020 [20] , in combinatie met de bekennende verklaring van [medeverdachte 2] ter zitting, vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 2] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen, anders dan door de verdediging is bepleit, ook bewezen dat [medeverdachte 2] kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. De rechtbank acht in dit verband met name van belang dat op 9 januari 2020 een gesprek plaatsvindt tussen een ANØM-account van [medeverdachte 1] en het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ schrijft “
Jongen van me” en deelt vervolgens een factuur van [bedrijf 2] . Uit onderzoek van de politie blijkt dat [medeverdachte 2] een zoon heeft, genaamd [naam 1] , die eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijf 2] . Deze eenmanszaak staat net als [medeverdachte 2] ingeschreven op het adres [adres 5] . [21] Op 26 januari 2020 vindt opnieuw een gesprek plaats tussen een account van [medeverdachte 1] en account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ schrijft “
Moest zoon vroeg helpen” en stuurt vervolgens foto’s van de reparatie van een dak door. Daarna schrijft ‘ [gebruikersnaam 7] ’ “
ben die airco bij aan op zetten” en “
heb heel groot netwerk met verkopen van airco”, waarna ‘ [gebruikersnaam 7] ’ een link deelt van de website “
[internetsite 1]”. Uit onderzoek van de politie komt naar voren dat het internetadres [internetsite 1] is gekoppeld aan een eenmanszaak met handelsnaam [bedrijf 3] , waarvan [medeverdachte 2] eigenaar is. Ook deze eenmanszaak staat ingeschreven op het adres [adres 5] . [22] Verder blijkt uit onderzoek van de politie naar de spraakberichten die op het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ zijn verstuurd dat de gebruiker steeds dezelfde persoon is.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt stelt dat “ [alias 5] ” de gebruiker is geweest van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’ en sommige berichten heeft geschreven, volgt de rechtbank de verdediging daarin niet. Hiervoor is geen aanwijzing te vinden in het door de verdediging aangehaalde gesprek van 5 februari 2020 en 7 februari 2020 tussen de accounts ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Immers, in de berichten wordt enkel over “ [alias 5] ” gesproken. Daarnaast sluit het feit dat het gesprek wordt gevoerd tussen twee ANØM-accounts die aan [medeverdachte 2] worden toegeschreven, anders dan de verdediging bepleit, niet uit dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. De rechtbank stelt vast dat het account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ eerst op 5 februari 2020 door [medeverdachte 2] in gebruik is genomen. Het is daarom goed denkbaar dat een andere persoon dan [medeverdachte 2] diezelfde dag nog gebruik heeft gemaakt van het account ‘ [gebruikersnaam 6] ’ en een gesprek is aangegaan met [medeverdachte 2] op het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. In het dossier zijn naar het oordeel van de rechtbank ook verder geen aanknopingspunten te vinden voor een mogelijke andere gebruiker dan [medeverdachte 2] van het account ‘ [gebruikersnaam 7] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 2] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen tot slot vast dat ten aanzien van [medeverdachte 2] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnaam ‘ [alias 6] ’.
-
[verdachte]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie accounts [23] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren van 29 september 2020 [24] , het proces-verbaal van observeren van 26 oktober 2020 [25] , het proces-verbaal observeren van 25 november 2020 [26] en het aanvullend proces-verbaal identificatie [27] vast dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 8] ’ en ‘ [gebruikersnaam 9] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [verdachte] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [verdachte] onder andere gebruik gemaakt werd van de bijnamen ‘ [alias 7] ’ en ‘ [alias 7] ’.
-
[medeverdachte 4]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen identificatie [28] vast dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 10] ’, ‘ [gebruikersnaam 11] ’ en ‘ [gebruikersnaam 12] ’.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in de hiervoor met betrekking tot [medeverdachte 4] aangehaalde processen-verbaal zijn opgenomen daarnaast ook vast dat ten aanzien van [medeverdachte 4] onder andere gebruik werd gemaakt van de bijnaam ‘ [alias 8] ’.
-
[medeverdachte 5]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal identificatie account [gebruikersnaam 1] [29] , in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van observeren van 8 oktober 2020 [30] , het proces-verbaal van observeren van 26 oktober 2020 [31] en het proces-verbaal IMSl-nummer vergaren [32] vast dat [medeverdachte 5] de gebruiker is geweest van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 1] ’.
-
[medeverdachte 6]
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal identificatie [33] vast dat ten aanzien van [medeverdachte 6] gebruik gemaakt werd van de bijnaam ‘ [alias 9] ’.
Bij de bespreking van het verdere bewijs gaat de rechtbank steeds uit van voornoemde identificaties en bijnamen. Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt hierna als het over berichten gaat die zijn gestuurd door of aan de hierboven genoemde gebruikers van de verschillende ANØM-accounts en bijnamen, gesproken over berichten van of aan respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
4.6.5
Ten aanzien van feit 3 - Voorbereidingshandelingen betreffende de handel in cocaïne
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit het ANØM berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en andere ANØM-gebruikers komt het volgende naar voren.
1.
Smokkel van cocaïne in bananendozen vanuit Ecuador
Op 3 december 2019 schrijft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat hij met “
[alias 10]” is en dat hij wil afspreken met [medeverdachte 2] . [34] Op 24 januari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opnieuw contact met elkaar en schrijft [medeverdachte 1] “
hebben NET bevestiging dat equador kan”. Verder schrijft [medeverdachte 1] dat hij “
die Italiaan” naar Ecuador gaat sturen en dat alles nu wel gaat starten. [35]
Op 3 en 4 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] contact met elkaar. In het gesprek wordt onder andere gesproken over het eisen van een “
test”, het coördineren van betalingen en credits door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] en het vervoeren van “
spullen” van Duitsland naar Nederland. [medeverdachte 1] schrijft dat [medeverdachte 2] een heel security plan heeft als ze de spullen gaan vervoeren en dat als [medeverdachte 2] een trucje erbij doet hun kas ook lekker aanvult. [medeverdachte 3] zegt dat hij met [medeverdachte 2] en [verdachte] gaat zitten om alles dubbel te checken, dat de Duitsers meedoen en dat hij donderdag naar Hamburg gaat. [medeverdachte 1] schrijft dat hij woensdag naar Brazilië gaat. [36]
Op 4 februari 2020 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] schrijft dat hij met “
[alias 10]” aan het teksten is, die zegt dat de spullen binnen 4 dagen in Machala (Ecuador) kunnen zijn. [medeverdachte 1] stuurt vervolgens een gesprek met [alias 10] door, waarin [alias 10] schrijft over de kosten van transport en de wijze van betaling. [medeverdachte 1] zegt dat alles nu op [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aankomt omdat hij gaat reizen en “
als jij en [alias 6] en [alias 4] alles bespreken hierover en met [alias 10] ook over betalingen en credits en cash dat daar ook komen moet voor die FINCA mensen dan komt het goed”. Vervolgens schrijft [medeverdachte 1] “
Ik ben morgen als alles goed is in Brazilië…En daarna ga ik [alias 10] kant op om face face [naam 2] te zien”. Het gesprek gaat verder over de prijzen van inkoop, transport en uithalen en ook over betalingen aan “
[naam 2]”. [37]
Op 5 februari 2020 hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] contact met elkaar. [verdachte] zegt dat als de “
man” van [medeverdachte 2] morgen de mensen ziet, hij af moet dwingen dat de opzet hier wordt betaald. [verdachte] zegt verder dat “
[naam 2]” vlug wil starten en dat als ze zijn opzet hier betalen zij weinig geld hoeven te sturen. [medeverdachte 2] zegt daarop dat hij zijn jongen met [medeverdachte 3] gaat meesturen. [38]
Op 5 februari 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
Middag maat afspraak morgen 14.00 uur in Hamburg. Als je nog opmerkingen of vragen heb stuur ze me aub”. Vervolgens bericht [medeverdachte 3] op 6 februari 2020 aan [verdachte] “
Zijn nog in Hamburg samen slapen hier Morgen verder hopelijk Morgen of snel de test doen Geld voor TP in machala moet daar betaald worden kan niet Anders”. [39]
Op 6 februari 2020 schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] “
Me maat is mee met [alias 4]”. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat die Italiaan aanstaande maandag naar de finca gaat om alles te zien. Verder zegt [medeverdachte 1] dat “
[naam 2]” de aflevering van de spullen moet regelen tot aan de finca. [40]
Op 6 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 13] ’ met gebruikersnaam [alias 11] contact met elkaar. [41] [alias 11] schrijft dat zij hen morgen weer zien, ook degene die binnen werkt en dat alles er op zich goed uitziet. [alias 11] schrijft verder dat zij een deel van het geld niet hebben kunnen afgeven omdat dat deel voor de mensen van de finca is. Op 7 februari 2020 schrijft [medeverdachte 1] aan [alias 11] dat hij zich over het transport van de finca naar de haven niet druk maakt, maar dat het er meer om gaat dat “
die spullen” netjes op de finca komen “
waar ze in dozen moeten tussen bananen”. [42]
Op 7 februari 2020 bericht [verdachte] aan [medeverdachte 2] dat hij morgenmiddag even samen wil lopen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij maken vervolgens de afspraak om elkaar op 9 februari 2020 bij de haven in Drimmelen te treffen. [43]
Op 7 februari 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] dat de Duitsers hun niet nodig hebben, maar dat zij het samen willen afmaken, omdat zij er samen aan begonnen zijn. Verder schrijft [medeverdachte 3] “
Maat ga zondag avond retour Hamburg maandagmorgen 0800 de test pallet doen” en “
Hopelijk Morgen meet [alias 12] en [alias 7] alles even kortsluiten dan kunnen we verder”. [44]
Op 8 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met elkaar contact. [medeverdachte 1] schrijft dat ze even goed moeten uitzoeken hoe ze cash in Machala krijgen. [medeverdachte 1] snapt nog steeds niet dat het zo moet als die mensen van de finca meedoen, maar gaat ervan uit dat [medeverdachte 3] en “
[alias 5]” het goed hebben doorgenomen. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat hij morgen een afspraak heeft met [medeverdachte 3] , [verdachte] en “
[alias 13]” om even bij te praten en dat “
[alias 13]” maandag een pallet gaat aanpakken. [45] Op 9 februari 2020 vervolgen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het gesprek. [medeverdachte 1] zegt dat hij net een bericht naar [verdachte] heeft gestuurd over de Italiaan, die vanaf het begin oog en oren zou zijn voor hun op de finca. [medeverdachte 1] zegt verder dat ze ook in Nederland het geld kunnen afgeven met een token. [naam 3] zegt vervolgens “
En ik weet van [alias 5] ..die is nu daar heen en die gaat er morgen eentje aanpakken en dan komt ie terug en dan weet ik wat meer en dan laten ze zien hoe het werkt” en verder “
[alias 5] heeft gezegd..ja we willen wel ook zien dat het er uit gehaald wordt en dat ie daarna in de afvalbak gaat en ook dat vanuit de afvalbak dat hij ook kan zien dat ze ook daar uithalen en die gaan afgeven.” [medeverdachte 1] zegt daarop dat hij rechtstreeks contact heeft met “
[naam 2]” en dat als ze de aanbetaling van 50.000 euro sturen hij gelijk alles gaat klaarmaken. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat als “
[alias 5]” zegt dat het oke is hij verder samen met [verdachte] alles gaat uitrekenen en het geld gaat overmaken, zodat dat daar alles zo snel mogelijk geregeld wordt. [medeverdachte 1] zegt “
Oke maat, nou ja je kent mij maat, ik ben als blij dat het aan de gang is, ik ben net als jou, dus al moet dit geld kosten (...) als die lijn maar gaat werken”. [46]
Op 9 februari 2020 schrijft [verdachte] aan [medeverdachte 2] dat hij [alias 10] gaat sturen dat de enige garantie die ze kunnen geven is dat ze de helft mee kopen en dat ze dat niet deden als ze er geen geloof in hadden. [47]
Op 9 februari 2020 hebben [medeverdachte 2] en [alias 11] contact. [alias 11] schrijft dat ze net zijn aangekomen en “
Morgen half 8 kunnen we gaan zien”. [medeverdachte 2] zegt “
Hoop dat beetje ga draai nu” en schrijft dat [alias 11] morgen moet filmen of een foto moet maken met de telefoon. [medeverdachte 2] schrijft verder dat [medeverdachte 3] een telefoon bij zich heeft. [48] Op 10 februari 2020 bericht [alias 11] aan [medeverdachte 2] dat ze in loods gaan kijken. Kort daarna schrijft [alias 11] dat het er goed uit ziet, dat hij het op beeld heeft en later dat ze rond half zes bij [medeverdachte 2] zijn. [49]
Op 10 februari 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [verdachte] dat ze op de terugweg zijn en dat alles zo was zoals verteld en dat alles klopt in Hamburg. [50]
Op 10 februari 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] “
Maatje, nou alles ging volgens plan. We zijn er van overtuigd dat het allemaal ok is. We gaan nu terug rijden” en “
hun zijn gewoon helemaal klaar aan deze kant. Dus nu de andere kant en dan kunnen we gewoon starten. [51]
Op 2 maart 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] : “
Maat net gesprek Duitsers gehad Machala kan nog wel even duren denk beter dat lta daar vertrek (…) maar zijn nu ver met Turbo kunnen niet alles te gelijk doen.” [medeverdachte 1] zegt dat hij het ermee eens is dat de Italiaan daar weggaat en gaat [alias 10] op de hoogte brengen. [52]
2.
Smokkel van cocaïne in bananendozen vanuit Colombia
Op 4 februari 2020 heeft [medeverdachte 1] contact met de onbekend gebleven ANØM-gebruiker [alias 14] . [medeverdachte 1] schrijft aan [alias 14] dat bij [bedrijf 1] de container nooit naar de eindbestemming gaat maar altijd naar de rijpingslocatie en vandaar naar de supermarkt. Bij de rijpingsplaats gaan alle pallets eruit en de man die verantwoordelijk is voor de controle van de kwaliteit zal hun pallet eruit halen om te vernietigen. De pallet komt dan naar buiten, waarna deze in handen komt van het team van [medeverdachte 2] , die dan zijn werk gaat doen. [53] Op 5 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [alias 14] opnieuw contact. [alias 14] stuurt twee foto’s door. De eerste foto betreft een doos met een opdruk van bananen met daarnaast een stapel bruine pakketten en de tweede foto een doos gevuld met 16 bruine pakketten met daarnaast bananen. [alias 14] schrijft dat hij wacht op bevestiging van “
[alias 15]” maar dat hij al wel de "
lolly pop" dozen heeft laten zien. [54] Op 7 februari 2020 schrijft [alias 14] aan [medeverdachte 1] dat ze alle info met "
lolli pop" volgende vrijdag hebben. Daarna stuurt [alias 14] een bericht door, waarin onder andere staat “
[bedrijf 1] (Loly Pop)”. [55]
Op 15 februari 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [alias 14] dat zij klaar zijn om te werken vanuit Turbo (Colombia) en dat de bestemming Hamburg [bedrijf 1] is. [alias 14] schrijft dat hij een palletnummer zal sturen vanuit Turbo om het te bevestigen, waarna ze kunnen beginnen. [56]
Op 18 februari 2020 bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] “
[alias 14] en [alias 4] ook druk met checking voor Turbo dus kan allemaal eerdaags gaan starten denk ik”. [57]
Op 29 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] contact met elkaar. [alias 14] schrijft dat het minimum voor Turbo 200 is. [medeverdachte 3] geeft vervolgens aan dat de Duitsers ook willen investeren en zegt dan “
33german 33we 33you 100Colo we do 200 then”. Vervolgens spreken zij over het palletnummer. [58]
Op 1 maart 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
Hebben turbo op de rit krijg pallet nummer als klopt gaan we beginnen maat”. [59]
Op 1 maart 2020 schrijft [medeverdachte 1] aan [alias 14] dat het een cash investering wordt. [medeverdachte 1] stelt verder voor dat ze “
200” gaan doen, maar dat [alias 14] eerst palletcodes of het nummer van een box moet doorgeven, om te bevestigen dat het een goede lijn is. [60]
Op 5 maart 2020 bericht [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat [alias 14] het palletnummer heeft gegeven. [61]
Op 2 maart 2020 schrijft [verdachte] aan [medeverdachte 2] “
Moet minimaal 200 op” en “
33 voor onze kant”, waarop [medeverdachte 2] zegt “
dus wij hebbe. 33 stuk bedoel je”. [verdachte] antwoordt bevestigend en [medeverdachte 2] schrijft “
Oke dat zat voor test toch”. [62] Op 4 maart 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] “
Moet 200 100colo 33Par 33German 33 wij”. [63]
Op 4 maart 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] opnieuw contact met elkaar. [alias 14] stuurt een foto van een document. [64] De politie stelt vast dat hierop 5 containernummers staan vermeld. Deze containers zijn op 16 februari 2020 vervoerd vanuit de havenstad Turbo in Colombia, met de AS Fillipa naar de haven van Cartagena in Colombia. Op 19 februari 2020 zijn de containers vervolgens vanuit de haven van Cartagena met de Santos Express naar de haven van Hamburg vervoerd, waar het schip op 9 maart 2020 is aangekomen. [65]
Op 6 maart 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
wil eigenlijk maandag dinsdag in de buurt zijn bij Duitsers om te zien komt zondag aan Had je iets besproken met [alias 12] omtrent 33 stuks? Of even zitten met ze alle”. [66]
Op 9 maart 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [alias 14] dat hij [verdachte] heeft gezien en dat zij denken dat het Audi-logo een goede stempel is. Verder schrijft [medeverdachte 3] dat hij morgen met de Duitsers zit en dat zij zullen vragen hoe lang het duurt voor zij starten met het versturen, nadat de cash is gegeven. Op 10 maart 2020 antwoordt [alias 14] dat het Audi-logo geen probleem is. Verder schrijft [alias 14] dat de tijdsspanne voor de “
Turbo job” ongeveer 3 weken is vanaf het moment dat “
[alias 15]” de cash heeft ontvangen in Barranquilla (Colombia). [67]
De politie verwoordt in het proces-verbaal dat hen ambtshalve bekend is dat een geperst blok cocaïne meestal is voorzien van een stempel, die in de cocaïne wordt gedrukt.
Op 10 maart 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
kan 2/4 dagen duren voordat bij hun is uit haven maken direct foto zodra bij hun verder geven ze ons geld voor 33stuks x 5000$ zodra foto er is”. [68] Op 12 maart 2020 stuurt [medeverdachte 3] een afbeelding van de achterzijde van een container naar [verdachte] en schrijft “
Daar is ie” en “
Kunnen nu starten”. [verdachte] zegt daarop “
Ok super. Verifieer die garantie [alias 14] nogmaals aub maat. En laat ons maar klaarmaken te storten dan. Heb max 1,5 dag nodig om klaar te hebben”. [69] Diezelfde dag stuurt [medeverdachte 3] een dezelfde afbeelding naar [medeverdachte 2] en zegt “
Binnen maat”, waarop [medeverdachte 2] zegt “
Topie topie”. [medeverdachte 3] schrijft vervolgens “
Lekker hè maat nu de volgende”. [70] Op 12 maart 2020 stuurt [medeverdachte 3] de afbeelding ook naar [medeverdachte 1] , waarbij hij zegt “
Is aangekomen maat” en “
nu cash verzamelen”. [71]
Op 16 maart 2020 hebben [medeverdachte 3] en [verdachte] contact met elkaar. [medeverdachte 3] schrijft “
andere kant kan snel beginnen alle containers zijn bij onze firma aangekomen”, waarna hij twee afbeeldingen van meerdere witte blokken doorstuurt die hij van [alias 14] heeft ontvangen. [medeverdachte 3] schrijft vervolgens “
Deze klaar blijft bij 200 in 100 en 33 elk”. [72]
Kort hierna breekt corona in Europa uit en wordt [bedrijf 1] enige tijd gesloten, waarover in de chatgesprekken ook wordt gesproken. [73] Op 27 juni 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [alias 14] dat na heropening bij [bedrijf 1] intern een aantal dingen zijn veranderd die niet in hun voordeel zijn. [74]
3.
Smokkel van cocaïne door middel van petcoke en andere producten
Op 2 november 2019 vindt op het ANØM-platform een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin [medeverdachte 2] een afbeelding naar [medeverdachte 1] stuurt van een door hem na instructies van [medeverdachte 1] achter een schilderij gevonden lijst met chemicaliën. [75] Een materiedeskundige van de politie stelt vast dat de samenhang van de genoemde chemicaliën en goederen passen bij het bewerken van cocaïne en dan met name het terugwinnen van cocaïne uit een zogenaamd dragermateriaal en de verdere bewerking van de cocaïne. [76] Uit het ANØM berichtenverkeer komt verder naar voren dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] gesprekken voeren over het smokkelen van cocaïne vanuit Zuid-Amerika in petroleum coke (een bijproduct van geraffineerde olie), waarbij [alias 14] als tussenpersoon fungeert.
Petcoke
Op 4 februari 2020 stuurt [medeverdachte 1] een Engelstalig bericht door aan [medeverdachte 2] over het gebruik van petcoke. [medeverdachte 1] zegt daarna dat ze een bedrijf nodig hebben dat hierin handelt zodat een sample daarnaar toe kan worden gestuurd en verder dat [alias 14] een Canadees-Peruaanse “
[alias 16]” heeft. Daarna schrijft [medeverdachte 1] “
dat wij enkel de base eruit hoeven en zelf laatste stukje doen” en dat ze een testje willen sturen met 10 stuks en de jongen van [alias 14] dan overkomt. [77] De politie verwoordt in het proces-verbaal dat hen ambtshalve bekend is dat in het criminele circuit base de benaming is van een product waarbij de cocaïne is opgelost in een ander product.
Op 29 januari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact met elkaar. [medeverdachte 2] stuurt meerdere foto’s waaronder een afbeelding van een wit brok. [medeverdachte 2] spreekt vervolgens met [medeverdachte 1] over hoeveel gedestilleerd water nodig is voor 3 kilo. Op 30 januari 2020 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] hoe het gaat en vervolgen zij het gesprek over oplossen in water. [78]
Op 18 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] contact met elkaar. Zij spreken onder andere over een monster van petcoke dat ze via de lucht willen sturen naar Polen. [medeverdachte 3] vraagt vervolgens welke chemicaliën ze nodig hebben, waarop [alias 14] een lijstje stuurt met chemicaliën die nodig zijn voor 10 units. [alias 14] zegt dat de [alias 16] een veilige plek nodig heeft om te werken, waarop [medeverdachte 3] aangeeft dat hij een locatie heeft. [alias 14] vraagt om een foto van de locatie. Verder stuurt [alias 14] twee foto’s van enkele vaten en een witte substantie, die door [alias 14] “
extracted base” wordt genoemd. [79]
Op 19 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] contact met elkaar. [medeverdachte 3] stuurt voornoemde foto’s en chatberichten van [alias 14] door en schrijft dat zij foto’s nodig hebben van de plek. [medeverdachte 5] antwoordt dat hij foto’s zal maken van binnen en buiten. Verder vraagt [medeverdachte 5] wat hij tegen de boer moet zeggen, waarop [medeverdachte 3] antwoordt dat ze binnen 2 à 3 weken bij de boer komen om te werken. [medeverdachte 5] vraagt vervolgens wat de boer krijgt, waarop [medeverdachte 3] antwoordt dat hij morgen nog met [medeverdachte 2] en [verdachte] gaat zitten en even later dat het een vast bedrag moet zijn per keer. [medeverdachte 5] schrijft dat hij alles op de locatie zal regelen met de boer en de man van [alias 14] en dat hij op de locatie is als er gewerkt wordt. [medeverdachte 3] schrijft dat ze alleen de “
base” maken en dat het dan naar [medeverdachte 2] gaat en er 200 gr bij komt, waarop [medeverdachte 5] zegt dat hij zal zorgen dat als ze gaan werken het van de boer naar de locatie van [medeverdachte 2] komt. [80]
Op 21 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] contact met elkaar. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij onderweg is naar het Poolse bedrijf van de petcoke en vraagt of [alias 14] online is voor eventuele vragen. [alias 14] schrijft dat het eerste monster 50 kg petcoke is met 10 base erin. [medeverdachte 3] geeft aan dat ze alles op orde hebben voordat de [alias 16] komt. Vervolgens zegt [alias 14] dat ze beter 20 kunnen doen in verband met de kosten en dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] er 5 doen, zijn bemanning 5 en het zuiden 10. Ook wordt er over de prijs gesproken en de kosten van de Polen, het laboratorium en de [alias 16] . [81]
Op 24 februari 2020 stuurt [medeverdachte 5] foto’s van een pand naar [medeverdachte 3] . [82] De politie stelt vast dat het pand gelegen is aan de [adres 3] . [83]
Op 24 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] weer contact met elkaar. [medeverdachte 3] stuurt een foto van een briefje waarop staat “
[omschrijving]” en schrijft dat de mail vanaf dit adres zal worden gestuurd. [alias 14] stuurt vervolgens het emailadres waarnaar de mail kan worden verzonden. [84] De politie heeft op de in beslag genomen tablet van [medeverdachte 3] documenten aangetroffen van een bedrijf genaamd “
[bedrijf 4]” met een internetpagina vermelding [internetsite 2] . [85]
Op 27 februari 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] dat “
[alias 17] is klaar om te bestellen” en “
Moeten die grondstoffen hebben”. [medeverdachte 2] zegt dat hij die al heeft in Nederland. [medeverdachte 3] zegt verder dat ze ook glas en emmers moeten hebben. [medeverdachte 2] zegt dat hij het aan “
[alias 5]” zal vragen en anders bestellen. [86]
Op 27 februari 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 11] contact met elkaar. [medeverdachte 3] stuurt een foto van een lijstje en vraagt of [alias 11] het lijstje kan vertalen. [alias 11] antwoordt bevestigend en stuurt vervolgens twee foto’s. [87] De politie stelt vast dat de chemische stoffen vermeld op het lijstje overeenkomen met stoffen van eerder verstuurde lijstjes en dat deze stoffen kunnen worden gebruikt bij het uitwassen van cocaïne die in petroleum coke of houtskool zit. [88]
Op 27 februari 2020 heeft [medeverdachte 3] ook contact met [verdachte] . [medeverdachte 3] schrijft “
Heb bedrijf voor [alias 17] met [alias 14] ook klaar hebben plek en [alias 12] regelt grondstof op lijstje”. Vervolgens zegt [medeverdachte 3] “
Gaan volgende week eerste mail sturen” en “
Dan gaat [alias 14] sturen lucht vracht”. [89]
Op 29 februari 2020 schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij al een lijst heeft gehad van [alias 14] met grondstoffen en dat hij gaat kijken hoe en wat. [90]
Op 4 maart 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
Mail naar [alias 17] [alias 14] gisteren ook verstuurd wachten op reply [alias 14] mensen” . [91] Diezelfde dag schrijft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] “
Maat mail naar [alias 17] is ook gestuurd gisteren”. [92]
Op 6 maart 2020 hebben [medeverdachte 3] en [alias 14] contact met elkaar. [alias 14] bevestigt dat het zuiden de mail uit Polen heeft ontvangen en zegt dat zij binnenkort zullen antwoorden. [medeverdachte 3] schrijft dat ze 3 x 30 liter glas in de boerderij hebben en vraagt of ze nog meer nodig hebben voor [alias 17] . [alias 14] geeft door dat alles wat de [alias 16] nodig heeft gemakkelijk is te vinden en dat hij het bij voorkeur zelf wil organiseren als hij daar is. [93]
Op 21 maart 2020 hebben [medeverdachte 1] en [alias 14] contact met elkaar. [alias 14] schrijft dat alles dicht is en dat het zuiden het monster 2 weken heeft uitgesteld. [94]
Op 28 maart 2020 spreken [alias 11] en [medeverdachte 3] elkaar over de lockdown in verband met de corona uitbraak en informeert [alias 11] naar de “
[alias 17]”. [medeverdachte 3] zegt “
Dood ook” en “
[alias 16] zit in Peru vast”. [95]
4.
Smokkel van cocaïne via [naam 4] in zeecontainers met deklading
Op 12 november 2019 schrijft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] “
Amazones gaat ons eigen lijn en product zijn, en er is genoeg deklading daar om bakken te vullen”. [96]
Op 9 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer contact met elkaar. [medeverdachte 1] zegt dat hij zo even gaat overleggen met de [alias 18] en verder dat de exportvergunningen klaar zijn, ze aan de gang kunnen en dat er wel wat kleine betalingen gedaan moeten worden. [medeverdachte 2] zegt daarop “
Als goed koop lading heb is goed dan gewoon naar [alias 18] toe”. [97] Op 17 februari 2020 bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat de [alias 18] die de ontvangst doet wil afspreken met [medeverdachte 2] en verder “
we moeten echt op dat hide en seek” en “
dit gaat nu starten maat”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] “
Hij gaat die eerste bak doen en daarna kunnen we andere dingen sturen”. Op 18 februari 2020 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of [medeverdachte 2] de [alias 18] al heeft gesproken en zegt [medeverdachte 1] “
die wilt een ander doornemen over die bak die kom”. [medeverdachte 2] zegt daarop dat hij snel naar [verdachte] en de [alias 18] gaat. [98] Op 20 februari 2020 bericht [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij een meeting heeft gehad met [medeverdachte 3] en [verdachte] en alles heeft doorgenomen. [medeverdachte 1] zegt daarop dat de bakken eruit moeten, omdat anders de vergunning in de problemen komt. [99]
Op 20 februari 2020 vindt het eerste contact plaats tussen [medeverdachte 1] en de [alias 18] [naam 4] [100] en op 24 februari 2020 heeft [naam 4] contact met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] schrijft dan “
Top goed je gezien te hebben”. [101] Op 26 en 27 februari 2020 berichten [medeverdachte 3] en [naam 4] elkaar over loodsen die te huur zijn en stuurt [medeverdachte 3] foto’s van loodsen. [naam 4] schrijft “
Moet ook minimaal 18 m diep zijn 49ft container is 12.2l lang”. [naam 4] stuurt daarna een foto van een invoice (factuur). De politie stelt vast dat deze afkomstig is van een bedrijf uit Brazilië gericht aan het bedrijf van [naam 4] . [naam 4] schrijft vervolgens dat ze dringend een loods moeten hebben omdat alles rond is. [102] Op 27 februari 2020 stuurt [medeverdachte 3] de foto van de factuur door naar [medeverdachte 2] [103] en ook naar [verdachte] en schrijft daarbij “
[alias 18] maat heb wat $ nodig om kort te sluiten loods”. [verdachte] vraagt vervolgens hoeveel hij nodig heeft en wanneer ze gaan sturen. [medeverdachte 3] zegt dat het rond 15k zal zijn voor een jaar. Verder zegt [medeverdachte 3] dat alles klaar staat. [104]
Op 2 maart 2020 stuurt [medeverdachte 3] foto’s van een loods naar [verdachte] . [medeverdachte 3] schrijft “
Maat loods genomen [alias 18] krijgt contract heb geld bij Diamant gelegd die controleert contract en geeft dan zitten bij elkaar in de buurt”. [105] Eerder die dag bericht [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij [medeverdachte 3] net gezien heeft en hem “
duku” heeft gegeven voor de loods. [106]
Op 2 maart 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact met elkaar. [medeverdachte 2] schrijft “
Oke [alias 18] heb geld voor loods nu.” [medeverdachte 1] bericht daarop dat hij heeft gehoord dat de eerste bak vandaag weg is en dat hij nu verder gaat kijken en bakken eruit gooien. [medeverdachte 2] schrijft dat het beste is om er gelijk wat in te doen. [107]
Op 6 maart 2020 bericht [naam 4] aan [medeverdachte 3] dat ze de loods hebben, waarop [medeverdachte 3] zegt “
Topper geld ligt bij mrk. 6k”. [108] De politie stelt op basis van informatie verkregen via de internetsite van [bedrijf 5] vast dat de loods aan de [adres 2] is verhuurd. [109]
Op 19 maart 2020 heeft [medeverdachte 3] contact met [naam 4] . [medeverdachte 3] geeft door dat [medeverdachte 1] bezig is om zo snel mogelijk die “
Briquetes” rond te krijgen en verder dat de bankjes morgen zouden vetrekken. [110]
Op 25 maart 2020 bericht [naam 4] aan [medeverdachte 1] dat de eerste container op 21/4 zou aankomen in Antwerpen en dat ze in de tussentijd een container met briquetten kunnen doen en nadien er iets in verwerken als de eerste 2 probleemloos aankomen. [111]
Op 11 april 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [naam 4] “
als goed is moet je invoice ontvangen hebben Bigga drankjes”. [112]
Op 22 april 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
GM maat kunnen we vrijdag in ochtend stukje wanden bol.com kan ik au3500 euro krijgen voor [alias 18] moet inklaaren en scan betalen voor bankjes en aflevering kosten etc ik heb het niet”. [verdachte] schrijft dat dit akkoord is en ze spreken af voor de volgende dag. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij daarna direct naar de [alias 18] rijdt. [113]
Op 29 april 2020 heeft [naam 4] contact met [medeverdachte 3] . [naam 4] stuurt twee foto’s waarop pallets met dozen in een loods te zien zijn en schrijft dat de “
biga drinks” er staan. Vervolgens schrijft [naam 4] dat het verschrikkelijk was om de banken te lossen en stuurt hij drie foto’s waarop houten bankjes en een container te zien zijn. [114]
Vanwege het feit dat in juni 2020 bekend werd dat het platform encrochat door de politie was gekraakt, wilde [naam 4] geen containers meer ontvangen in de loods in Heule. [115]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] op verschillende plaatsen binnen en buiten Nederland voorbereidings- en bevorderingshandelingen hebben verricht voor de internationale handel in cocaïne. De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben bezig gehouden.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar standpunt dat de gesprekken, zoals hierboven onder de verschillende smokkelmethoden weergegeven, onvoldoende concreet zijn om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen. [116] Zo komt uit de inhoud van deze chats naar voren dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verschillende smokkellijnen heeft onderzocht en getest en dat ten behoeve daarvan loodsen in België zijn gehuurd en deze zijn ook gefinancierd. Daarbij is veelvuldig gesproken met en gebruik gemaakt van criminele contacten in Nederland, België, Duitsland en drugsleveranciers in verschillende landen in Zuid-Amerika. Gelet hierop wordt het verweer van de verdediging verworpen.
De rechtbank volgt evenmin het standpunt van de verdediging dat [verdachte] geen betrokkenheid heeft gehad bij de voorbereidingshandelingen die zien op het smokkelen van cocaïne in petroleum coke. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] [verdachte] bij herhaling op de hoogte brengt en houdt van de vorderingen en ontwikkelingen in dit traject. Gelet op de aard van de gesprekken kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij deze voorbereidingshandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de ANØM-gesprekken niet naar voren komt dat [verdachte] betrokken is geweest bij de smokkel van cocaïne in andere goederen. Van dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. De rechtbank sluit voor de pleegperiode aan bij de periode dat [verdachte] gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 8] ’ en ‘ [gebruikersnaam 9] ’, namelijk de periode van 22 januari 2020 tot en met 21 december 2020. [117] [verdachte] zal van het meer ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.6.4
Ten aanzien van feit 2 – Invoer van 10 kilo cocaïne
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 9 februari 2020 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact met elkaar. [medeverdachte 2] stuurt om 18:01 uur een afbeelding door, waarop een stuk aanrechtblad is te zien met daarop een bananendoos. Dit blad komt overeen met het aanrechtblad in de woning van [medeverdachte 2] . [118] [medeverdachte 2] schrijft vervolgens “
Zit 10 kilo in ga zo snuif nemen” gevolgd door een knipoog en een smiley [119] en stuurt daarna een duidelijkere foto van de bananendoos en het betreffende etiket, waarop is te lezen “
Product of Ecuador”. [medeverdachte 2] schrijft “
Deze is goed maat”, waarop [medeverdachte 1] zegt “
Helemaal top maat, dit is super man dit moeten we gelijk gaan opstarten…blij hoor…superrrr”. [medeverdachte 2] stuurt vervolgens foto’s door aan [medeverdachte 1] . [120] De politie stelt op basis van een Duits politieonderzoek vast dat deze foto’s aan de achterzijde van het distributiecentrum annex rijpingslocatie van de firma [bedrijf 1] aan de [adres 6] (nabij Hamburg, Duitsland) zijn gemaakt. [121] Even later vraagt [medeverdachte 1] “
Ze hebben ook heel de pallet naar buiten gebracht of niet?” en “
of één doos om zelf op te snoepen?”, waarop [medeverdachte 2] zegt “
Een doos maat maar pallet is zelfd handeling”. [122]
[medeverdachte 2] heeft op 10 februari 2020 rond hetzelfde tijdstip ook contact met [verdachte] . [medeverdachte 2] stuurt ook aan [verdachte] een foto van een bananendoos met een etiket waarop staat “
Product of Ecuador”. [medeverdachte 2] schrijft vervolgens om 18:07 uur aan [verdachte] “
Wat Denk je maat me .maat neem doos mee zit er 5 bkokken in” gevolgd door een knipoog en een smiley. [verdachte] reageert met “
lekker mooie start”. Vervolgens stuurt [medeverdachte 2] de foto’s van de firma [bedrijf 1] die hij ook aan [medeverdachte 1] heeft gestuurd, waarop [verdachte] zegt dat het goed lijkt en dat hij meteen “
[alias 10]” gaat texten. [123]
Op 7 juni 2021 neemt de politie in de woning van [medeverdachte 3] een mobiele telefoon in
beslag. Op deze telefoon worden onder andere video-opnames aangetroffen van de rijpingslocatie van het bedrijf [bedrijf 1] . De politie ziet op een van deze opnames dat een telefoon wordt gefilmd waarop een video wordt afgespeeld, die op 10 februari 2020 om 08:22:48 uur is opgenomen. De politie ziet op deze video dat twee mannen aan de achterzijde van het bedrijf [bedrijf 1] in [vestigingsplaats] lopen en dat er een bananendoos half op de stoep, half in de bosschages ligt. De mannen lopen naar deze bananendoos toe en de politie hoort dat de man die filmt tegen de andere man in het Duits zegt dat hij de doos moet meenemen. De man pakt vervolgens de doos op en zij lopen samen naar de auto, waarin de doos achterin wordt neergezet. [124]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 10 februari 2020 een hoeveelheid van 10 kilogram cocaïne Nederland hebben ingevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank was hierbij sprake van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank stelt vast dat geen cocaïne in beslag is genomen. Dit betekent dat de rechtbank aan de hand van de in het dossier voorhanden zijnde ANØM-data moet vaststellen of sprake is geweest van de invoer van cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat behoedzaamheid moet worden betracht bij de interpretatie van de in het dossier aanwezige berichten. Anders dan de verdediging, is de rechtbank echter van oordeel dat in de gesprekken, ook wanneer deze behoedzaamheid wordt betracht, onmiskenbaar over de invoer van cocaïne wordt gesproken.
De rechtbank stelt in dit verband allereerst vast dat uit de bewijsmiddelen onder het kopje “Smokkel van cocaïne in bananendozen vanuit Ecuador” volgt dat [medeverdachte 3] samen met [alias 11] op 9 februari 2020 naar Hamburg is afgereisd om in de ochtend van 10 februari 2020 bij [bedrijf 1] te kunnen zien hoe een zogenoemde test pallet wordt gedaan van smokkel van cocaïne vanuit Ecuador naar Hamburg. Dit wordt ook niet door de verdediging betwist, maar de verdediging stelt zich op het standpunt dat het om een lege test ging. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Op basis van de hierboven weergegeven chatberichten, in samenhang bezien met de videobeelden van het bedrijf [bedrijf 1] die op de telefoon van [medeverdachte 3] zijn aangetroffen, staat vast dat [medeverdachte 3] en [alias 11] naar aanleiding van de test een bananendoos hebben meegenomen vanuit Hamburg naar Nederland en dat deze bananendoos vervolgens door [alias 11] bij [medeverdachte 2] is afgeleverd. Ook dit wordt niet door de verdediging betwist. Vastgesteld wordt dat [medeverdachte 2] na ontvangst van de bananendoos via het ANØM-platform contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en [verdachte] . De rechtbank is van oordeel dat de bewoordingen van [medeverdachte 2] in de berichten zodanig concreet en specifiek zijn dat deze slechts voor een uitleg vatbaar zijn, namelijk dat zich in de bananendoos cocaïne bevond. Dat de uitspraken van [medeverdachte 2] in de berichten een grap zouden zijn, zoals door de verdediging wordt bepleit, acht de rechtbank onaannemelijk. De verdediging wijst in dit verband op het feit dat de berichten van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] en [verdachte] dat er 10 kilo respectievelijk 5 blokken inzitten, worden gevolgd door een smiley en een knipoog, maar daaraan komt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen doorslaggevende betekenis toe, nu deze emoticons voor velerlei uitleg vatbaar zijn. Deze uitleg van de verdediging valt ook niet goed te rijmen met de serieuze reacties van [medeverdachte 1] en [verdachte] op de berichten van [medeverdachte 2] , waaruit is af te leiden dat de door [medeverdachte 2] ontvangen bananendoos een belangrijk ijkpunt is in de voorbereiding voor de smokkellijn van cocaïne van Ecuador naar Hamburg. De rechtbank merkt op dat de vraag van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of alleen “
één doos om zelf op te snoepen” naar buiten is gebracht bevestigt dat zich in de bananendoos cocaïne bevond. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat concrete aanknopingspunten voor een andere interpretatie van de gesprekken niet uit het dossier naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.6.5
Ten aanzien van feit 4 - het treffen van voorbereidingshandelingen betreffende de handel in synthetische drugs
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit het ANØM berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en andere ANØM-gebruikers komt het volgende naar voren.
1.
Trajecten met MDMA
-
Weer draaien
Op 4 september 2020 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij weer gaat draaien en dat de prijzen weer stijgen. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat ook wel weer wil oppakken, iets in die branche en vervolgens “
Veel vraag naar M en pillen maat”. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat [verdachte] heeft gezegd “
dat Julie nog olie hadden” en verder dat hij alleen voor “
b” heeft. [medeverdachte 1] schrijft daarna dat [medeverdachte 2] een goed belegde boterham heeft als hij het strak aanpakt en dat hij gewoon standpunt moet houden met de prijs. [125]
De politie treft op 7 juni 2021 op het woonadres van [medeverdachte 2] een document aan achter een schilderij met daarop een tekst in de Engelse taal. Een materiedeskundige van de politie stelt vast dat dit een recept betreft, waarin in 4 stappen de productie van MDMA vanuit de pre-precursor helional wordt beschreven. [126]
-
Laswerk aan container
Op 27 maart 2020 vraagt [medeverdachte 3] aan de onbekend gebleven gebruiker van het ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 14] ’ met gebruikersnaam “ [alias 19] ” of hij een lasser heeft. [medeverdachte 3] zegt dat hij binnenkort een nodig heeft. Op 31 maart 2020 vraagt [medeverdachte 3]
aan [naam 4] of hij een lasser heeft om een koelcontainer open te maken, te vullen en dicht te doen. [medeverdachte 3] schrijft “
Onze taak is loods lasser”. [127] Op 5 april 2020 vindt vervolgens een gesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 3] zegt “
Laat me aub weten lasser”, waarop [medeverdachte 1] zegt “
Lasser vraag eerst [alias 7] die man is zowiezo beste maat” en “
Anders vraag ik iemand”. [128] Op 6 april 2020 en 7 april 2020 spreken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] met elkaar over de zoektocht naar een lasser. [129] Op 7 april 2020 heeft [medeverdachte 3] vervolgens een gesprek met [naam 4] , waarin hij zegt dat hij een lasser aan het regelen is. [medeverdachte 3] en [naam 4] overleggen daarnaast over de mogelijkheden dat de lasser beschikking heeft over stroom om te werken. Zij spreken af om een generator te huren, zodat zij niemand anders iets hoeven te vragen en ook niet het risico lopen dat er iemand komt kijken. [130] Diezelfde dag schrijft [medeverdachte 3] aan [verdachte] “
Maat hebben lasser nodig voor hier om oude koelcontainer open te maken vullen en dicht te doen begreep van [alias 1] dat jij iemand weet?” [verdachte] vraagt om een foto van de binnenkant en [medeverdachte 3] zegt dat hij een foto gaat regelen en verder “
Moeten rondjes in”. Ook legt [medeverdachte 3] uit hoe de winst verdeeld is. [131] Op 7 april 2020 schrijft [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] “
moet foto binnenkant container hebben”. [medeverdachte 5] zegt dat zij die foto morgen wel hebben. [132] Op 15 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] aan [verdachte] een foto van de binnenzijde van een container en vraagt aan [verdachte] of de lasser daaraan kan werken. [133] In de periode van 13 mei 2020 tot en met 16 mei 2020 vindt vervolgens een gesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] , waarin wordt gesproken over de demontage van de vloer van een container. [134]
De politie verwoordt in het proces-verbaal dat de term rondjes in het criminele circuit een benaming is voor xtc-tabletten (MDMA).
-
Voorraad M [medeverdachte 1] en [verdachte]
Op 6 juni 2020 bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] het plan om een grote machine te transporteren met daarin “
keta” of “
M”. [medeverdachte 1] zegt vervolgens “
Maar M focus is happy procduct en low in kost” en “
we hebben nog voorraadje, dus komt lekker uit als we die naar een mooie prijs cashen zijn we weer blij maat”. [135]
Op 3 januari 2021 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven gebruiker van ANØM-account ‘ [gebruikersnaam 15] ’ en gebruikersnaam “
[alias 20]”. [alias 20] bevindt zich op basis van zijn telecomgegevens in Australië. [136] [alias 20] zegt dat hij klanten heeft maar geen product. [medeverdachte 1] zegt dat zij snel kunnen starten en verder dat de prijzen van “
M” enorm gestegen zijn en dat er moeilijk aan te komen is. Ook schrijft [medeverdachte 1] dat hij en [verdachte] een kleine voorraad hebben, die zij aan [alias 20] willen sturen, waarbij zij alle controles ontwijken. [137]
2.
Trajecten met LSD
10K zegels 250 umg
Op 2 juli 2020 vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , waarin [verdachte] vraagt wat die “
witte rommel” kost die ze van kabouter hebben. [verdachte] zegt dat hij “
7k” kan verkopen aan “
flip”, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij de prijs ook wel weet en verder dat “
Needle point 25” het type is. [138]
Needle Point 25 is een term in de criminele drugswereld wordt gebruikt voor de sterkte van een LSD zegel. [139]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 5] op verschillende plaatsen binnen en buiten Nederland voorbereidings- en bevorderingshandelingen hebben verricht voor de internationale handel in MDMA en LSD. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 5] zich in de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met deze handelingen hebben bezig gehouden.
Hieronder zal de rechtbank de verweren bespreken die de verdediging heeft gevoerd ten aanzien van de verschillende trajecten.
-
MDMA
De rechtbank onderschrijft de uitleg die de politie heeft gegeven aan de term “M” die in de chatgesprekken wordt gebruikt. De rechtbank gaat er dus vanuit dat [verdachte] met zijn medeverdachten en andere ANØM-gebruikers communiceerde over MDMA. Deze duiding is in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere Opiumwetzaken, de omstandigheid dat middels versleutelde berichten is gecommuniceerd, de samenhang tussen de chatberichten en de verdere termen die in de chatberichten worden gebruikt. Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere verdovende middelen wordt gesproken dan MDMA ontbreken. [verdachte] heeft ook niet ontkend of ontkracht dat de chatberichten over MDMA gaan. [verdachte] heeft zich namelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Dat laatste benoemt de rechtbank niet “om een bewijsgat te dichten”, maar als argument om geen andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten dan de meest voor de hand liggende.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkenheid van [verdachte] bij het onderdeel “
Weer draaien” niet kan worden vastgesteld en spreekt verdachte van dat onderdeel vrij.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gesprekken, zoals weergegeven onder “
Laswerk aan container” onvoldoende concreet zijn om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen en zij stelt zich daarnaast ook op het standpunt dat [verdachte] hierbij niet betrokken is geweest. De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de chatberichten, zoals hierboven weergegeven, volgt dat [medeverdachte 1] door [medeverdachte 3] wordt benaderd voor een lasser, waarop [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] vervolgens verwijst naar [verdachte] . [medeverdachte 3] heeft daarna uitgebreid contact met [verdachte] .
Uit de gesprekken tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] komt naar voren dat de vloer van een koelcontainer moet worden opengemaakt, gevuld en weer dichtgemaakt moet worden ten behoeve van de smokkel van xtc-pillen. [medeverdachte 3] stuurt op verzoek van [verdachte] ook een foto van de binnenzijde van een container. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gesprekken voldoende concreet, gedetailleerd en duidelijk om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen en staat ook de betrokkenheid van [verdachte] bij dit onderdeel in voldoende mate vast.
-
LSD
De rechtbank stelt vast dat uit de onder “
10K zegels 250 umg” weergeven chatgesprekken naar voren komt dat [verdachte] met [medeverdachte 1] spreekt over de verkoop van een voorraad LSD, waarbij specifieke onderwerpen, zoals de prijs en het type LSD aan de orde komen. Deze gesprekken zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voor een andere uitleg vatbaar dan dat deze gaan over de handel in LSD. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de gesprekken voldoende concreet zijn om te kunnen spreken van daadwerkelijke, concrete voorbereidingshandelingen. Ook staat gelet op de inhoud van de gesprekken in voldoende mate vast dat [verdachte] betrokken is geweest bij de voorbereiding en bevordering van de handel in LSD.
-
amfetamine en metamfetamine
De rechtbank acht, evenals de verdediging, niet bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van amfetamine en metamfetamine. [verdachte] zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat [verdachte] van de onderdelen amfetamine en metamfetamine wordt vrijgesproken.
De rechtbank sluit voor de pleegperiode aan bij de periode dat [verdachte] gebruiker is geweest van de ANØM-accounts ‘ [gebruikersnaam 8] ’ en ‘ [gebruikersnaam 9] ’, namelijk de periode van 7 april 2020 tot en met 21 december 2020. [verdachte] zal van het meer ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.6.6
Ten aanzien van feit 1 - deelname aan een criminele drugsorganisatie
Beoordelingskader
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b Ow, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met verdovende middelen. Dit betreft een lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 11b Ow is in essentie dezelfde toets noodzakelijk aan de (juridische) kaders die gelden bij artikel 140 Sr.
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met althans bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugs gerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugs gerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Overwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit verschillende personen, dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven in het kader van de internationale handel in cocaïne en synthetische drugs. [verdachte] kan worden gekwalificeerd als een deelnemer van deze organisatie.
Uit het berichtenverkeer komt naar voren dat [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] gedurende langere tijd gebruik maken van PGP-telefoons, waarmee zij via het beveiligde ANØM-platform veelvuldig versleutelde berichten en spraakberichten met stemvervorming naar elkaar sturen. Verdachten wisselen hierbij regelmatig van ANØM-accounts en gebruiken in de onderlinge communicatie gebruikersnamen en bijnamen die niet direct naar henzelf zijn te herleiden.
De vele berichten hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de voorbereiding en bevordering van trajecten die zien op de inkoop, smokkel en ook de bewerking van cocaïne en de productie en handel in synthetische drugs. Daarnaast wordt ook gesproken over de invoer van cocaïne. [verdachte] en zijn medeverdachten houden elkaar op het ANØM-platform intensief op de hoogte van de ontwikkelingen en hebben onderlinge afstemming over de activiteiten, waarbij zij steeds het bereiken van het gemeenschappelijke doel voor ogen hebben, namelijk de voorbereiding van de handel in cocaïne en synthetische drugs en de invoer van cocaïne. In de vele gesprekken wordt gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik en gefingeerde namen. [verdachte] en zijn medeverdachten maken via het ANØM-platform ook afspraken om elkaar te ontmoeten voor nader overleg, waarbij zij cryptische omschrijvingen gebruiken voor een ontmoetingsplaats. De politie ziet tijdens verschillende observaties dat er ontmoetingen plaatsvinden in de woning van [medeverdachte 2] , maar ook op openbare plekken, zoals parkeerplaatsen. Zo vindt op 29 september 2020 een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] en op 26 oktober 2020 tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [verdachte] . [140]
Uit de aard van de onderlinge communicatie en berichtgeving blijkt dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere rolverdeling en vorm van hiërarchie. Uit de berichtgeving volgt dat [medeverdachte 1] een leidinggevende rol had, waarbij hij anderen aanstuurde en ook initiatief nam. [medeverdachte 1] onderhoudt het contact met drugscriminelen in Zuid-Amerika, waar hij zelf ook geruime tijd verblijft en verschillende smokkellijnen onderzoekt en probeert op te zetten. [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben binnen de groep een min of meer gelijkwaardige positie, maar handelen ieder vanuit een eigen rol. [medeverdachte 3] houdt zich met name bezig met de logistieke zaken rondom de voorbereiding en bevordering van de productie van en handel in cocaïne en synthetische drugs. Zo bezoekt [medeverdachte 3] locaties in Duitsland en België en regelt hij betalingen aan criminele contactpersonen. Daarnaast houdt [medeverdachte 3] zich ook bezig met de uithaal van 10 kilogram cocaïne in Duitsland en de invoer daarvan in Nederland. Ook [medeverdachte 2] houdt zich naast de invoer van de cocaïne bezig met de logistieke kant van de voorbereiding en bevordering van de handel in verdovende middelen, waarbij voor hem ook een rol is weggelegd wat betreft het bewerken van cocaïne. [verdachte] is steeds onderdeel van het overleg over de verschillende voorbereidingshandelingen en de invoer van cocaïne, waarbij hij zich met name bezighoudt met het regelen van de financiële zaken en ook een coördinerende rol op zich neemt. Uit het berichtenverkeer komt daarnaast naar voren dat ook [medeverdachte 5] een bijdrage levert aan het samenwerkingsverband, zij het vanuit een meer faciliterende rol. Zo voert [medeverdachte 5] in opdracht van [medeverdachte 3] klussen uit voor het samenwerkingsverband, zoals het maken van foto’s van de locatie in Arendonk ten behoeve van het opzetten van een cocaïne wasserij en de binnenzijde van een container voor de smokkel van MDMA. Tot slot levert ook [medeverdachte 4] een actieve bijdrage aan het samenwerkingsverband. [medeverdachte 4] heeft veelvuldig contact met [medeverdachte 1] over mogelijke smokkeltrajecten voor cocaïne en hij voert met [medeverdachte 1] en ook zijn medeverdachten gesprekken die zien op voorbereidingshandelingen van de smokkel van synthetische drugs.
Dat sprake is van een duurzaam samenwerkingsverband wordt ook bevestigd door het feit dat [medeverdachte 1] in de gesprekken uitspraken doet, zoals “
in eigen circel houden” en “
need to stay in our trust circle”. [141] [medeverdachte 3] doet vergelijkbare uitspraken. Zo zegt hij “
Hebben toch mooi clubje” en spreekt hij over “
onze club”. [142]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet op het voorgaande en de inhoud van de overige bewijsmiddelen zal de rechtbank in de bewezenverklaring de pleegperiode voor wat betreft de deelneming van [verdachte] aan de criminele organisatie vaststellen op de periode van 22 januari 2020 tot en met 21 december 2020.
4.6.7
Ten aanzien van feit 5 – het voorhanden hebben van pistolen en munitie
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 7 juni 2021 treft de politie bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] aan de [adres 1] en zijn naastgelegen paardenstal op diverse locaties munitie aan. [143]
Ook treft de politie in de zadelkamer van de paardenstal een toilettas aan met daarin een revolver van het merk Smith Wesson en daarnaast ook munitie. [144]
Nader onderzoek aan het wapen door het team Forensische Opsporing van de Landelijke Eenheid wijst uit dat de revolver is te kwalificeren als een wapen, zoals bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie (WWM). Verder zijn de aangetroffen kogel- en hagelpatronen munitie in de zin van categorie III van de WWM. [145]
[verdachte] is op het moment van de doorzoeking in het bezit van een geldige jachtakte.
Oordeel van de rechtbank
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, WWM is allereerst vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij [verdachte] van de aanwezigheid van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat [verdachte] de feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
[verdachte] erkent dat hij munitie voorhanden heeft gehad. [verdachte] verklaart verder dat hij de munitie gelet op zijn jachtakte ook voorhanden mocht hebben, maar dat hij de munitie die buiten de kluis is aangetroffen niet op de juiste manier heeft bewaard. Ten aanzien van de revolver en de munitie die in de zadelkamer zijn aangetroffen, verklaart [verdachte] , zoals de rechtbank begrijpt, dat hij dit wapen herkent als het wapen van zijn overleden vader en dat hij niet wist dat dit wapen zich in een tas in de zadelkamer van zijn paardenstal bevond.
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] over de aanwezigheid van het wapen en bijbehorende munitie in de zadelkamer niet onaannemelijk. Deze verklaring wordt ook niet weerlegd door andere uit beschikbare bewijsmiddelen blijkende omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet hierop niet onaannemelijk dat bij [verdachte] geen sprake is geweest van enige mate van bewustheid van de aanwezigheid van het wapen en bijbehorende munitie en dat de vader van [verdachte] hiervoor verantwoordelijk had moeten worden gehouden.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] de Smith & Wesson revolver (IBN-code BE015.06.02.001) en de bij die revolver aangetroffen munitie (IBN-code BE015.06.02.001) voorhanden heeft gehad en zal [verdachte] daarvan vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de overige ten laste gelegde munitie van categorie III wel voorhanden heeft gehad en acht in zoverre wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van periode van 22 januari 2020 tot en met 21 december 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hem, [verdachte] , en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet;
feit 2
hij op 10 februari 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht - al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet - een totale hoeveelheid van (ongeveer) 10 kilogram, althans een hoeveelheid, (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2020 tot en met 21 december 2020 in Nederland en/of in Duitsland en/of in België tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of - (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de invoer van cocaïne - waaronder de invoer van cocaïne in bananendozen vanuit Ecuador en/of Colombia (via Duitsland) en/of de invoer van cocaïne door middel van petcoke - en/of het (verdere) vervoer en/of het uithalen en/of het terugwinnen en/of het (af)leveren van die cocaïne en/of de (verdere) handel in die cocaïne en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) (een) ontvanger(s)/uithaler(s) en/of (een) kok (s)/laborant(en) en/of (een) deklading(en) en/of (een) container(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of ingezet en/of in laten zetten en/of
- (hiertoe) een of meer (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/uitwas)locaties - waaronder een loods op/aan de [adres 3] en/of een loods op/aan de [adres 2] - geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (aanvoer-/ontvangst-/uithaal-/ uitwas)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (in of omstreeks de periode van 16 februari 2020 tot 20 maart 2020) een totale hoeveelheid van 200 kilogram - waarvan een hoeveelheid van 33 kilogram voor [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) -, althans een hoeveelheid, cocaïne in bananendozen per schip vanuit Colombia naar Hamburg (D) laten vervoeren en/of (vervolgens) aldaar uit laten laden en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een) berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een) (aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s) en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of laten maken;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 21 december 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) LSD, zijnde MDMA en/of LSD (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) - niet zijnde cocaïne - als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan [verdachte] en/of [verdachte] mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, [verdachte] , en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- informatie ingewonnen/gedeeld en/of gechat en/of gesprekken/besprekingen gevoerd en/of overlegd over trajecten en/of methodes betreffende de in- en/of uitvoer van (een of meer van) bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (de uitvoering van) het productieproces en/of het (verdere) vervoer van (een of meer van) genoemde middelen en/of de (verdere) handel in (een of meer van) die middelen en/of
- (een of meer van) voornoemde trajecten en/of methodes (vervolgens) opgestart en/of (deels) gefinancierd en/of getest en/of laten testen en/of gecoördineerd en/of laten coördineren en/of
- (hiertoe) een of meer (lab-/productie-/opslag)locaties geregeld en/of gefinancierd en/of ter beschikking gehad en/of gebruikt en/of laten gebruiken en/of (een) (andere) (lab-/productie-/ opslag)locatie(s) gezocht en/of laten zoeken en/of
- (hiertoe) (een) (koel)container(s) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of een lasser en/of (een) draaier(s) gezocht en/of geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gehad en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar (onder meer) middels (een)
berichtenplatform(s) en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s) gecommuniceerd en/of
contact gehad en/of gehouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een)
ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of (een)
(aan)betaling(en) verricht en/of zich garant gesteld en/of met (een) leverancier(s)
en/of (een) (potentiële) besteller(s)/afnemer(s) contact gehad en/of gehouden en/of
(een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of laten maken;
feit 5
hij op 07 juni 2021 te Herpt, gemeente Heusden, kogel- en/of hagelpatronen (IBN-codes BE015.02.03.002, BE015.02.03.003, BE015.02.03.004, BE015.02.03.005, BE015.04.01.002, BE015.07.02.011 en BE015.06.03.001), althans munitie, van categorie III voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- het artikel 47 Sr,
- de artikelen 2, 10, 10a, en 11b OW
- artikel 55 van de WWM.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een
misdrijf als bedoeld in artikel 10 vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feiten 3 en 4
telkens het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 5
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar en een geldboete van € 80.000,--.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, met een fors voorwaardelijk deel en eventueel een werkstraf. De verdediging heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand en de rol die hij heeft binnen zijn bedrijf. De verdediging bepleit dat bij het bepalen van de straf ook rekening moet worden gehouden met het nadeel dat door de media-aandacht voor verdachte is veroorzaakt. Daarnaast moeten in aanmerking worden genomen de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken over de invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en synthetische drugs. De verdediging verzoekt tot slot om geen boete op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met anderen deel uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband dat zich langere tijd heeft beziggehouden met het treffen van voorbereidingen voor de productie van en handel in cocaïne en synthetische drugs en ook de import van 10 kilogram cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland. Het betreft een professionele organisatie waarbinnen verschillende deelnemers vanuit diverse uitvoerende rollen een bijdrage leveren aan het samenwerkingsverband. [verdachte] hield zich bezig met het regelen van de financiële zaken en heeft ook coördinerende rol op zich genomen in de voorbereiding en bevordering van de productie van en handel in cocaïne en synthetische drugs en de uithaal van 10 kilogram cocaïne in Duitsland en de invoer daarvan in Nederland. Er was sprake van meerdere smokkellijnen en de organisatie was voortdurend bezig om de lijnen te optimaliseren en nieuwe smokkelmethodes te ontwikkelen met het oog op veelvuldige leveringen van drugs vanuit Zuid-Amerika naar Nederland en andere landen.
Daarnaast heeft verdachte munitie in zijn woning voorhanden gehad.
Het motief voor de strafbaarstelling van de handel in verdovende middelen is onder meer gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid en tot ernstige verslavingsproblematiek kan leiden met alle gevolgen van dien. De drugshandel en het gebruik van drugs gaat bovendien veelal gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. [verdachte] heeft hier geen oog voor gehad en is kennelijk puur gericht geweest op financieel voordeel voor zichzelf. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Ook heeft [verdachte] munitie voorhanden gehad die hij niet op de voorgeschreven wijze heeft opgeslagen. Dit handelen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en tast de veiligheid van de samenleving ernstig aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van [verdachte] van 4 mei 2023, waaruit blijkt dat [verdachte] eerder (maar niet recent) is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank weegt dit strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook gelet op het Voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 16 januari 2024. Daaruit komt naar voren dat [verdachte] geen hulpvraag heeft. De Reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Naast oplegging van een langdurige gevangenisstraf acht de rechtbank oplegging van een geldboete geboden nu [verdachte] ten koste van andere belangen slechts zijn persoonlijk financieel gewin heeft nagestreefd.
De rechtbank ziet aanleiding de straf te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Iedere verdachte heeft het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Dit is vastgelegd in artikel 6 EVRM. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van deze termijn. De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte de verwachting kan hebben dat hij wordt vervolgd vanwege een bepaald strafbaar feit. De datum van de inverzekeringstelling op 7 juni 2021 neemt de rechtbank als uitgangspunt voor het moment dat [verdachte] in redelijkheid deze verwachting kon hebben. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de strafzaak binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is begonnen afgerond moet zijn met een eindvonnis, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Nu op 9 april 2024 vonnis wordt gewezen, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn met bijna tien maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 96 maanden passend en geboden, maar zal deze vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf van 86 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest. De geldboete zal de rechtbank matigen tot € 72.000,--. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen aanleiding om met ingang van heden de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om met ingang van heden het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, zoals door de verdediging is verzocht.
7.5
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klassieke beslag op de verschillende geldbedragen, een IWC-horloge, een Mustang en een Corvette, zoals vermeld op de verzamelbeslaglijst, moet worden opgeheven. Het conservatoire beslag moet wel worden gehandhaafd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de geldbedragen, het IWC-horloge en de Mustang aan verdachte moeten worden teruggegeven. De Corvette moet aan de moeder van verdachte worden teruggeven, omdat deze op haar naam staat.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de op de verzamelbeslaglijst vermelde geldbedragen en goederen te weten een IWC-horloge, een Mustang en een Corvette. Op deze geldbedragen en goederen is naast klassiek beslag ook conservatoir beslag gelegd, zodat de geldbedragen en de goederen in geval van een beslissing tot teruggave aan verdachte, en dus opheffing van het klassiek beslag, feitelijk niet aan de [verdachte] zullen worden teruggegeven.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing artikelen 23, 24c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de
Opiumwet;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feiten 3 en 4, het misdrijf:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 5, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
86 (zesentachtig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 72.000 (zegge: tweeënzeventigduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
(358) driehonderdachtenvijftig dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
-
gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte verzamelbeslaglijst genoemde geldbedragen en voorwerpen onder de nummers BE01 5.01.01.001, BE01 5.01.01.002, BE01 5.01.01.003, BE01 5.01.01.004, BE015.01.01.005, BE01 5.01.01.007, BE015.02.01.001, BE015.01.01.002.001, BE015.01.01.005.001, BE01 5.01.01.005.002, BE01 5.01.01.003.001, BE01 5.01.01.003.003, BE01 5.01.01.003.004, BE01 5.01.01.003.005, BE01 5.01.01.003.006, BE01 5.01.01.003.007, BE01 5.08.01.001 en BE01 5.08.01.003.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

3.Vgl. HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192, r.o. 5.2.2
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met nummer 26DOES/LENCA20017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 14-32
6.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 33-35
7.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina 49
8.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 36-42
9.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 2, pagina’s 43-48
10.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 17-24
11.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 26-30
12.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 32-38
13.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 40-46
14.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 48-50
15.Persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina’s 50/1-50/5
16.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 27-38
17.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina 39
18.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina 40
19.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 41-45
20.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 46-51
21.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 28-30
22.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 3, pagina’s 30-33
23.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 17-25
24.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 37-44
25.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 26-34
26.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 46-53
27.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 10, pagina’s 85-92
28.Persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina’s 18-29
29.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 13-17
30.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 29-35
31.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 19-27
32.Persoonsdossier [medeverdachte 5] , bijlage 3, pagina’s 37-39
33.Persoonsdossier [medeverdachte 6] , bijlage 3, pagina’s 117-126
34.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 109
35.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 130-131
36.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina 3, 6, 7 en 9
37.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 3, pagina’s 244-247
38.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 11, pagina’s 579-580
39.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 315
40.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 142-144
41.[alias 11] is de maat van [medeverdachte 2] en wordt in de gesprekken ook [alias 5] , [alias 5] of [alias 13] genoemd.
42.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 5, pagina’s 309-310
43.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 11, pagina 580-581
44.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina’s 19-20
45.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 145-146
46.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 147-149
47.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 11, pagina 581
48.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 12, pagina 625
49.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 12, pagina 626
50.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 317
51.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina 26
52.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina’s 60-61
53.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 4, pagina 294
54.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 4, pagina 295
55.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 4, pagina 296
56.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 459-460
57.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 165
58.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 478-480
59.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 325
60.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 4, pagina 300
61.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 180
62.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 11, pagina 599
63.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina 61
64.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina 484
65.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 23, Proces verbaal van bevindingen, pagina’s 832-833
66.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 329
67.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina 487
68.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 333
69.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 334
70.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 7, pagina’s 374-375
71.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina 67
72.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina’s 338-339
73.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina’s 343-344
74.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina 508
75.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 103-104
76.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 24, Proces-verbaal van bevindingen interpretatie documenten 26Does, pagina’s 847-849
77.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 139-141
78.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 132-133
79.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 461-463
80.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 10, pagina’s 567-569
81.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 469-470
82.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 10, pagina’s 569-570
83.Zaaksdossier cocaïne, pagina 49
84.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 472-473
85.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 21, Proces-verbaal van bevindingen Digitaal/tactische onderzoek, pagina 801
86.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 7, pagina’s 368-369
87.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 9, pagina’s 528-529
88.Zaaksdossier cocaïne, pagina 50
89.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina’s 323-324
90.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 176
91.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 328
92.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 1, pagina 61
93.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 8, pagina’s 485-486
94.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 4, pagina 303
95.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 9, pagina 548
96.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 112
97.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 150 en 152
98.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 164
99.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 166
100.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 13, pagina’s 672-673; [naam 4] maakt op het ANOM platform gebruik van de gebruikersnaam ‘ [alias 21] ’ met het account [gebruikersnaam 2] .
101.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina 679
102.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina 679-681
103.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 7, pagina 368
104.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 323 en 324
105.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 327-328
106.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 3, pagina 259
107.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 176
108.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina 689
109.Zaaksdossier cocaïne, pagina 60
110.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina 693
111.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 13, pagina 673
112.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina 713
113.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 6, pagina 346
114.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 14, pagina’s 719-720
115.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 17, pagina 739
116.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6555
117.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, Proces-verbaal identificatie, pagina 17
118.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 22, Proces-verbaal van bevindingen vergelijking foto’s, pagina 830
119.Aanvullend stuk dat door de officier van justitie ter zitting is overgelegd en als bijlage is gevoegd bij het proces-verbaal van de zitting.
120.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 153-156
121.Proces-verbaal 1e aanvulling einddossier 26Does, pagina 10
122.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina 157
123.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 11, pagina’s 588-592
124.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 21, Proces-verbaal van bevinden Digitaal/tactische onderzoek, pagina’s 824-825
125.Zaaksdossier cocaïne, bijlage 2, pagina’s 212-213
126.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 7, Proces-verbaal van bevindingen BRIEFJE MDMA PRODUCTIE en COCAÏNE, pagina 81 en Proces-verbaal van bevindingen interpretatie documenten 26Does, pagina 83
127.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 30
128.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 33
129.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina’s 35-36
130.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 37
131.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 37-38
132.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 36
133.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 40
134.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina 41
135.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina’s 46-47
136.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 20
137.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 2, pagina’s 47-48
138.Zaaksdossier synthetische drugs, bijlage 5, pagina 66
139.Zaaksdossier synthetische drugs, pagina 9
140.Persoonsdossier [verdachte] , bijlage 3, pagina’s 17-20
141.Zaaksdossier criminele organisatie, bijlage 3, pagina 14 en pagina 33
142.Zaaksdossier criminele organisatie, bijlage 3, pagina 34 en pagina 37
143.Zaaksdossier vuurwapens, bijlage 9, Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina’s 122 en 131-133
144.Zaaksdossier vuurwapens, bijlage 8, Proces-verbaal van bevindingen, pagina 118 en bijlage 10, Proces-verbaal forensisch onderzoek bij assistentie doorzoeking [adres 1] , pagina 141
145.Zaasksdossier vuurwapens, bijlage 12, Proces-verbaal Onderzoek wapen, pagina’s 150-153